ECLI:NL:RBNHO:2022:4217

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
9287132 \ CV EXPL 21-4138
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en bewijslast bij luchtreizen

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Etihad Airways PJSC, eveneens een rechtspersoon naar buitenlands recht, vanwege een vermeende vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 9 juni 2021, waarbij AirHelp compensatie heeft geëist op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. AirHelp stelt dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat recht geeft op compensatie van € 1.200,00.

De vervoerder, Etihad Airways, heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging slechts zes minuten bedroeg. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers op 29 juni 2019 met vlucht EY264 van Abu Dhabi naar Colombo hebben gevlogen. De vervoerder heeft bewijs geleverd dat de vlucht op tijd is aangekomen, terwijl AirHelp niet kon aantonen dat de vertraging meer dan drie uur was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat AirHelp de stelplicht en bewijslast heeft met betrekking tot de vertraging en dat zij hierin niet is geslaagd.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp afgewezen en geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van AirHelp komen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 4 mei 2022, waarbij de proceskosten zijn vastgesteld op € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en € 62,00 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9287132 \ CV EXPL 21-4138
Uitspraakdatum: 4 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
statutair gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Etihad Airways PJSC
statutair gevestigd te Abu Dhabi (Verenigde Arabische Emiraten), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M.A.R.C. Padberg (Kneppelhout en Korthals)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 9 juni 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. AirHelp heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] en [eiser 2] (hierna te noemen: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Abu Dhabi International Airport (Verenigde Arabische Emiraten) naar Bandaranayake International Airport, Colombo (Sri Lanka).
2.2.
De passagiers hebben hun vermeende vordering vanwege vertraging overgedragen aan AirHelp.
2.3.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.200,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kern van het geschil of de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij geen enkele compensatie is verschuldigd, omdat de vertraging slechts zes minuten bedroeg. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat de vlucht in kwestie op 29 juni 2019 om 14:00 uur lokale tijd vanuit Abu Dhabi International Airport zou vertrekken en om 20:05 uur lokale tijd op Bandaranayake International Airport zou aankomen. Volgens de vervoerder is de vlucht op 29 juni 2019 om 20:11 uur te Bandaranayake International Airport gearriveerd. AirHelp betwist het voorgaande en stelt zich op het standpunt dat de vlucht met een vertraging van vier uur en 26 minuten is uitgevoerd. AirHelp verwijst naar de “
Flight Status” van de onderhavige vlucht.
5.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Op AirHelp rust, nu hij een beroep doet op artikel 7 van de Verordening, de stelplicht en de bewijslast inzake de vertraging van de passagiers op de eindbestemming. Het is derhalve aan AirHelp om te stellen en te bewijzen dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Anders dan bij repliek heeft AirHelp bij akte erkend dat de passagiers op 29 juni 2019 naar voornoemde eindbestemming zijn gevlogen. Derhalve staat vast dat de passagiers met vlucht EY264 op 29 juni 2019 naar de eindbestemming Bandaranayake International Airport zijn gevlogen.
5.4.
Partijen verschillen echter van mening over de geplande vertrektijd en de geplande aankomsttijd. AirHelp stelt dat de vertrektijd van de vlucht in kwestie 09:40 uur was en de aankomsttijd 15:45 uur. De vervoerder betwist dit en heeft aangevoerd dat de vlucht in kwestie om 14:00 uur lokale tijd vanuit Abu Dhabi International Airport zou vertrekken en om 20:05 uur lokale tijd op Bandaranayake International Airport zou aankomen. Uit de door AirHelp overgelegde instapkaarten van de passagiers blijkt dat de passagiers op 29 juni 2019 om 14:00 uur lokale tijd met vlucht EY264 (de vlucht in kwestie) naar hun eindbestemming zijn gevlogen. De boekingsbescheiden zijn doorslaggevend en van deze gegevens wordt dan ook uit gegaan. Hiermee is vast komen te staan dat de passagiers om 20:05 uur lokale tijd in Bandaranayake International Airport zouden aankomen en dat slechts sprake is geweest van een vertraging van zes minuten. De passagiers hebben dan ook geen recht op compensatie op grond van de Verordening, nu de passagiers niet met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vordering van AirHelp dient dan ook te worden afgewezen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter