ECLI:NL:RBNHO:2022:4410

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9178691 \ CV EXPL 21-2838
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van luchtvaartvertraging door staking van Franse luchtverkeersleiding

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier, die op 9 mei 2019 van Alicante naar Amsterdam-Schiphol Airport zou vliegen met vlucht HV6148, arriveerde meer dan drie uur later dan gepland. Flightright, gemachtigd door de passagier, vorderde een schadevergoeding van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder, Transavia, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een staking van de Franse luchtverkeersleiding, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid vormde die hen vrijstelde van compensatie.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier inderdaad met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen. De rechter oordeelde dat de staking van de Franse luchtverkeersleiding als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt, waardoor Transavia niet verplicht was om compensatie te betalen. De vervoerder had voldoende aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van Flightright werd afgewezen, en de proceskosten werden aan Flightright opgelegd.

De beslissing van de kantonrechter werd uitgesproken op 11 mei 2022, waarbij Flightright werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder, en € 37,50 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9178691 \ CV EXPL 21-2838
Uitspraakdatum: 11 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Flightright GmbH
statutair gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H Yildiz (Weiss Legal)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines
statutair gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Reevers (Leeman Verheijden Huntjens Advocaten B.V.)

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 8 april 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Flightright heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Alicante (Spanje) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 9 mei 2019 met vlucht HV6148, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagier is meer dan drie uur later op de overeengekomen eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft haar vermeende vordering overgedragen aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van méér dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Amsterdam-Schiphol Airport. Op grond van de Verordening is de vervoerder in beginsel gehouden de passagier hiervoor te compenseren, tenzij de vervoerder ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. Op grond van punt 14 van de Considerans van de Verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich onder meer voordoen in geval van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.3.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd vanwege een staking van de Franse luchtverkeersleiding. Dat sprake was van een staking van de Franse luchtverkeersleiding blijkt volgens de vervoerder uit het ‘OCC Management Report’ en het ‘GSC Report’, alsmede uit de Notice to Airmen. Uit de Notice to Airmen blijkt dat de staking aanving op 8 mei 2019 om 17:00 uur UTC en eindigde op 10 mei 2019 om 04:00 uur UTC. Door voornoemde staking zijn aan de onderhavige vlucht slotrestricties opgelegd. De onderhavige vlucht is uiteindelijk om 01:59 uur lokale tijd vertrokken en om 04:28 uur lokale tijd aangekomen te Amsterdam-Schiphol Airport.
5.4.
Flightright stelt zich op het standpunt dat de staking van de Franse luchtverkeersleiding niet als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. De vervoerder heeft de stelling van Flightright gemotiveerd betwist. De vervoerder heeft onder meer aangegeven dat een staking in zijn algemeenheid wordt aangekondigd, maar dat dit geenszins betekent dat de vervoerder weet welke vluchten beïnvloed zullen worden door de staking en de slotberichten. Pas zodra de slotberichten worden opgelegd, twee uur voor de originele vertrektijd, kan de vervoerder anticiperen op de gevolgen van de staking, aldus de vervoerder. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat hij de besluiten van de luchtverkeersleiding niet kan voorkomen. Er kon bovendien niet een ander toestel worden ingezet. De besluiten van de luchtverkeersleiding zien op een specifieke vlucht en niet op een toestel, aldus nog steeds de vervoerder.
5.5.
Middels de slotberichten heeft de vervoerder voldoende aangetoond dat de vlucht, wegens de staking van de Franse luchtverkeersleiding, onderworpen was aan restricties. De gewijzigde slottijden hebben te gelden als een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag, zoals bedoeld in overweging 15 van de Verordening. Wanneer een vlucht een slotrestrictie opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een slotrestrictie moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuw slot heeft verzocht. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat wanneer een buitengewone omstandigheid optreedt hij al het redelijkerwijs mogelijke doet om het originele vluchtschema zo goed mogelijk na te komen. Dit is volgens de vervoerder in onderhavig geval ook gebeurd. Bovendien stond het toestel tijdig gereed voor vertrek. Ook kon volgens de vervoerder niet een ander toestel worden ingezet, omdat de besluiten van de luchtverkeersleiding zien op een specifieke vlucht en niet op een toestel. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. Gelet op het voorgaande zal de vordering van Flightright worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Flightright tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter