ECLI:NL:RBNHO:2022:4415

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9466313 \ CV EXPL 21-6583
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van factuur en onkosten tussen bouwbedrijven in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de besloten vennootschap Vrijenban B.V. een vordering ingesteld tegen Melo Bouw B.V. wegens een openstaande factuur van € 6.879,43 voor de levering van een prefab mestafscheider. De vordering is ingesteld na herhaalde aanmaningen tot betaling door Vrijenban. Melo Bouw heeft de vordering betwist en zich beroepen op een verrekenafspraak met Vrijenban, waarbij zij stelt dat onkosten die zij heeft gemaakt in het kader van een overeenkomst met Den Boer Beton B.V. verrekend mochten worden met de openstaande factuur van Vrijenban. De kantonrechter heeft op 4 mei 2022 geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd voor de verrekenafspraak en dat Melo Bouw de factuur van Vrijenban dient te betalen. De kantonrechter heeft de wettelijke handelsrente toegewezen vanaf 2 oktober 2021 en de proceskosten aan de zijde van Vrijenban toegewezen. De voorwaardelijke tegenvordering van Melo Bouw is afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de onkosten niet aan Vrijenban konden worden toegerekend. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9466313 \ CV EXPL 21-6583
Uitspraakdatum: 4 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Vrijenban B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Delft
eiseres
verder te noemen: Vrijenban
gemachtigde: mr. C.I.M. Molenaar
tegen
de besloten vennootschap
Melo Bouw B.V.
gevestigd te Heemskerk
gedaagde
verder te noemen: Melo Bouw
gemachtigde: mr. A.C.J. Hanrath

1.Het procesverloop

1.1.
Vrijenban heeft bij dagvaarding van 15 september 2021 een vordering tegen Melo Bouw ingesteld. Melo Bouw heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een voorwaardelijke tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 6 april 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Vrijenban en Melo Bouw hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft Vrijenban op 5 april 2022 bij twee afzonderlijke e-mailberichten nog stukken toegezonden, hetgeen op grond van het tussenvonnis en het procesreglement te laat is. Ter zitting is besproken dat de kantonrechter de producties desondanks als onderdeel van het dossier zal beschouwen. Daarbij is aangegeven dat Melo Bouw nog in de gelegenheid zou worden gesteld om op de producties te reageren, indien deze bij de beoordeling van het vonnis zouden worden betrokken. Zoals hierna zal blijken, is hiervan echter geen sprake zodat de kantonrechter Melo Bouw niet in de gelegenheid zal stellen om nog een akte te nemen.

2.De feiten

2.1.
Vrijenban is een betonfabriek. Haar bedrijfsactiviteiten bestaan uit vervaardiging van stortklare beton, vervaardigen van producten van beton voor de bouw en Vrijenban is een groothandel, gespecialiseerd in overige bouwmaterialen. Melo Bouw is een bouw- en aannemingsbedrijf.
2.2.
Vrijenban had in het verleden dezelfde bestuurder als Den Boer Beton B.V. (hierna: Den Boer ) die ook producten van beton voor de bouw leverde, maar andere producten dan Vrijenban.
2.3.
Op 13 december 2018 hebben Melo Bouw en Den Boer een overeenkomst gesloten op grond waarvan Den Boer voor een bedrag van € 284.562,84 verschillende producten aan Melo Bouw zou leveren (hierna: de Den Boer -overeenkomst). Daarbij was [betrokkene 1] de contactpersoon van Melo Bouw en [betrokkene 2] de contactpersoon van Den Boer .
2.4.
Vrijenban heeft in november 2019 in opdracht van Melo Bouw een prefab mestafscheider vervaardigd en geleverd. Hiervoor is op 25 november 2019 een factuur verzonden voor een bedrag van € 6.879,43 (inclusief btw) met een betaaltermijn van één maand.
2.5.
Bij e-mail van 8 juli 2020 heeft Vrijenban aangegeven dat de factuur nog niet was betaald, waarna een aantal gesprekken tussen Vrijenban en Melo Bouw plaatsvindt, zowel per mail als in persoon. In dat kader mailt [betrokkene 1] van Melo Bouw op 19 september 2020 naar (de gemachtigde van) Vrijenban een overzicht van de gang van zaken. Hieronder staan de voor deze procedure relevante fragmenten, waarbij de kantonrechter begrijpt dat dit een chronologisch overzicht had moeten zijn, terwijl dat door de jaartallen niet het geval lijkt. Ter zitting heeft [betrokkene 1] verklaard dat dat een vergissing is. De kantonrechter leest de jaartallen daarom verbeterd, zoals ze tussen haakjes en niet cursief zijn opgenomen.
“(…)
13-11-2017 offertestadium, overleg uitvoeringsmethodiek
13-12-2018 opdracht, bespreken planning en uitgangspunten
Opgestelde orderbevestiging conform offerte 2017, met een aantal wijzigingen
(…)
12-06-2016(2019)
(…) Transport is niet onder controle, leveringen welke
benodigd waren kwamen niet op tijd, stilstand in uitvoering
Bij de geleverde producten worden tekortkomingen
geconstateerd, er wordt contact gezocht met [betrokkene 2]
18-06-2020(2019)
Gezamenlijk overleg op locatie over oplossing problemen,
[betrokkene 2] heeft die dag plaatsgemaakt voor [betrokkene 3]
Tekortkomingen worden bevestigd, afgesproken Melo bouw houdt onkosten bij en factureert deze
Verdere tekortkomingen worden in een later stadium door den boer beton /vrijenban opgelost
Aansluitend op de verdere leveringen worden nieuwe tekortkomingen geconstateerd, na telefonisch overleg met [betrokkene 2] wordt afgesproken dit naderhand netjes met elkaar op te lossen.
(…)
  • 23-08-2019 Melo Bouw factureert de onkosten van het zaagwerk, en heeft alle verdere onkosten tot dan op zich genomen (factuur 19/00238)
  • 03-10-2019 aanvraag offerte voor levering betonwerk prefab bouw mestscheider
(…)
  • 07-10-2019 Melo Bouw constateert dat er een bedrag van € 31.800, teveel is voldaan, de vooruitbetaalde rubbers zijn nooit van de latere facturen afgehaald.
  • 11-10-2019 Offerte prefab gebouw mestscheider wordt akkoord bevonden en besteld, levering bevestigd eind oktober/begin november i.v.m. opleverdatum
  • 25-10-2019 Na versturen herinnering factuur vanuit Melo bouw omtrent onkosten wordt de afspraak betwist door [betrokkene 3]
  • 02-11-2020(2019)
    Den boer beton wordt overgenomen door een andere partij, er wordt van onze kant gevraagd om een schriftelijke bevestiging van de gemaakte afspraken omtrent het afhandelen van de tekortkomingen en garanties. (geen reactie)
  • 06-11-2020(2019)
    Er volgt wekelijks navraag omtrent de verschuldigde betaling, maar er komt geen reactie, op mail en telefoon wordt niet gereageerd Uiteindelijk zet [betrokkene 3] Melo bouw onder druk omtrent de gefactureerde onkosten, deze dienen te vervallen, dan zal het bedrag terug gestort worden. Er volgt overleg met [betrokkene 2] , omtrent de lopende order prefab gebouw mestscheider, afspraak is om de onkosten daarmee te verrekenen.
  • 13-11-2019 [betrokkene 3] dwingt bovenstaande af, en komt daarmee tot een akkoord
(…)
  • 25-11-2019 levering prefab beton mestscheider vindt plaats, alsook facturatie
  • 05-12-2019 tekortkomingen zijn grotendeels bijgewerkt. (…)
  • 08-06-2020 Herinnering vanuit den boer beton /vrijenban omtrent openstaande factuur, aangegeven door Melo bouw graag in overleg te gaan omtrent de onkosten en verdere afwikkeling. (…)”

3.De vordering

3.1.
Vrijenban vordert – na vermindering van eis ter zitting ten aanzien van de wettelijke handelsrente – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Melo Bouw veroordeelt tot betaling van € 8.606,26, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 6.879,43 vanaf 1 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Melo Bouw in de kosten van de onderhavige procedure.
3.2.
Vrijenban legt aan de vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat zij in november 2019 in opdracht van Melo Bouw een prefab mestafscheider heeft vervaardigd en geleverd, voor een bedrag van € 6.879,43 (inclusief btw). Melo Bouw is uit hoofde van de overeenkomst gehouden de openstaande factuur te voldoen. De factuur is zonder protest behouden. Melo Bouw is echter niet tot betaling overgegaan.
3.3.
Melo Bouw heeft ondanks herhaalde aanmaningen geen betalingen verricht, zodat zij ook de buitengerechtelijk incassokosten ter hoogte van € 718,95 en de wettelijke handelsrente rente vanaf 25 december 2019 is verschuldigd. Tot en met 1 oktober 2021 bedraagt de wettelijke handelsrente € 1.007,88.

4.Het verweer en de voorwaardelijke tegenvordering

4.1.
Melo Bouw betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij betwist niet dat zij de factuur van € 6.879,43 van Vrijenban verschuldigd is, maar zij beroept zich – samengevat – (primair) op een verrekenafspraak, waardoor die factuur al (vrijwel geheel) is voldaan. Melo Bouw is namelijk met [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), vertegenwoordiger van zowel Den Boer als Vrijenban, overeengekomen dat de vordering van Melo Bouw op Den Boer ter hoogte van € 6.535,72 aan onkosten die Melo Bouw heeft gehad als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van de Den Boer -overeenkomst, zou worden verrekend met de factuur van Vrijenban. [betrokkene 2] was bevoegd dergelijke afspraken (mede) namens Vrijenban te maken. [betrokkene 2] was namelijk al vanaf 2016 altijd contactpersoon, zowel voor Den Boer als voor Vrijenban. Er was ook sprake van een samenwerkingsverband tussen Den Boer en Vrijenban, die met dezelfde directeur aan het handelsverkeer deelnamen onder de handelsnaam ‘Vrijenban Den Boer Beton ’. Verder blijkt dit samenwerkingsverband uit het feit dat de communicatie vanuit Den Boer en Vrijenban door elkaar heen liep. Melo Bouw is in eerste instantie het project gestart met Den Boer . Bij het project was een mestafscheider nodig. Het aanbod voor de mestafscheider is gedaan vanaf een e-mailadres van Den Boer , met in de bijlagen een offerte van Vrijenban voor de mestafscheider. Daarbij waren weer de leveringsvoorwaarden van Den Boer gevoegd. Hieruit volgt duidelijk dat ‘Vrijenban Den Boer Beton ’ een samenwerkingsverband is en dat [betrokkene 2] dit samenwerkingsverband vertegenwoordigde en beide vennootschappen dus ook kon binden. Melo Bouw heeft ter onderbouwing van de verrekenafspraak een e-mail van [betrokkene 2] overgelegd, waarin [betrokkene 2] aan Melo Bouw bevestigt dat hij de verrekenafspraak met Melo Bouw heeft gemaakt. Melo Bouw heeft de factuur van Vrijenban door deze verrekening dus al voldaan. Subsidiair verzoekt Melo Bouw om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2.
Melo Bouw vordert bij wijze van voorwaardelijke tegenvordering – na vermindering van eis ter zitting ten aanzien van de wettelijke handelsrente – voor het geval zal worden geoordeeld dat het beroep op verrekening niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, dat Vrijenban bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan Melo Bouw van een bedrag van € 6.535,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 december 2018 tot aan de dag van algehele voldoening, binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, met veroordeling van Vrijenban in de proceskosten en eventuele nakosten.
4.3.
Vrijenban betwist de tegenvordering en voert – kort weergeven – aan dat [betrokkene 2] verkoopleider van Den Boer was en niet van Vrijenban, zodat [betrokkene 2] Vrijenban op geen enkele wijze kon binden. Vrijenban en Den Boer zijn afzonderlijke juridische entiteiten. Dat zij wel dezelfde bestuurder hebben, doet daaraan niet af.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering en de (voorwaardelijke) tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
de vordering
5.2.
Melo Bouw doet een beroep op verrekening van de vordering van Vrijenban op haar met haar vordering op Den Boer . Uit artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat verrekening in beginsel alleen kan wanneer het gaat om dezelfde wederpartij, maar deze bepaling is van regelend recht, zodat partijen hiervan afwijkende afspraken kunnen maken. Daarbij komt dat Melo Bouw zich ook op het standpunt stelt dat zij ervan mocht uitgaan dat Vrijenban en Den Boer één wederpartij waren. Het meest verstrekkende verweer van Vrijenban tegen het beroep op de verrekenafspraak is dat [betrokkene 2] , met wie Melo Bouw de verrekenafspraak zou hebben gemaakt, Vrijenban niet kon binden aan zo’n afspraak. Als dat standpunt juist is, doet het er immers niet meer toe of die afspraak is gemaakt en zo ja, wat die afspraak dan precies inhield, want dan is Vrijenban niet aan die afspraak gebonden. Daarom zal de kantonrechter die vraag als eerste beantwoorden.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat Melo Bouw onvoldoende heeft gesteld waarom zij erop mocht vertrouwen dat [betrokkene 2] Vrijenban aan dit soort afspraken kon binden. Haar stelling dat [betrokkene 2] al vanaf 2016 altijd contactpersoon was vanuit zowel Den Boer als Vrijenban en dat [betrokkene 2] vaker dit soort afspraken maakte, is door Vrijenban betwist en door Melo Bouw verder niet aannemelijk gemaakt, laat staan onderbouwd. Ook de stelling van Melo Bouw dat [betrokkene 2] Vrijenban kon binden aan afspraken, omdat Vrijenban als één entiteit samenwerkte met Den Boer , is niet voldoende komen vast te staan. Melo Bouw heeft niet betwist dat Vrijenban en Den Boer twee aparte rechtspersonen zijn, zodat dat vaststaat. Daarnaast heeft Vrijenban de stelling van Melo Bouw dat ‘Vrijenban Den Boer Beton ’ een bestaande entiteit en een handelsnaam is, betwist. Tegenover die betwisting heeft Melo Bouw haar stelling onvoldoende onderbouwd. Dat zij een mail kan overleggen waarop beide logo’s van Vrijenban en Den Boer naast elkaar staan en dat Den Boer mede namens Vrijenban e-mails stuurde, is daartoe onvoldoende. Vrijenban heeft immers niet betwist dat zij samen met Den Boer aan hetzelfde project voor Melo Bouw werkte, maar beide vennootschappen verzorgden verschillende werkzaamheden en Vrijenban heeft ook een aparte offerte uitgebracht op eigen briefpapier. Dat die door Den Boer is toegestuurd, maakt dit niet anders. Het feit dat beide vennootschappen dezelfde directeur hebben, evenmin. Daarbij komt dat uit het overzicht van Melo Bouw in de mail van 19 september 2020 (zie 2.5.) volgt dat Melo Bouw in dezelfde periode zowel met [betrokkene 3] (directeur grootaandeelhouder van zowel Vrijenban als Den Boer ) als met [betrokkene 2] contact heeft gehad, waarbij duidelijk was dat [betrokkene 3] en de heer [betrokkene 2] anders in de gesprekken stonden. Anders gezegd, [betrokkene 3] was niet een anonieme directeur die op de achtergrond andere beslissingen nam die voor Melo Bouw niet kenbaar waren en die communiceerde via [betrokkene 2] , maar hij nam zelf, naast [betrokkene 2] deel aan de gesprekken over zowel de werkzaamheden van Den Boer als van Vrijenban en gaf daarbij aan dat hij er anders instond dan [betrokkene 2] . Melo Bouw kon er onder die omstandigheden niet van uitgaan dat [betrokkene 2] dan bindende afspraken kon maken.
5.4.
Partijen verschillen in dit kader ook van mening over de uitleg van de zin in de mail van 19 september 2020, die achter de datum 13 november 2019 staat: ‘
[betrokkene 3] dwingt bovenstaande af, en komt daarmee tot een akkoord’.Volgens Melo Bouw slaat “
bovenstaande” terug op de zin: “
Er volgt overleg met [betrokkene 2] , omtrent de lopende order prefab gebouw mestscheider, afspraak is om de onkosten daarmee te verrekenen.”, wat betekent dat [betrokkene 3] heeft afgedwongen dat de onkosten van Melo Bouw voor de Den Boer -overeenkomst verrekend mochten worden met de factuur voor de mestscheider van Vrijenban. Volgens Vrijenban slaat die zinsnede echter terug op de zin: “
Uiteindelijk zet [betrokkene 3] Melo bouw onder druk omtrent de gefactureerde onkosten, deze dienen te vervallen, dan zal het bedrag terug gestort worden.”. Daaruit volgt volgens Vrijenban dat [betrokkene 3] heeft afgedwongen dat Melo Bouw haar onkostenfactuur zou laten vervallen, waarna het onverschuldigd betaalde bedrag waarover op 7 oktober 2019 in het overzicht wordt gesproken, zou worden terugbetaald aan Melo Bouw.
5.5.
Uit het door Melo Bouw zelf opgestelde overzicht volgt echter dat [betrokkene 3] een afspraak met betrekking tot de onkosten uitdrukkelijk heeft betwist en dat [betrokkene 3] hele andere afspraken heeft willen maken over de gestelde onkosten van Melo Bouw. Dit standpunt heeft [betrokkene 3] ter zitting ook herhaald. Daarbij is ook opvallend dat Melo Bouw zich in deze procedure steeds beroept op een afspraak met [betrokkene 2] . Zou de stelling van Melo Bouw worden gevolgd dat uit de bedoelde zinsnede volgt dat [betrokkene 3] heeft afgedwongen dat de onkosten van Melo Bouw zouden worden vergoed door verrekening, dan zou het logischer zijn dat Melo Bouw een beroep zou doen op de afspraak met [betrokkene 3] als directeur van beide vennootschappen, maar dat doet zij niet. Melo Bouw heeft dan ook onvoldoende gesteld en onderbouwd waarom zij er desondanks van mocht uitgaan dat [betrokkene 2] Vrijenban mocht en kon binden. Om die reden is niet relevant of een dergelijke afspraak met [betrokkene 2] is gemaakt dan wel wat deze afspraak precies inhield. Er is dan ook niet komen vast te staan dat sprake is van een verrekenafspraak waarbij Melo Bouw de factuur van Vrijenban mocht verrekenen met gemaakte onkosten voor de Den Boer -overeenkomst.
5.6.
De kantonrechter merkt hierbij nog op dat het op zijn minst ook opvallend is dat uit het handelen van Melo Bouw na de ontvangst van de factuur ook niet is gebleken dat zij een beroep deed op de verrekenafspraak. Nadat Vrijenban de factuur van 25 november 2019 verstuurde waarop aangegeven was dat die vóór 25 december 2019 betaald moest zijn, heeft Melo Bouw in reactie op die factuur immers niet aangegeven dat zij die verrekende met de onkosten voor de Den Boer -overeenkomst. Overigens zou dat ook betekend hebben, dat Melo Bouw nog wel een bedrag van € 343,71 – het verschil tussen de factuur van Vrijenban van € 6.879,43 en de onkosten van € 6.535,72 – aan Vrijenban had moeten betalen, maar dat heeft zij ook niet gedaan. Zelfs toen Vrijenban aan Melo Bouw verzocht om aan te geven waarom de factuur nog niet was voldaan, heeft Melo Bouw niet direct aangegeven dat zij een beroep op de gestelde verrekenafspraak deed, maar heeft zij Vrijenban uitgenodigd voor een gesprek met betrekking tot de factuur. Pas bij e-mail van 12 augustus 2020 wordt gewezen op een afspraak met [betrokkene 2] . Voorts heeft zij in haar eigen overzicht aangegeven dat zij op 8 juni 2020, dus na ontvangst van de herinnering, nog in overleg wilde treden over de onkosten en verder afwikkeling hiervan. Een en ander lijkt er eerder op te wijzen dat partijen er nog niet uit waren of en zo ja, hoe de onkosten van de Den Boer -overeenkomst vergoed zouden worden.
5.7.
De conclusie is dat Melo Bouw geen beroep kan doen op de verrekenafspraak, als die al bestond, zodat Melo Bouw de factuur van Vrijenban moet betalen.
5.8.
Omdat Melo Bouw in verzuim is met betaling van de factuur, is de gevorderde wettelijke handelsrente over de hoofdsom als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar. De nog niet berekende wettelijke handelsrente is echter niet toewijsbaar vanaf 1 oktober 2021 maar vanaf 2 oktober 2021, aangezien uit de reeds berekende wettelijke handelsrente volgt dat Vrijenban die al tot en met (en niet tot) 1 oktober 2021 heeft berekend.
5.9.
De kantonrechter stelt vast dat Vrijenban voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.10.
Omdat op de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring verweer is gevoerd, moeten de belangen van partijen tegen elkaar worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval (HR 29 november 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2215). De maatstaf daarbij is of het belang van degene die de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring vordert, zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij behoud van de bestaande toestand totdat de uitspraak kracht van gewijsde heeft of op een eventueel rechtsmiddel is beslist. Melo Bouw heeft haar stelling dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad moet worden verklaard echter niet nader onderbouwd, zodat haar belang bij het afwijzen van dat deel van de vordering van Vrijenban niet duidelijk is. Daartegenover wordt Vrijenban, als degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom vraagt en verkrijgt, vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben (HR 27 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2602). De kantonrechter zal de verzochte uitvoerbaar bij voorraadverklaring dan ook verlenen.
de (voorwaardelijke) tegenvordering
5.11.
Omdat de vordering zal worden toegewezen, komt de kantonrechter ook toe aan de beoordeling van de voorwaardelijke tegenvordering. Zoals hiervoor is gebleken, oordeelt de kantonrechter echter niet dat het beroep op verrekening niet eenvoudig is vast te stellen, maar dat de verrekenafspraak niet is komen vast te staan. Dit oordeel is in het kader van de tegenvordering (uiteraard) niet anders. Omdat het gaat om onkosten die – als zij zouden komen vast te staan – zijn veroorzaakt door Den Boer en niet door Vrijenban, kan de vordering van Melo Bouw ook overigens niet tegen Vrijenban worden toegewezen. De conclusie is dat de tegenvordering zal worden afgewezen.
de proceskosten voor de vordering en de tegenvordering
5.12.
De proceskosten inzake de vordering en de tegenvordering komen voor rekening van Melo Bouw, omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten van de tegenvordering zullen vanwege de nauwe samenhang met de vordering op nihil worden gesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt Melo Bouw tot betaling aan Vrijenban van € 8.606,20, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 6.879,43 vanaf 2 oktober 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt Melo Bouw tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Vrijenban tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 507,00;
salaris gemachtigde € 622,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.5.
wijst de vordering af;
6.6.
veroordeelt Melo Bouw tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Vrijenban worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter