Op 16 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de opheffing van bewind. Verzoeker, die onder bewind staat sinds 29 april 2019, heeft verzocht om het bewind op te heffen, omdat hij meent in staat te zijn zijn financiën zelfstandig te beheren. Hij heeft aangegeven dat hij geen vertrouwen meer heeft in zijn bewindvoerders, O. Knaap en I.M. Knaap-Jansen, en dat hij een kennis heeft bereid gevonden om garant te staan voor zijn schulden. De bewindvoerders hebben echter verweer gevoerd en stellen dat verzoeker niet in staat is om zijn financiën zelfstandig te beheren, gezien zijn geestelijke gesteldheid en eerdere ervaringen.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoek, het verweer en de ingediende stukken, en heeft op 20 april 2022 een mondelinge behandeling gehouden. Tijdens deze behandeling is besproken dat verzoeker weliswaar kan terugvallen op een ambulante begeleider en een kennis, maar dat het van belang is dat hij aantoont dat hij zijn financiën zonder hulp van derden kan beheren. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de grondslag voor het bewind, namelijk de geestelijke en lichamelijke problematiek van verzoeker, nog steeds bestaat. Bovendien is er sprake van schuldenproblematiek, waarvoor de bewindvoerders een regeling hebben getroffen.
Gelet op deze overwegingen heeft de kantonrechter besloten het verzoek tot opheffing van het bewind af te wijzen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.