ECLI:NL:RBNHO:2022:4214

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
C/15/327773 / KG ZA 22-219
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gevorderde ontruiming in kort geding na overlijden huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap CUSTODIAN VESTEDA FUND I B.V. en verschillende gedaagden, waaronder de dochter van de overleden huurder. De eiseres, eigenaar van de woning, vorderde ontruiming van de woning omdat de huurder, die de woning sinds 1 november 2008 huurde, op 19 februari 2020 was overleden. De dochter van de huurder, gedaagde sub 1, was niet ingeschreven op het adres van de woning en de overige gedaagden waren niet verschenen. Eiseres had meerdere pogingen ondernomen om contact te krijgen met de huurder en zijn dochter over voorgenomen renovaties, maar zonder resultaat. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de huurder al geruime tijd overleden was en dat er geen aanspraak meer gemaakt kon worden op huur van de woning. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met de verplichting voor gedaagden om de woning uiterlijk vóór 3 juni 2022 te verlaten. Tevens werden gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.845,29 werden begroot, te vermeerderen met eventuele advertentiekosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/327773 / KG ZA 22-219
Vonnis in kort geding van 16 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CUSTODIAN VESTEDA FUND I B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. R. Benneker te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [plaats],
gedaagde,
verschenen bij monde van [betrokkene 1],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats],
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats],
4.
[gedaagde 4],
wonende te [plaats],
5.
[gedaagde 5] en [gedaagde 6],
in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene 2]
(geboren [geboortedatum]),
beiden thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten,
gedaagden,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna eiseres en gedaagden genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 13 mei 2022 zijn verschenen namens eiseres mevrouw [betrokkene 3] (customer relations), bijgestaan door mr. Benneker voornoemd en namens gedaagde sub 1, haar broer [betrokkene 1], die schriftelijk gemachtigd was haar te vertegenwoordigen. De overige gedaagden zijn niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat bij de dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen zijn zodat tegen deze gedaagden verstek kan worden verleend.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiseres is eigenaar van de woning aan de [adres 1] [plaats] (hierna: de woning). Zij is eigenaar van meerdere woningen in [plaats] en is voornemens om aan 71 woningen aan de [straat 1], [straat 2] en [straat 3] regulier onderhoud te laten uitvoeren en woningverbeteringen door te voeren.
2.2.
De woning werd gehuurd door de heer [betrokkene 1] (hierna: de huurder) op basis van een huurovereenkomst die hij was aangegaan met de rechtsvoorganger van eiseres met ingang van 1 november 2008. Gedaagde sub 1 is de dochter van de huurder.
2.3.
Eiseres heeft in juni 2021 de huurders schriftelijk op de hoogte gesteld van de voorgenomen renovatieplannen en hen verzocht hun stem over de plannen uit te brengen. Als minimaal 70% van de huurders zou instemmen met de plannen zouden deze worden uitgevoerd. De huurder heeft niet gereageerd.
2.4.
Eiseres heeft meermalen geprobeerd met de huurder in contact te komen over de werkzaamheden. Uiteindelijk werd gereageerd door de dochter van [betrokkene 1], gedaagde sub 1. De gevraagde medewerking werd niet toegezegd.
2.5.
De aannemer die eiseres heeft ingeschakeld heeft de woning op 25 augustus 2021 bezocht. Daarbij trof hij mevrouw [betrokkene 1] aan en meerdere Spaanstalige personen. Zij deelden mee dat de huurder elders woonde.
2.6.
In een brief van 7 september 2021 heeft eiseres de huurder verzocht de huurovereenkomst binnen een week na dagtekening van de brief op te zeggen. In reactie op deze brief heeft mevrouw [betrokkene 1] telefonisch contact opgenomen en meegedeeld dat zij samen met haar vader in de woning woont en dat zij tijdelijk een Spaans gezin onderdak hadden verleend. Zij heeft in dat gesprek toegezegd aan te tonen via uittreksel uit het BRP-register dat van onderverhuur geen sprake is. De toegezegde onderbouwing is ondanks herhaald verzoek uitgebleven.
2.7.
In reactie op een herinnering van de zijde van eiseres heeft gedaagde sub 1 laten weten de gegevens te hebben opgevraagd bij de gemeente maar deze nog niet te hebben ontvangen.
2.8.
In een brief van 6 april 2022 heeft eiseres de huurder gesommeerd medewerking te verlenen aan de werkzaamheden en aan te tonen dat hij nog in de woning woont en deze niet heeft onderverhuurd of in gebruik gegeven heeft aan één of meer derden. Deze brief is zowel per gewone post als aangetekend verstuurd. Uit de Track & Trace-gegevens blijkt dat de brief ook is ontvangen. Op deze brief is geen reactie ontvangen.
2.9.
Eiseres heeft vervolgens de deurwaarder opdracht gegeven de huurder en alle bij hem inwonende personen te dagvaarden.
2.10.
Via de deurwaarder raakte eiseres er op 6 mei 2022 mee bekend dat de huurder op 19 februari 2020 is overleden en dat zijn dochter niet staat ingeschreven in de BRP op het adres van de woning.
2.11.
De voorgenomen werkzaamheden aan de woning moeten op 6 juni 2022 starten.
2.12.
Eiseres heeft op 6 mei 2022 gedaagden gesommeerd om de woning op kortst mogelijke termijn, maar in ieder geval vóór 6 juni 2022, te verlaten en aan eiseres ter vrije beschikking te stellen. Geen van gedaagden heeft tijdige ontruiming van de woning toegezegd.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert samengevat – primair dat gedaagden (gedaagden sub 6 en 7 in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van gedaagde sub 5) worden veroordeeld de woning op 3 juni 2022 te ontruimen en te verlaten (zonodig met verkorting van de termijn als bedoeld in artikel 555 Rv), onder afgifte van de sleutels en ter vrije beschikking van eiseres te stellen. Subsidiair vordert eiseres, voor het geval de ontruiming wordt afgewezen, dat gedaagden worden veroordeeld eiseres en door haar ingeschakelde derden gelegenheid te geven voor de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden aan de woning, met veroordeling om de woning daarvoor tijdelijk en gedeeltelijk te ontruimen en te verlaten, dan wel eiseres te machtigen om voornoemde werkzaamheden uit te (doen laten) voeren. Een en ander met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting is door de gemachtigde van gedaagde sub 1 verklaard dat hij de executeur-testamentair is van de nalatenschap van zijn vader, de huurder, en dat de woning volgens hem leeg staat en niet in gebruik is. Uit deze verklaring blijkt dat er in ieder geval geen aanspraak wordt gemaakt op huur van de woning.
Eiseres kan dus de door haar voorgenomen werkzaamheden laten uitvoeren. De voorzieningenrechter zal, voor het geval dat er onverhoopt toch personen aanwezig zullen zijn in de woning, de primair gevorderde ontruiming toewijzen.
4.2.
Omdat uit de overgelegde stukken voldoende blijkt dat onder meer de mededelingen van gedaagden ten overstaan van eiseres of van door eiseres ingeschakelde derden het onderhavige kort geding noodzakelijk hebben gemaakt, zullen gedaagden als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Deze kosten worden tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op:
dagvaarding € 153,29
vastrecht € 676,00
salaris advocaat € 1.016,00
Totaal € 1.845,29,
te vermeerderen met de advertentiekosten als bedoeld in artikel 54 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.3.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze als hierna onder ‘de beslissing’ te vermelden.
4.4.
Gedaagden zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de nakosten omdat zij in dezelfde kosten worden veroordeeld (HR 17 maart 2000, NJ 2000/353).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagden (waaronder de sub 5 gemelde gedaagden in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van [betrokkene 2], geboren op [geboortedatum]) om de woning gelegen aan de [adres 1] te [plaats] ([adres 1]), uiterlijk vóór 3 juni 2022 te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels, met al hetgeen dat zich van gedaagden in de woning bevindt en met al de personen die zijdens gedaagden in de woning verblijven, en deze woning ter vrije en algehele beschikking aan eiseres te stellen;
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt de anderen voor dat deel zullen zijn gekweten, tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 1.845,29, ter zake van de proceskosten, te vermeerderen met de eventueel gemaakte advertentiekosten als bedoeld in artikel 54 Rv;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in die zin dat als de een betaalt de anderen voor dat deel zullen zijn gekweten, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 163,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met een bedrag van € 85,-- aan salaris advocaat, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 16 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1155