In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier, die op 9 mei 2019 van Alicante naar Amsterdam-Schiphol Airport zou vliegen met vlucht HV6148, arriveerde meer dan drie uur later dan gepland. Flightright, gemachtigd door de passagier, vorderde een schadevergoeding van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder, Transavia, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een staking van de Franse luchtverkeersleiding, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid vormde die hen vrijstelde van compensatie.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier inderdaad met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen. De rechter oordeelde dat de staking van de Franse luchtverkeersleiding als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt, waardoor Transavia niet verplicht was om compensatie te betalen. De vervoerder had voldoende aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van Flightright werd afgewezen, en de proceskosten werden aan Flightright opgelegd.
De beslissing van de kantonrechter werd uitgesproken op 11 mei 2022, waarbij Flightright werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder, en € 37,50 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.