ECLI:NL:RBNHO:2022:4094

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
C/15/326127 / HA ZA 22-176
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op benaderen van relaties en voorschot op schadevergoeding in geschil tussen Interflow B.V. en gedaagden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 mei 2022 een vonnis gewezen in een incident tussen de besloten vennootschap Interflow B.V. en meerdere gedaagden. Interflow vorderde onder andere een verbod voor de gedaagden om gedurende de duur van het geding de relaties van Interflow te benaderen, alsook een voorschot op schadevergoeding van € 33.695,65. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de gedaagden onrechtmatig handelden door bedrijfsgevoelige informatie van Interflow te gebruiken voor hun eigen concurrerende onderneming. De rechtbank wees de vordering tot het verbod op benaderen van relaties van Interflow toe, maar wees de vordering tot vernietiging van documenten af, omdat deze een definitief karakter had. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schadevergoeding en legde een dwangsom op voor het geval zij niet aan de veroordelingen zouden voldoen. De zaak zal op 15 juni 2022 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/326127 / HA ZA 22-176
Vonnis in incident van 4 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERFLOW B.V.,
gevestigd te Bunnik,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. P.H. Mahieu te 's-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. H.G.R. Meulmeester te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Interflow en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, met 21 producties;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Interflow vordert, kort gezegd, dat de rechtbank [gedaagden] :
(i) veroordeelt om documenten, voorwerpen, materialen en bestanden te vernietigen;
(ii) veroordeelt om de contractuele relaties die zij onderhoudt met relaties van Interflow te beëindigen;
(iii) verbiedt om personeel van Interflow te benaderen;
(iv) veroordeelt om een bedrag van € 33.695,65 te betalen;
(v) veroordeelt tot vergoeding van de schade van Interflow, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
2.2.
Interflow voert hiertoe, kort gezegd, aan dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tijdens hun dienstverband bij Interflow bedrijfsgevoelige informatie hebben gedownload van de server van Interflow en opgeslagen op een of meer USB-sticks. Deze informatie gebruiken zij voor de exploitatie van de met Interflow concurrerende onderneming van [gedaagde 3] , waarvan zij de middellijk bestuurder zijn. De gekopieerde bestanden en alle materialen (gegevensdragers e.d.) waar deze zijn opgeslagen, dient [gedaagden] te vernietigen, zodanig dat de betreffende gegevens onbruikbaar worden.
Daarnaast heeft [gedaagden] met gebruikmaking van de onrechtmatig van Interflow verkregen informatie relaties (klanten) van Interflow benaderd en hij dreigt hiermee in de toekomst door te gaan.
heeft bovendien verschillende personeelsleden van Interflow die beschikken over belangrijke technische kennis, ertoe bewogen hun dienstverband bij Interflow te beëindigen en in dienst te treden bij [gedaagde 3] .
[gedaagden] handelt door dit alles onrechtmatig jegens Interflow en is daarom gehouden de door Interflow hierdoor geleden schade te vergoeden. Tot deze schade behoren de kosten die Interflow heeft moeten maken die zien op twee in opdracht van Interflow gevoerde onderzoeken naar de ontvreemding van de bedrijfsgevoelige informatie en het onrechtmatig gebruik daarvan. Het in totaal met deze onderzoeken gemoeide bedrag is € 33.695,65.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Interflow vordert,kort gezegd, dat de rechtbank bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagden] :
(i) veroordeelt om documenten, voorwerpen, materialen en bestanden te vernietigen;
(ii) veroordeelt om de contractuele relaties met relaties van Interflow te beëindigen;
(iii) verbiedt om personeel van Interflow te benaderen en daarmee contact op te nemen of te onderhouden;
(iv) veroordeelt om een bedrag van € 33.695,65 te betalen.
3.2.
Interflow voert hiertoe, kort gezegd, aan dat het voldoende aannemelijk is dat de in de hoofdzaak door Interflow ingestelde vorderingen zullen worden toegewezen en dat zij een spoedeisend belang heeft bij de toewijzing van de in dit incident ingestelde vorderingen.
3.3.
[gedaagden] voert verweer op, kort gezegd, de navolgende gronden. Het is niet aannemelijk dat de in de hoofdzaak ingestelde vorderingen zullen worden toegewezen. Interflow heeft daarnaast geen spoedeisend belang bij de in het incident ingestelde vorderingen. De gevorderde voorlopige voorzieningen zijn nagenoeg gelijk als de in de hoofdzaak ingestelde vorderingen.
De arbeidsovereenkomsten op basis waarvan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor Interflow werkzaam waren, bevatten geen concurrentie- relatie- of anti- ronselbeding. Er is geen grond om na de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] alsnog dergelijke beperkingen op te leggen. Van onrechtmatige concurrentie door [gedaagden] , althans door [gedaagde 3] , is daarom geen sprake. [gedaagde 3] heeft bij haar acquisitie naar klanten en opdrachten geen gebruik gemaakt van de op de betreffende usb-stick zich bevindende en van Interflow afkomstige informatie, aldus [gedaagden]
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Tijdens een aanhangig geding kan iedere partij vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering. Het moet daarbij gaan om een maatregel met een tijdelijk karakter, geldend voor de duur van het geding. De incidentele vordering kan echter ook strekken tot toewijzing van hetgeen in de hoofdzaak wordt gevorderd, of van een gedeelte daarvan. [1] Dat de vorderingen in dit incident nagenoeg gelijkluidend zijn aan die in de hoofdzaak, staat niet aan toewijzing in de weg.
Voor het treffen van een dergelijke voorlopige voorziening is vereist dat, na afweging van de wederzijdse belangen, van Interflow niet kan worden gevergd dat zij de afloop van de bodemzaak afwacht. Hiervan kan sprake zijn indien voldoende aannemelijk is dat de rechtbank in de bodemzaak op basis van de door Interflow aangevoerde stellingen tot een toewijzend vonnis zal komen. De rechtbank grondt haar beslissing over het al dan niet treffen van de voorlopige voorziening op een voorlopig oordeel over het in de hoofdzaak lopende geschil. Voor een nader (feiten) onderzoek bijvoorbeeld het horen van getuigen of is in deze procedure in beginsel geen plaats. Voor een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom is in verband met het restitutierisico meestal slechts plaats indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
Met inachtneming van het voorgaande wordt als volgt overwogen.
4.2.
De incidentele vordering onder (i) komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat deze een definitief karakter heeft. Immers, gevorderd wordt dat [gedaagden] overgaat tot het vernietigen van materialen en gegevens e.d. De vordering behelst daarmee geen voorziening voor de duur van dit geding. De vordering onder (i) ligt voor afwijzing gereed.
4.3.
Met betrekking tot de overige vorderingen wordt als volgt overwogen. De vordering onder (ii) betreft een gebod aan [gedaagden] c.q. [gedaagde 3] , om zakelijke relaties met relaties van Interflow te beëindigen en beëindigd te houden voor een periode van twee jaar. De vordering onder (iii) betreft een verbod om contact op te nemen c.q. te onderhouden met personeelsleden van Interflow. Het petitum van de dagvaarding vermeldt daarbij geen termijn. Gelet op de aard van dit incident begrijpt de rechtbank dat Interflow bij de vorderingen onder (ii) en (iii) heeft bedoeld dat het gevorderde gebod c.q. verbod slechts wordt opgelegd voor de verdere duur van deze procedure.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat de arbeidsovereenkomsten die destijds tussen Interflow enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds zijn gesloten, geen concurrentie- relatie- of anderszins beperkend beding bevatten. Dit brengt mee dat het hen in beginsel vrij staat om na beëindiging van het dienstverband bij Interflow middels de door hen opgerichte vennootschap “ [gedaagde 3] ” zelfstandig actief te blijven in dezelfde branche als Interflow, ook wanneer sprake is van directe concurrentie. Slechts in geval van bijkomende omstandigheden is sprake van onrechtmatig handelen.
4.5.
Wat betreft deze bijkomende omstandigheden vindt de rechtbank van belang dat [gedaagden] heeft erkend dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan het einde van hun dienstverband bij Interflow bedrijfsgevoelige informatie van Interflow van haar server hebben gedownload en op een eigen USB-stick hebben opgeslagen. Wat [gedaagden] hierover ook hebben aangevoerd, hiermee is sprake van onrechtmatig handelen jegens Interflow. [gedaagden] heeft weliswaar gesteld dat pas achteraf is gebleken dat de gedownloade bestanden bedrijfsgevoelige informatie bevatten, maar dat vindt de rechtbank ongeloofwaardig. [gedaagden] heeft ook niet uitgelegd met welk (geoorloofd) oogmerk zij een aanzienlijke hoeveelheid bestanden van de server van Interflow hebben gedownload. Bovendien is gesteld noch gebleken dat Interflow hiervoor (impliciet) toestemming had gegeven.
4.6.
Dat de door [gedaagden] onrechtmatig verkregen bestanden bedrijfsgevoelige informatie bevat die van belang kan zijn bij de acquisitie naar klanten en opdrachten, heeft [gedaagden] niet betwist. Ook staat vast dat [gedaagde 3] - als recent opgestarte onderneming die actief is in dezelfde branche als Interflow en als concurrent is te beschouwen - doende is met het binnenhalen van klanten en opdrachten en daarbij in onderhandeling is getreden met verschillende relaties van Interflow, waaronder ASML en Equipe Zorgbedrijven. [gedaagden] heeft niet weersproken dat zij (al dan niet met succes) heeft geprobeerd om deze organisaties als klant binnen te halen. Wat betreft Equipe Zorgbedrijven heeft [gedaagden] bovendien niet gemotiveerd weersproken al hetgeen Interflow concreet en feitelijk heeft uitgelegd over hoe [gedaagde 1] gedurende zijn dienstverband bij Interflow een potentiële opdracht van Equipe Zorgbedrijven buiten het bereik van Interflow heeft gebracht en bij [gedaagde 3] heeft ondergebracht.
4.7.
In het licht van het voorgaande, vindt de rechtbank de bij Interflow levende vrees dat [gedaagden] de van haar afkomstige bedrijfsgevoelige informatie zal gebruiken om ten koste van Interflow opdrachten binnen te halen bij relaties van Interflow terecht. Daarbij komt dat [gedaagden] haar bewering dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de van Interflow verkregen informatie onvoldoende heeft onderbouwd. Dat ASML, zoals [gedaagden] als enige onderbouwing aanvoert, in het verleden steeds heeft bedongen over eigen data te beschikken zodat voor het verkrijgen door [gedaagde 3] van de opdracht van ASML geen gebruik is gemaakt van de van Interflow afkomstige gegevens, blijkt nergens uit.
4.8.
Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat Interflow voldoende recht en belang heeft bij een voorlopig, voor de duur van dit geding geldend, verbod van [gedaagden] om de relaties van Interflow te benaderen. Een concreet overzicht van deze relaties is door Interflow gegeven in productie 19 bij dagvaarding.
Vordering (ii) is toewijsbaar als na te melden. De veroordeling zal worden beperkt tot de in voornoemde productie genoemde relaties van Interflow. Voor zover de vordering ziet op relaties van Interflow die niet uit voornoemde productie blijken, is de vordering te onbepaald en komt deze niet voor toewijzing in aanmerking.
Deze verbintenissen van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn ondeelbaar en zij zijn allen voor het geheel aansprakelijk zodat de rechtbank deze veroordeling hoofdelijk zal uitspreken (vgl. artikel 6:6 Burgerlijk Wetboek [BW]). De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
4.9.
De vordering onder (iii), het gevorderde verbod om contact met personeelsleden van Interflow te hebben, ligt voor afwijzing gereed. Het enkele feit dat [gedaagden] verschillende personeelsleden van Interflow heeft benaderd en hen een baan heeft aangeboden, is op zichzelf niet onrechtmatig. Bijkomende omstandigheden die leiden tot een ander oordeel zijn in onvoldoende mate gesteld of gebleken.
4.10.
Over de vordering onder (iv) tot betaling van het bedrag van € 33.695,65 overweegt de rechtbank als volgt. De vordering ziet op een voorschot op de door Interflow geleden schade; meer specifiek op de door Interflow gemaakte onderzoekskosten. Uit de door Interflow gegeven toelichting blijkt dat het bedrag ziet op twee onderzoeken: (i) een onderzoek van Deloitte Forensic & Dispute Service B.V. en (ii) een onderzoek van Dekker & Partners.
4.11.
Het eerste onderzoek heeft geleid tot de door [gedaagden] onweersproken slotsom dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bedrijfsgevoelige informatie van Interflow hebben verkregen en onder zich hebben gehouden. Dat dit onrechtmatig is, is hiervoor onder 4.5 al overwogen. De met dit onderzoek gemoeide kosten kunnen worden beschouwd als kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6: 96 lid 2 BW. Interflow heeft onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid kunnen besluiten om over te gaan tot het laten verrichten van dit onderzoek. Op de voet van genoemd artikel heeft Interflow jegens [gedaagden] aanspraak op vergoeding van deze kosten. De hoogte en de redelijkheid van het hiervoor gevorderde bedrag van € 26.671,65 is door [gedaagden] niet betwist. Dat een eventueel restitutierisico aan de toewijzing van het gevorderde in de weg staat, is gesteld noch gebleken. De vordering tot betaling van dit bedrag ligt voor toewijzing gereed. De over dit bedrag gevorderde rente kan als zijnde onweersproken worden toegewezen.
4.12.
[gedaagden] heeft inhoudelijke bezwaren aangevoerd tegen de inhoud van het door Dekker & Partners uitgebrachte onderzoeksrapport en de op basis daarvan door Interflow getrokken conclusies. De rechtbank is, de belangen van partijen overziende, van oordeel dat het debat hierover in de hoofdzaak gevoerd moet worden. De vordering tot betaling van het bedrag van € 7.125,00 ligt voor afwijzing gereed.
4.13.
Het voorgaande leidt tot na te melden beslissing. [gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld. De kosten worden begroot als na te melden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk met ingang van twee werkdagen na betekening van dit vonnis voor de (verdere) duur van het geding om de contractuele relaties die zij onderhoudt met de in productie 19 bij dagvaarding genoemde relaties van Interflow te hebben beëindigd en beëindigd te houden, alsmede om geen nieuwe zakelijke relatie aan te gaan met een van de in die productie genoemde partijen,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat voor zover de ene partij betaalt de ander daardoor wordt bevrijd, om aan Interflow een dwangsom te betalen van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de hiervoor omschreven veroordeling voldoet, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 100.000,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in voormelde zin, om aan Interflow te betalen een bedrag van € 26.671,65, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in voormelde zin in de proceskosten van Interflow, tot op heden begroot op een bedrag van € 721,00 aan salaris advocaat (1x € 721,00).
5.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in de hoofdzaak
5.7.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
15 juni 2022voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022. [2]

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 14 november 1997, NJ 1998/113
2.type: WD