ECLI:NL:RBNHO:2022:4406

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9015896 \ CV EXPL 21-878
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines Ltd. wegens de annulering van vlucht LX728 op 13 januari 2019 van Zürich naar Amsterdam-Schiphol. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen. Flightright vordert een schadevergoeding van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder, Swiss International Air Lines, betwist de vordering en stelt dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die een capaciteitsreductie vereisten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering van de vlucht vaststaat. De vervoerder heeft onvoldoende aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet heeft aangetoond in welke mate de capaciteitsreductie invloed heeft gehad op het aantal uit te voeren vluchten en waarom vlucht LX725 niet vertraagd kon worden uitgevoerd. De kantonrechter komt tot de conclusie dat de vervoerder niet kan ontsnappen aan de compensatieplicht en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 250,00 aan Flightright, vermeerderd met wettelijke rente.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat Flightright niet voldoende heeft aangetoond dat de verrichte werkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijke handelingen. De proceskosten worden toegewezen aan Flightright, omdat de vervoerder ongelijk krijgt. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 11 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9015896 \ CV EXPL 21-878
Uitspraakdatum: 11 mei 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Flightright GmbH
statutair gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz (Weiss Legal)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines Ltd.
statutair gevestigd te Basel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. P.C.X. de Leede & mr. E.A. Pluijm (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 11 december 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Zürich (Zwitserland) naar Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht LX728 op 13 januari 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vordering overgedragen aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en voert daartoe primair aan dat Flightright niet-ontvankelijk is in haar vordering. Subsidiair voert de vervoerder aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder voert primair aan dat Flightright niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat de vermeende vordering van de passagier niet rechtsgeldig is overgedragen aan Flightright. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat een kopie van het paspoort van de passagier ontbreekt. Flightright heeft bij conclusie van repliek een kopie van het paspoort van de passagier overgelegd. Verder voldoet de akte van cessie aan de vereisten van artikel 3:94 Burgerlijk Wetboek (BW), zodat Flightright kan worden ontvangen in haar verzoek.
5.3.
Vast staat dat vlucht is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5 lid 1 onder c van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.4.
In punt 14 van de Considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.5.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat onderhavige vlucht onderdeel was van de rotatievlucht Zürich-Amsterdam-Zürich-Amsterdam (vluchten LX724, LX725 en LX728). De vluchten zouden met het toestel HBIJI worden uitgevoerd. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat op 13 januari 2019 slecht weer was voorspeld te Amsterdam. Als gevolg van de slechte weersomstandigheden is een capaciteitsreductie afgekondigd. Vanwege de slechte weersomstandigheden en de uitgevaardigde capaciteitsreductie was de vervoerder genoodzaakt om vlucht LX725, als voorzorgsmaatregel, te annuleren, aldus de vervoerder. Doordat vlucht LX725 niet is uitgevoerd is het toestel dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren niet in Zürich aangekomen. Onderhavige vlucht is om die reden geannuleerd. In het vluchtrapport van de vlucht in kwestie wordt code 72 genoemd, te weten “
weather destination station”. Slechte weeromstandigheden liggen geheel buiten de invloedsfeer van de vervoerder, aldus nog steeds de vervoerder. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de vervoerder naar de
Terminal Aerodrome Forecasten de
Meteorological Aerodrome Report. Verder verwijst de vervoerder naar de vluchtrapporten van vluchten LX724, LX725 en LX728.
5.6.
Flightright betwist dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. Flightright stelt zich op het standpunt dat geen sprake was van slechte weersomstandigheden tijdens geplande uitvoering van de vlucht in kwestie. Voorts stelt Flightright zich op het standpunt dat de vervoerder ook een ander alternatief had kunnen bieden. Voorts stelt Flightright zich op het standpunt dat het een operationele keuze van de vervoerder is geweest om de vlucht van de passagier te annuleren. Er zijn volgens Fligthright wel andere vluchten op de geplande vertrektijd vanuit Zürich vertrokken. Bovendien stelt Flightright zich op het standpunt dat een capaciteitsreductie een algemene maatregel is en dat dit derhalve geen buitengewone omstandigheid kan opleveren.
5.7.
De kantonrechter overweegt dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat op 13 januari 2019 sprake was van slecht weer in Amsterdam. Voorts overweegt de kantonrechter dat een capaciteitsreductie een buitengewone omstandigheid kan vormen indien de luchtvaartmaatschappij aantoont dat zij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder met de door haar overgelegde stukken en toelichting daarop niet in is geslaagd. De vervoerder heeft onvoldoende toegelicht dan wel aangetoond in welke mate de luchtverkeersleiding vanwege de voorspelde weersomstandigheden de capaciteit van de luchthaven heeft aangepast. Tevens is onvoldoende duidelijk geworden in welke mate de capaciteitsreductie invloed heeft gehad op het aantal uit te voeren vluchten, noch is onderbouwd welke afwegingen de vervoerder heeft gemaakt bij het annuleren van vlucht LX725 en de onderhavige vlucht. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden waarom de vervoerder ervoor heeft gekozen om specifiek vlucht LX725 en de vlucht in kwestie te annuleren. Bovendien is niet duidelijk geworden waarom vlucht LX725 niet vertraagd kon worden uitgevoerd. Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de vlucht in kwestie is geannuleerd. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als niet gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
Flightright heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Flightright heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Flightright van € 250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,00 vanaf 13 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Flightright tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 106,47;
griffierecht € 126,00;
salaris gemachtigde € 150,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter