ECLI:NL:RBNHO:2022:4218

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
9410581 \ CV FORM 21-5852
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door systeemstoring bij Franse luchtverkeersleiding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp GmbH en Ryanair DAC. De zaak betreft een verzoek om compensatie voor vertraging van een vlucht van Amsterdam naar Malaga op 1 september 2019, waarbij de passagiers meer dan drie uur vertraging hebben opgelopen. AirHelp, die de vordering van de passagiers heeft overgenomen, verzoekt de vervoerder Ryanair om betaling van € 3.600,00, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

De vervoerder, Ryanair, heeft de verschuldigdheid van de compensatie betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een systeemstoring bij de Franse luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de vertraging daadwerkelijk het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft geen vluchtrapporten overgelegd van de voorafgaande vluchten, waardoor niet kon worden vastgesteld of de vertraging was veroorzaakt door de slotrestricties of andere factoren.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet kan slagen, omdat de benodigde gegevens ontbraken. Hierdoor is het verzoek van AirHelp tot betaling van de compensatie toegewezen. Daarnaast is de vervoerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat de kantonrechter heeft geoordeeld dat de algemene voorwaarden van de vervoerder, die een contactverplichting voor de procedure stelden, als oneerlijk moeten worden aangemerkt. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rep.nr.: 9410581 \ CV FORM 21-5852
Uitspraakdatum: 4 mei 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
statutair gevestigd te Berlijn
verzoekende partij
verder te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Ryanair DAC,
statutair gevestigd te Dublin (Ierland)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. G.C. Den Hertog (Dirkzwager legal & tax)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 26 augustus 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 16 november 2021

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7], [betrokkene 8] en [betrokkene 9] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Malaga Airport (Spanje) op 1 september 2019 met vlucht FR2335, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vordering overgedragen aan AirHelp Limited. AirHelp Limited heeft vervolgens de vordering overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
AirHelp verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van € 3.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast verzoekt AirHelp om de vervoerder te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
AirHelp baseert het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 3.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vaststaat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat op 1 september 2019 sprake was van een systeemstoring bij de Franse luchtverkeersleiding. Door voornoemde omstandigheid zijn aan vluchten FR7045, FR7044, FR2334 en FR2335 slotrestricties opgelegd als gevolg waarvan dat deze vluchten vertraagd zijn uitgevoerd. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat vluchten FR7045, FR7044, FR2334 en FR2335 met hetzelfde toestel (toestel EI-DAJ) zijn uitgevoerd. De systeemstoring bij de Franse luchtverkeersleiding heeft de hele dag heeft geduurd. Pas in de loop van de avond (18:10 uur lokale tijd) zijn de operations naar ‘normaal’ gegaan, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder onder meer de ‘
Tactical Updates van de Network Operations Portal’en de verklaring van de ‘
Flight Operations’ overgelegd, alsmede de slotberichten van de hiervoor genoemde vluchten.
4.5.
Middels de slotberichten heeft de vervoerder voldoende aangetoond dat vluchten FR7045, FR7044, FR2334 en de vlucht in kwestie (vlucht FR2335) onderworpen waren aan restricties. De door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties vormen in beginsel een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft echter geen vluchtrapporten overgelegd van de voorafgaande vluchten (vluchten FR7045, FR7044, FR2334) waardoor niet valt na te gaan of de vertraging is ontstaan door de slotrestricties, of dat er wellicht (mede) een andere oorzaak aan de vertraging ten grondslag lag. Daarnaast heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd wanneer de voorafgaande vluchten uiteindelijk zijn vertrokken en wanneer deze op hun bestemming zijn aangekomen. De verklaring van de ‘
Flight Operations’ is daartoe onvoldoende. De vervoerder heeft derhalve onvoldoende onderbouwd dat de vertraging van de voorafgaande vluchten is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. De hierdoor ontstane vertraging kan dan ook niet doorwerken naar de vlucht in kwestie.
4.6.
Van de vlucht in kwestie is evenmin een vluchtrapport overgelegd. Hierdoor valt niet na te gaan of de vertraging van deze vlucht is veroorzaakt door de vertraging van de voorafgaande vluchten en door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties, of dat er wellicht nog een andere oorzaak aan deze vertraging ten grondslag lag. Het is aan de vervoerder om voldoende gegevens te verstrekken, opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen, hetgeen de vervoerder heeft nagelaten. Het beroep van de vervoerder op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden wordt dan ook verworpen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
4.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal het verzoek tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
4.8.
De vervoerder heeft, onder verwijzing naar artikel 15.2 van zijn algemene voorwaarden, aangevoerd dat hij niet gehouden is de proceskosten te voldoen, nu de passagiers dan wel AirHelp voorafgaand aan de onderhavige procedure geen contact hebben/ heeft opgenomen met de vervoerder. De kantonrechter overweegt dat, voor zover de algemene voorwaarden al van toepassing zijn, bij beschikkingen van 22 januari 2020 (7573474/ CV FORM 19-2569 en 7526665 CV FORM 19-1756) is geoordeeld dat artikel 15.2 van de algemene voorwaarden van de vervoerder als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt. Artikel 15.2 van de algemene voorwaarden van de vervoerder is door de kantonrechter vernietigd en dient dan ook buiten toepassing te blijven. Derhalve komen de proceskosten voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt.
4.9.
Op verzoek van AirHelp zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 3.600,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op € 507,00 aan griffierecht en € 218,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open