ECLI:NL:RBNHO:2022:4169

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
6613640
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van kosten gestelde gebreken badkamer afgewezen; tegenvordering tot vergoeding factuur toegewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De vordering van [eiseres] tot vergoeding van kosten voor gestelde gebreken aan de badkamer werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat het afschot van de vloer correct was en dat de wateroverlast niet aan de gedaagden kon worden toegerekend. De keuze van [eiseres] voor de douchewandconstructie speelde hierbij een belangrijke rol. Daarnaast werd de stelling dat de scharnieren van de douchedeur niet deugdelijk waren gemonteerd verworpen, evenals de claim dat de ventilatie niet goed was aangesloten. De kantonrechter concludeerde dat de installatie van de stoomunit geen gebrek vertoonde en dat de aanvullende gebreken die [eiseres] na de dagvaarding had geclaimd, niet voldoende waren onderbouwd.

In de tegenvordering van [gedaagde 2] werd gevorderd dat [eiseres] een factuur van € 3.449,40 zou betalen. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] de werkzaamheden van [gedaagde 2] stilzwijgend had aanvaard en dat de laatste termijn dus verschuldigd was. De vordering van [gedaagde 2] werd toegewezen, terwijl de proceskosten voor rekening van [eiseres] kwamen, omdat zij ongelijk kreeg in de vordering. De kantonrechter heeft de proceskosten voor [gedaagde 2] vastgesteld op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6613640 CV EXPL 18-686
Uitspraakdatum: 4 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres in de vordering
verweerster in de tegenvordering
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. J.D. Stibbe en mr. R.H. Hosselet (Loyens & Loeff N.V.)
tegen

1.[gedaagde 1]

gevestigd te [plaats]
gedaagde sub 1 in de vordering
verder te noemen: [gedaagde 1]
gemachtigde: mr. E. Dekkers

2.[gedaagde 2] V.O.F.

gevestigd te [plaats]
gedaagde sub 2 in de vordering
eiseres in de tegenvordering
verder te noemen [gedaagde 2]
gemachtigde: mr. P.W.M. Steenbergen

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Op 6 april 2022 heeft een mondelinge behandeling ter plaatse (op het woonadres van [eiseres] ) plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De verdere beoordeling

de vordering en de tegenvordering
2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in de tussenvonnissen van 18 december 2019 en 17 november 2021 alsmede in de rolbeschikkingen van 27 mei 2020 en 22 juli 2020 is overwogen en beslist. Bij vonnis van 17 november 2021 is een mondelinge behandeling ter plaatse bepaald op 3 februari 2022. Op verzoek van de gemachtigde van [gedaagde 1] is de behandeling verplaatst en bepaald op 6 april 2022.
2.2.
Voor de feiten, de vordering, de tegenvordering en het verweer wordt verwezen naar het tussenvonnis van 18 december 2019. Bij de mondelinge behandeling ter plaatste zijn de diverse onderwerpen van geschil ter sprake gekomen. Deze zullen hierna per onderdeel behandeld worden.
de vordering
Afschot vloer
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling ter plaatste heeft de kantonrechter een waterpas op de vloer geplaatst en geconstateerd dat het afschot goed is, met andere woorden, dat het water richting het afvoerputje loopt en niet richting de douchewand. Alle aanwezigen hebben dit kunnen zien en bevestigd. Dat betekent dat de constatering in het expertiserapport van ZNEB op dit punt onjuist is.
2.4.
Dat er water bij het douchen naar de badkamervloer loopt, ondanks dat het afschot goed is, kan veroorzaakt worden door de keuze van de douchedeur. De constructie van een douchewand brengt immers met zich mee dat er een opening aan de onderkant van de deur is in verband met het open en dicht doen van de deur. Hoewel een schuifwand is geoffreerd, heeft [eiseres] ingestemd met de installatie van een douchewand. De door gedaagden aangeboden oplossing om een dorpel onder de douchewand te plaatsen, heeft [eiseres] van de hand gewezen. Door het niet accepteren van deze aangedragen oplossing kan [eiseres] , naar het oordeel van de kantonrechter, geen verwijt maken naar gedaagden dat een deel van het douchewater onder de deur door naar de badkamervloer loopt. Overigens heeft ZNEB in haar rapport ook een (vlakke) dorpel opgenomen bij haar schadevaststelling (bladzijde 9 van haar rapport).
2.5.
Verder heeft te gelden dat [eiseres] aanvankelijk alleen [gedaagde 1] in gebreke heeft gesteld. De ingebrekestelling tegen [gedaagde 2] heeft [eiseres] immers ingetrokken. Pas twee jaar later heeft [eiseres] [gedaagde 2] opnieuw in gebreke gesteld. [gedaagde 1] heeft echter alleen de materialen geleverd en is dus niet aansprakelijk voor de gestelde gebreken. Dat [gedaagde 1] desondanks zich heeft ingespannen om oplossingen aan te dragen, betekent niet dat zij ook aansprakelijk kan worden gesteld.
Scharnieren douchedeur
2.6.
De stelling dat de scharnieren van de douchedeur niet deugdelijk zijn gemonteerd, wordt van de hand gewezen. De kantonrechter is van oordeel dat niet kan worden gesproken van een gebrek, omdat scharnieren ruimte nodig hebben om te draaien.
Ventilatie
2.7.
Ook de stelling dat de ventilatie niet goed is aangesloten slaagt niet. Vaststaat dat in de woning van [eiseres] een mechanische ventilatie is geïnstalleerd. Hierbij zijn verschillende standen, maar geen nulstand. Dat betekent dat de mechanische ventilatie niet uit kan worden gezet. Omdat [eiseres] ook een stoomcabine heeft laten plaatsen, heeft [gedaagde 2] het advies van de fabrikant van de stoomcabine opgevolgd, om de mechanische ventilatie niet aan te sluiten op de douchecabine. Indien dat wel zou worden gedaan, dan zou de stoom immers worden weggezogen.
Stoomunit installatie
2.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter vormt de installatie van de stoomunit evenmin een gebrek. Tijdens de mondelinge behandeling ter plaatste heeft [gedaagde 1] de pijp omgedraaid, zodat de stoom niet gericht is op de benen van degene die op het geplaatste stoeltje zit. Gedaagden hebben eerder een voorstel gedaan om een glasplaat te plaatsen, maar [eiseres] heeft daarvan afgezien. Ter toelichting heeft [gedaagde 2] bij de mondelinge behandeling ter plaatse nog meegedeeld dat er maximaal 2,5 meter tussen het stoomventiel en het pijpje mag zitten. Daar zit nu al 2,6 meter tussen en dat kan dus niet (verder) worden verplaatst, zoals ZNEB in haar rapport heeft voorgesteld. Dan zou het ventiel immers te ver van de stoomunit komen, zodat dat niet een oplossing biedt. De kantonrechter heeft geconstateerd dat de ruimte te klein is voor een eventuele andere oplossing. Een en ander betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de stoomunit gebrekkig is geïnstalleerd.
Vloerverwarming en hemelwaterafvoer
2.9.
Na het uitbrengen van de dagvaarding heeft [eiseres] haar eis vermeerderd in verband met door haar geconstateerde aanvullende gebreken. Ook deze kosten kunnen niet op gedaagden worden verhaald. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat die gestelde gebreken zijn toe te rekenen aan gedaagden.
2.10.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal afwijzen.
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt.
2.12.
De door [gedaagde 2] ingestelde tegenvordering heeft betrekking op de betaling van de factuur van 28 februari 2015 ad € 3.449,40. Voor de vraag of [eiseres] deze laatste termijn verschuldigd is, is van belang of [gedaagde 2] het werk heeft opgeleverd. Immers, na oplevering kan [eiseres] de betaling van de laatste termijn niet opschorten.
2.13.
Vaststaat dat [eiseres] zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] op 12 juni 2015 in gebreke heeft gesteld en dat [eiseres] de ingebrekestelling ten aanzien van [gedaagde 2] vervolgens heeft ingetrokken. Pas op 22 maart 2017 heeft [eiseres] [gedaagde 2] alsnog in gebreke gesteld. Ook staat vast dat [gedaagde 2] begin juni 2015 het werk heeft verlaten en tot maart 2017 niet meer op het adres van [eiseres] is verschenen. Dat betekent dat [eiseres] het werk (stilzwijgend) heeft aanvaard en het werk dus door [gedaagde 2] is opgeleverd. [eiseres] dient dan ook de laatste termijn te betalen. De vordering van [gedaagde 2] zal dan ook worden toegewezen.
2.14.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten voor [gedaagde 2] vast te stellen op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden vastgesteld op een bedrag van elk € 747,00 aan salaris van de gemachtigde van zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] .
de tegenvordering
3.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling aan [gedaagde 2] van € 3.449,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 12 juni 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.4.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde 2] worden vastgesteld op nihil;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter