ECLI:NL:RBNHO:2022:4193

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
21/3034
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor uitbreiding van een transformatorstation op een gezoneerd industrieterrein en de gevolgen voor geluidshinder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een transformatorstation op een gezoneerd industrieterrein. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer aan een derde-partij voor het plaatsen van zes transformatoren en twee middenspanningsruimtes. Bewoners van een nabijgelegen bedrijfswoning, eisers in deze zaak, hebben beroep ingesteld tegen het besluit, omdat zij vrezen voor geluidsoverlast door de uitbreiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de normen uit het Activiteitenbesluit niet van toepassing zijn op de bedrijfswoning, omdat deze zich op een gezoneerd industrieterrein bevindt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geluidseisen uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening wel van toepassing zijn en dat de vergunningverlening niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de geluidsemissie door de uitbreiding niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidshinder, aangezien de maximale geluidsbelasting op de gevel van de woning van eisers onder de norm van 65 dB(A) blijft. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en de vergunningverlening door verweerder bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3034

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats 1], eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeerverweerder
(gemachtigde mr. L.M. Konijn).

Als derde-partij neemt aan het geding deel [derde belanghebbende] B.V. te [woonplaats 2].

Procesverloop

In het besluit van 10 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het plaatsen van zes transformatoren en twee middenspanningsruimtes op het 150kv transformatorstation op de locatie [locatie 1] te [woonplaats 1].
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Derde-partij heeft een zienswijze naar voren gebracht.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2022 op zitting behandeld. Namens eisers is
[eiser 1] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn aan de zijde van verweerder verschenen mr. [naam 1] en
[naam 2], beiden werkzaam voor de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Namens derde-partij zijn verschenen mr. [naam 3], [naam 4] en [naam 5].

Overwegingen

Het bestreden besluit
1.1
Het bestreden besluit is een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, voor het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo en het milieuneutraal veranderen van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo.
1.2
Er is volgens verweerder alleen sprake van strijd met het bestemmingsplan voor wat betreft het vermogen van de vergunde transformatoren. De transformatoren worden niet in een gesloten gebouw worden ondergebracht en het opgestelde vermogen buiten het gebouw is meer dan 10 megavoltampère (MVA), terwijl de transformatoren op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “De Liede” in een gesloten gebouw dienen te worden ondergebracht en het buiten gebouwen opgesteld vermogen niet meer mag bedragen dan 10 MVA.
1.3
Verweerder heeft met toepassing van het betaalde artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3, van de Wabo in afwijking van het bepaalde in het bestemmingsplan op dit punt toch vergunning verleend voor het plan omdat het plan is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Kort samengevat en voor zover van belang heeft verweerder in dit verband overwogen dat uit de gemaakte berekeningen blijkt dat de aanvraag voor wat betreft geluid milieuneutraal is, het immissiebudget dat voor de kavel is gereserveerd niet wordt overschreden en ook de normen geldend voor de geluidszone niet worden overschreden.
1.4
De vergunning is verleend met toepassing van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zodat daartegen rechtstreeks beroep kan worden ingesteld.
Onderzoek Peutz
2.1
Om te beoordelen wordt voldaan aan de geldende geluidsnormen is onderzoek gedaan door Peutz bv. Daarvan is op 26 november 2020 een rapport opgemaakt. In dat rapport is als conclusie opgenomen dat de voorgenomen wijzigingen/uitbreidingen van het transformatorstation niet leiden tot een overschrijding van de geldende geluidsgrenswaarden. Er is daarom volgens Peutz sprake van een milieuneutrale wijziging.
Ook is de conclusie dat de optredende geluidsniveaus in de eindsituatie in alle gevallen lager zijn dan de in het bestemmingsplan voorgeschreven maximale immissiewaarden. Er is volgens het rapport van Peutz daarom sprake van een inpasbare situatie. Ook de maximaal toegestane geluidsniveaus vormen geen belemmering om de gevraagde vergunning te verlenen, aldus Peutz.
2.2
Naar aanleiding van de ingediende zienswijze door eisers is nader onderzoek uitgevoerd door Peutz en dan in het bijzonder naar de geluidsimmissie ter hoogte van onder meer de woning van eisers. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt gedateerd 7 april 2021. Daaruit blijkt dat de geluidssituatie ten opzichte van de oude situatie zal verbeteren en dat de geluidsimmissie ter plaatse van de woning van eisers ten hoogste 37 dB(A) per dagdeel en afgerond 46 dB(A) per dag zal bedragen.
Beroepsgronden
3. Eisers komen op tegen de verleende vergunning, omdat ze vrezen dat de vergunde uitbreiding zal leiden tot extra geluid. De stelling van verweerder dat geen sprake zal zijn van een geluidstoename kan niet kloppen, omdat er wel generatoren bijkomen en er geen oude generatoren worden weggehaald. Daarbij wijzen eisers erop dat er geen transformatoren mogen worden geplaatst binnen een straal van 500 meter vanaf bestaande woningen en dat verweerder zich hier niet aan heeft gehouden.
Verweerschrift
4. In het verweerschrift heeft verweerder uitgelegd dat de woning van eisers geen ‘gewone’ woning is, maar een bedrijfswoning. Het gebied waarop de woning van eisers ligt is aangemerkt als gezoneerd industrieterrein, zowel de woning als de ontwikkeling bevindt zich binnen een gebied met de aanduiding ‘Milieuzone – geluidsverdeling’ op grond waarvan verweerder er bij de beoordeling van de geluidsbelasting van uit is gegaan dat de vergunning verleend kan worden indien de in deze situatie dan te hanteren norm van 65dB(A) op de gevel van eisers niet wordt overschreden. Omdat uit het aanvullende rapport van Peutz blijkt dat deze norm niet wordt overschreden heeft verweerder in de te verwachten geluidsimmissie geen aanleiding gezien om de gevraagde vergunning te weigeren.
Wettelijk kader
5. Voor de relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
Beoordeling
6.1
Op het perceel [locatie 1] te [woonplaats 1] (het perceel waarop de verleende vergunning ziet) rust op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan De Liede de bestemming ‘Bedrijf-Nutsbedrijf’ met de nadere functieaanduiding: “specifieke vorm van bedrijf - transformatorstation -380 kv uitgesloten” en de nadere functieaanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein – geluidverdeling”.
6.2
Op het perceel [locatie 2] te [woonplaats 1] (het perceel waarop de woning van eisers staat) rust op grond van het al genoemde bestemmingsplan de bestemming “Bedrijf” met onder meer de nadere aanduiding “bedrijfswoning”.
6.3
Daarnaast geldt voor beide percelen onder meer de gebiedsaanduiding “milieuzone -geluidsverdeling” en de “geluidszone-gezoneerd industrieterrein”.
7.1
Conclusie uit het onderzoeksrapport van Peutz van 26 november 2020 is dat de vergunde uitbreiding van het transformatorstation niet zal leiden tot overtreding van de ter plaatse ingevolge het bestemmingsplan geldende normen en ook dat het vergunde plan niet zal leiden tot een toename van de geluidsemissie, maar tot een afname. Tevens volgt uit het aanvullende rapport dat ook de geluidsbelasting op de gevel van eiser niet zal toenemen, maar afnemen.
7.2
De rechtbank ziet in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen grond om te oordelen dat verweerder niet van deze conclusies heeft mogen uitgaan. Peutz heeft voldoende inzichtelijk gemaakt aan welke normen is getoetst en op basis van welke berekeningen tot genoemde conclusies is gekomen. De stelling van eiseres dat de conclusies niet kunnen kloppen omdat er alleen maar (extra) geluidsproducerende generatoren bijkomen, terwijl er geen geluidsproducerende generatoren worden weggehaald volgt de rechtbank niet. Uit het rapport van Peutz blijkt na de door verweerder en derde-partij ter zitting gegeven toelichting voldoende duidelijk dat tot een geluidsreductie wordt gekomen door de oudste generatoren die het grootste deel van de totale geluidsproductie van de generatoren veroorzaken, niet meer op vol vermogen te laten draaien. Koeling is namelijk de grootste geluidsveroorzakende factor van deze oude generatoren, dit is dan volgens verweerder en derde-partij niet of nauwelijks meer nodig.
7.3
De rechtbank ziet daarom geen grond om te oordelen dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door zich bij zijn besluitvorming op de conclusies van Peutz te baseren. Eisers hebben ook geen contra-expertise overgelegd op grond waarvan aan de inhoud van het rapport getwijfeld zou moeten worden.
8. Uitgaande van de conclusie van Peutz doet de vraag zich voor of de geluidsemissie door transformatorstation, zoals vergund, leidt tot overschrijding van de voor de bedrijfswoning van eisers geldende normen. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
9.1
In artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn geluidgrenswaarden gesteld die gelden voor geluidsbelasting op de gevel van gevoelige gebouwen (hierna: woningen). In dit artikellid, onder g, is echter bepaald dat deze waarden niet gelden op woningen die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein.
9.2
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft overwogen in de uitspraak 10 augustus 2016 [1] , zijn dergelijke industrieterreinen bedoeld voor het vestigen van zogenoemde grote lawaaimakers en met het oog daarop is in de Wet geluidhinder een specifieke wettelijke regeling opgenomen voor bescherming van uitsluitend woningen die buiten het industrieterrein zijn gelegen. Met het oog op de bijzondere aard van dergelijke industrieterreinen - specifiek bedoeld voor vestiging van bedrijven die een (zeer) hoog geluidniveau op het bedrijfsterrein kunnen meebrengen - heeft de wetgever het gezien de aangehaalde bepalingen in het belang van de bescherming van het milieu niet nodig geacht om woningen op het gezoneerde industrieterrein een specifieke bescherming tegen geluid te geven. De wetgever heeft er dus uitdrukkelijk voor gekozen te bepalen dat voor woningen op een gezoneerd industrieterrein geen geluidgrenswaarden gelden.
9.3
Vast staat dat de woning van eisers is aan te merken als een bedrijfswoning op een gezoneerd industrieterrein in bovengenoemde zin. Er gelden daarom in geen (wettelijke) beschermende geluidsgrenswaarden.
10.1
Dit neemt niet weg dat bij de afweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden beoordeeld of de geluidhinder als gevolg van de voorziene generatoren ter plaatse van de bedrijfswoning van eisers aanvaardbaar zal zijn.
10.2
Voor beantwoording van deze vraag heeft verweerder blijkens het gestelde in zijn verweerschrift getoetst of wordt voldaan aan de in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (hierna: de Handreiking) gehanteerde na te streven maximale norm van 65dB(A).
10.3
Toetsing aan deze Handreiking en de voor dit geval daaruit voortvloeiende te hanteren norm van 65 dB(A)voor bedrijfswoningen op een gezoneerd industrieterrein wordt in de rechtspraak in beginsel niet onredelijk geacht [2] en de rechtbank ziet in de omstandigheden van het nu voorliggende geval geen grond om hierover anders te oordelen.
10.4
Toetsing van de door Peutz berekende geluidsbelasting van maximaal 46 dB(A)op de gevel van de woning van eisers aan genoemde norm van 65 dB(A) leidt tot de conclusie dat de geluidsbelasting ruim onder de norm blijft, en dat dus van onaanvaardbare geluidshinder niet kan worden gesproken.
10.5
Conclusie is daarom dat verweerder in de geluidsbelasting op de gevel van de woning van eisers geen aanleiding heeft hoeven zien om te oordelen dat sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening als bedoeld in artikel 2.12, aanhef, van de Wabo. De rechtbank zit daarom op dit punt geen grond om te oordelen dat verweerder de vergunning niet mocht verlenen.
11. De stelling van eisers dat verweerder geen vergunning had mogen verlenen omdat het transformatorstation zich dichter bij hun woning bevindt dan wat in de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering wordt aanbevolen volgt de rechtbank niet. De Handreiking is slechts een richtlijn waarvan kan worden afgeweken en is naar het oordeel van de rechtbank niet bedoeld voor de nu ter beoordeling voorliggende situatie waarin sprake is van een al bestaande bedrijfswoning op een gezoneerd industrieterrein. De wetgever heeft immers nu juist beoogd om daarvoor geen geluidsnormen te stellen, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen.
12. Ook in de vrees van eisers voor (extra) straling ziet de rechtbank geen grond om te oordelen dat verweerder de vergunning niet heeft mogen verlenen. Derde-partij heeft in beroep een memo overgelegd gedateerd 2 november 2021 waarvan de conclusie luidt dat de de Eurpese Unie vastgestelde norm van 100 microtesla niet wordt overschreden en eisers hebben dit niet betwist.
13. Het beroep is daarom ongegrond
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat dan geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage: wettelijk kader

Artikel 2.1van de Wabo luidt voor zover van belang als volgt:
1Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a.het bouwen van een bouwwerk,
b.(..)
c.het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
d.(…)
e.
1°.het oprichten,
2°.het veranderen of veranderen van de werking of
3°.het in werking hebben
van een inrichting of mijnbouwwerk,
Artikel 2.12 van de Wabo luidt voor zover van belang als volgt:
1Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a.indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
Activiteitenbesluit milieubeheer
Artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder g:
de in tabel 2.17a aangegeven waarden niet gelden op gevoelige objecten die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein.
Wet geluidhinder
Artikel 40
Indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, wordt daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

Voetnoten

2.Zie onder meer overweging 7.10 van de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1757