ECLI:NL:RBNHO:2022:4311

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
9267950
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door brandstofstoring op Schiphol

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij easyJet. De passagier had een vordering ingesteld wegens een vertraging van meer dan drie uur bij zijn vlucht van Londen Gatwick naar Amsterdam Schiphol op 24 juli 2019. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder, easyJet, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een brandstofstoring op Schiphol, die niet voorkomen had kunnen worden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op zijn eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de rechter oordeelde dat de vervoerder kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals een besluit van de luchtverkeersleiding dat de vlucht meerdere keren een gewijzigde 'Calculated Take-Off Time' (CTOT) heeft opgelegd. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van de passagier daarom werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ongelijk kreeg in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9267950 \ CV EXPL 21-3825
Uitspraakdatum: 11 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: Yource B.V.
procesgemachtigde: Verdex B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
easyJetgevestigd te London Luton Airport (Verenigd Koninkrijk), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 25 mei 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Londen Gatwick Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Amsterdam Schiphol Airport op 24 juli 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers is met meer dan drie uur vertraging aangekomen op zijn eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de door de passagier ondervonden vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In punt 15 van de considerans van de Verordening heeft de Gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat er op 24 juli 2019 sprake is geweest van een storing in het brandstofsysteem van Schiphol. Dit is door de passagier niet betwist. De vervoerder heeft vervolgens aangevoerd dat de vlucht in kwestie als gevolg van deze brandstofstoring niet op tijd kon vertrekken. De vlucht heeft meerdere malen een gewijzigde CTOT opgelegd gekregen tot de vlucht om 21:02 uur UTC toestemming kreeg om op te stijgen, aldus de vervoerder. De passagier stelt daarentegen dat de storing niet van invloed is geweest op de vlucht in kwestie. De brandstofstoring vond immers plaats op de luchthaven van aankomst, en niet op de luchthaven van vertrek. Hiermee miskent de passagier volgens de vervoerder dat een storing in het brandstofsysteem van een luchthaven tot gevolg heeft dat vertrekkende vliegtuigen met onvoldoende brandstof niet kunnen vertrekken waardoor er voor inkomende vluchten minder plek vrij is om te landen.
5.4.
De kantonrechter overweegt dat uit het door de vervoerder overgelegde vluchtrapport blijkt dat de vlucht meermaals een gewijzigde “Calculated Take-Off Time” (CTOT) opgelegd heeft gekregen door de luchtverkeersleiding. De passagier stelt dat deze gewijzigde slottijden niet het gevolg zijn van de brandstofstoring op Schiphol. De kantonrechter overweegt dat de reden voor het opleggen van de CTOT door de luchtverkeersleiding in beginsel niet relevant is. Niet is gebleken dat de CTOT is opgelegd door toedoen van de vervoerder. Het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en het toekennen van een latere slottijd is aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van de Verordening.
5.5.
De vervoerder heeft aangevoerd dat hij er alles aan heeft gedaan om de vertraging van de passagier zoveel mogelijk te beperken. Echter zouden alle vluchten met dezelfde omstandigheden te maken krijgen en dus had geen enkele maatregel de vertraging verder kunnen voorkomen, aldus de vervoerder. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier zal dan ook worden afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter