In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines Ltd. wegens de annulering van vlucht LX728 op 13 januari 2019 van Zürich naar Amsterdam-Schiphol. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen. Flightright vordert een schadevergoeding van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder, Swiss International Air Lines, betwist de vordering en stelt dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die een capaciteitsreductie vereisten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering van de vlucht vaststaat. De vervoerder heeft onvoldoende aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet heeft aangetoond in welke mate de capaciteitsreductie invloed heeft gehad op het aantal uit te voeren vluchten en waarom vlucht LX725 niet vertraagd kon worden uitgevoerd. De kantonrechter komt tot de conclusie dat de vervoerder niet kan ontsnappen aan de compensatieplicht en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 250,00 aan Flightright, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat Flightright niet voldoende heeft aangetoond dat de verrichte werkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijke handelingen. De proceskosten worden toegewezen aan Flightright, omdat de vervoerder ongelijk krijgt. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 11 mei 2022.