ECLI:NL:RBNHO:2022:4419

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9168244 \ CV EXPL 21-2687
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van vertraging van een vlucht en de ontvankelijkheid van de eiser

In deze bodemzaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door Lof Legal Services, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht op 2 mei 2019. De vordering is ingesteld op 31 maart 2021, waarbij AirHelp een bedrag van € 400,00 vorderde, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat AirHelp niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij niet over het vorderingsrecht zou beschikken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat AirHelp de vereiste documenten heeft overgelegd die de overdracht van het vorderingsrecht aantonen.

De kantonrechter heeft verder overwogen dat AirHelp niet de juiste aanmaning aan de vervoerder heeft gestuurd voordat de procedure werd opgestart, wat de vervoerder in zijn verweer heeft benadeeld. De rechter heeft ook vastgesteld dat AirHelp niet voldoende bewijs heeft geleverd van de gestelde vertraging van meer dan drie uur, wat vereist is voor compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vordering tot betaling van compensatie moet worden afgewezen, en dat AirHelp de proceskosten moet vergoeden, vastgesteld op € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder. Het vonnis is uitgesproken op 11 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9168244 \ CV EXPL 21-2687
Uitspraakdatum: 11 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde Lof Legal Services
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 31 maart 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Airhelp heeft hierna nog een akte uitlating producties genomen.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht op 2 mei 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met vertraging.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder voert aan dat Airhelp niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij niet over het gepretendeerde vorderingsrecht beschikt. De kantonrechter overweegt hiertoe dat Airhelp bij dagvaarding een ‘Assignment form’ daterend van 9 mei 2019 en een kopie van het identiteitsbewijs van de passagier heeft overgelegd waaruit volgt dat de passagier zijn vorderingsrecht heeft overgedragen aan Airhelp Limited. Daarnaast is een ‘Assignment agreement’ overgelegd waaruit volgt dat Airhelp Limited op 28 januari 2021 het vorderingsrecht heeft overgedragen aan Airhelp. De aktes van cessie zijn bij de dagvaarding gevoegd. Aan het mededelingsvereiste is in ieder geval voldaan toen de cessie in deze procedure bij dagvaarding, ter kennis van de vervoerder is gebracht. Niet vereist is dat een cessie al voltooid is op het moment van de dagvaarding. Gelet op het voorgaande is aan de vereisten voor een geldige overdracht van de vordering aan Airhelp voldaan.
4.3.
De vervoerder betoogt dat hij nodeloos is gedagvaard aangezien Airhelp de vervoerder niet heeft aangemaand. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat het op de weg van Airhelp had gelegen om de vervoerder een (juiste) aanmaning namens de (juiste) eisende partij te sturen voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. Dat de vervoerder nog volgens Airhelp de griffiekosten had kunnen voorkomen door voor de eerste roldatum te schikken maakt dit niet anders. Hiermee heeft Airhelp alleen maar bevestigd dat zij geen enkele poging heeft ondernomen om de zaak buitengerechtelijk af te doen. Airhelp heeft door haar werkwijze en proceshouding dan ook de vervoerder niet in de gelegenheid gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen. Dit kan echter niet tot gevolg hebben dat de hoofdsom voor afwijzing gereed ligt, maar eventueel gevolgen met zich meebrengen voor de toe te wijzen proceskosten.
4.4.
Op grond van de Verordening en bijbehorende jurisprudentie hebben passagiers recht op compensatie indien hun vlucht is geannuleerd of indien zij met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Airhelp beroept zich op het rechtsgevolg van de gestelde vertraging bij aankomst op de eindbestemming. Dit betekent dat zij ingevolge artikel 150 Rv daarvan de stelplicht en bewijslast draagt. Het Hof Amsterdam (3 november 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2942) heeft daarbij overwogen dat Airhelp voldoende concrete aanknopingspunten dient te verstrekken omtrent de gestelde vertraging, zodat de vervoerder daartegen kan verweren. In elk geval dient het tijdstip van vertrek vanaf de luchthaven van vertrek alsmede het tijdstip van aankomst op de eindbestemming vermeld te worden, zo mogelijk onder overlegging van relevante bewijsmiddelen (zoals schriftelijke verklaringen van de passagiers of getuigen en de boarding pass). Airhelp stelt in de dagvaarding dat de vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Istanbul vertraging heeft opgelopen waardoor de passagier de aansluitende vlucht naar de eindbestemming heeft gemist. Zij stelt verder dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat hij de passagier een alternatieve vlucht heeft geboden zodat de passagier alsnog tijdig is gearriveerd op de eindbestemming. Niet gesteld is dat de vertraging op de eindbestemming meer dan drie uur bedraagt, hetgeen is vereist. Dat Airhelp zonder verdere toelichting verwijst naar een uittreksel van Flight Status waaruit volgt dat de vlucht 3 uur en 27 minuten is vertraagd maakt dit niet anders. Het is immers niet aan de kantonrechter om te zoeken in de producties naar de nadere onderbouwing van de eventuele stelling van Airhelp en daarbij begrijpt de kantonrechter uit de stelling van Airhelp dat Istanbul niet de eindbestemming van de passagier is geweest. De vordering tot betaling van compensatie wordt dan ook op grond hiervan afgewezen.
4.5.
De proceskosten komen conform het liquidatietarief voor rekening van Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter