ECLI:NL:RBNHO:2022:444

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
C/15/312958 / HA ZA 21-76
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van een mondelinge koopovereenkomst voor de levering van uien

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat de vraag centraal of er tussen partijen een mondelinge koopovereenkomst tot stand is gekomen voor de levering van uien voor het seizoen 2018/2019. Eiser, een uienverwerkend bedrijf, stelt dat er in 2018 een mondelinge overeenkomst is gesloten met gedaagden, die vennoten zijn van een vennootschap onder firma die uien teelt. De rechtbank oordeelt dat niet is komen vast te staan dat een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen of stilzwijgend is voortgezet. De vordering van eiser wordt afgewezen, terwijl de vordering in reconventie van gedaagden wordt toegewezen. De rechtbank verklaart voor recht dat er op 8 februari 2019 een overeenkomst tot stand is gekomen voor de levering van elf hectare uien voor € 0,28 per kilogram. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/312958 / HA ZA 21-76
Vonnis van 19 januari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser].,
gevestigd te [plaats 1], gemeente [gemeente 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E.C.J. Ris te Amsterdam (ARAG),
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde 1],
gevestigd te [plaats 2], gemeente [gemeente 2],
gedaagde 1 in conventie,
eiseres 1 in reconventie,

2 [gedaagde 2],

wonende te [plaats 2], gemeente [gemeente 2],
gedaagde 2 in conventie,
eiser 2 in reconventie,

3 [gedaagde 3],

wonende te [plaats 2], gemeente [gemeente 2],
gedaagde 3 in conventie,
eiseres 3 in reconventie,
gedaagden 1 tot en met 3:
advocaat mr. H. Waaijer te Leiden.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • het tussenvonnis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Deze zaak gaat om de vraag of tussen partijen in 2018 een mondelinge koopovereenkomst tot stand is gekomen of stilzwijgend is voortgezet voor de levering van uien voor het seizoen 2018/2019. De rechtbank is van oordeel dat dit niet is komen vast te staan en wijst de vordering van [eiser] af. De vordering in reconventie wordt toegewezen, te weten de verklaring voor recht dat sprake is van een overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen op 8 februari 2019, betreffende de levering van elf hectare uien voor € 0,28 per kilo.

3.Feiten

3.1.
Gedaagden 2 en 3 zijn vennoten van gedaagde 1, de vennootschap onder firma [gedaagde 1], een bedrijf dat onder andere uien teelt.
3.2.
[eiser] heeft een uien verwerkend bedrijf en heeft de afgelopen twaalf jaar uien afgenomen van vier uientelers in de [gemeente 2] waaronder van gedaagde 1. De condities waaronder [eiser] uien van deze vier telers afnam, waren voor deze vier telers steeds gelijk. Het contact tussen [eiser] en deze telers liep meestal via één van de telers.
3.3.
Sinds 2008 is de prijs voor de uien tussen partijen gelijk gebleven op één prijsverhoging na van één eurocent per kilogram ingaande per 2015.
3.4.
Op 6 juli 2018 stuurt [eiser] per e-mail een aankoopbevestiging aan [gedaagde 1] c.s. voor de aankoop van uien voor het seizoen 2018/2019 voor € 0,151 per kilogram met het verzoek om deze binnen twee weken retour te zenden.
3.5.
[gedaagde 1] c.s. retourneert de aankoopbevestiging voor het seizoen 2018/2019 - in tegenstelling tot de vier seizoenen daarvoor - niet.
3.6.
Medio juli 2018 schrijft Jasper [gedaagde 1] in een Whatsapp groep aan de andere drie uientelers:
(…) Ik heb contract nog niet getekend terug gestuurd, dacht na onderhandeling over volgend jaar te doen.. jullie al wel?
3.7.
Nadat Jasper [gedaagde 1] op 16 en 17 juli 2018 met [eiser] belt met het verzoek om een afspraak om het over de prijs van de uien te hebben, vindt in september 2018 een gesprek plaats tussen [gedaagde 1] c.s. en [eiser].
3.8.
Op 2 en 3 oktober 2018 stuurt Jasper [gedaagde 1] per e-mail aan [eiser] twee certificaten in verband met de productie van ui door [gedaagde 1] c.s.
3.9.
Door droogte en warmte in 2018 stijgt de marktprijs van uien van de oogst van seizoen 2018/2019. Op 14 februari 2019 ligt de prijs van zaaiuien uit bewaring volgens een ‘Beursbericht Emmeloord’ tussen € 0,28 en € 0,52 per kilogram.
3.10.
Op 29 januari 2019 schrijft Pleun van Woerden (een van de vier andere uientelers) in de hiervoor genoemde Whatsapp groep:
Hoor net van groentekoper die bij [eiser] afneemt dat hij afgelopen herfst 2x een stevige prijsverhoging heeft gehad….
3.11.
Bij brief van 5 februari 2019 aan de gemachtigde van [eiser] biedt [gedaagde 1] c.s. aan om de uien van oogst 2018 in opslag aan [eiser] te leveren voor een prijs van € 0,28 per kilogram.
3.12.
[eiser] verklaart zich vervolgens - onder voorbehoud van al haar rechten en onder handhaving van haar standpunt dat [gedaagde 1] c.s. gehouden is om uien te leveren voor de prijs van € 0,151 per kilogram -, op 8 februari 2019 bereid om een prijs van € 0,28 per kilogram te betalen.
3.13.
In de periode februari-maart 2019 levert [gedaagde 1] c.s. in totaal 413,49 ton uien aan [eiser] voor een prijs van € 0,28 per kilogram.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] c.s. tot betaling van € 46.618,10, te vermeerderen met de wettelijke rente en met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] c.s. is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. Hij stelt dat in het voorjaar van 2018 tussen partijen een mondelinge koopovereenkomst tot stand is gekomen of stilzwijgend verlengd voor een prijs van € 0,151 per kilogram, een prijs gelijk aan die van het vorige seizoen. Hij is – om zijn schade te beperken – onder handhaving van dit standpunt en onder voorbehoud van al zijn rechten, akkoord gegaan met een tweede overeenkomst voor een prijs van € 0,28 per kilogram. [eiser] vordert schadevergoeding die bestaat uit het verschil tussen de door hem betaalde prijs en de volgens hem eerder overeengekomen prijs.
4.3.
[gedaagde 1] c.s. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.5.
[gedaagde 1] c.s. vordert in reconventie een verklaring voor recht dat sprake is van een overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen op 8 februari 2019, betreffende de levering van elf hectare uien voor € 0,28 per kilogram.
4.6.
[eiser] heeft geen bezwaar tegen de vordering in reconventie, omdat dit feitelijk ook zo tussen partijen is afgesproken. Volgens [eiser] gaat het nu juist om (de vergoeding van) het prijsverschil tussen de twee overeenkomsten.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat in mei/juni van 2018 een mondelinge overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen voor de aankoop van uien voor het seizoen 2018/2019 voor een prijs van € 0,151 per kilogram. [eiser] heeft in februari 2018 contact gehad met de grootste van de vier telers [betrokkene 1], het aanspreekpunt van de groep telers. Hij heeft met hem afgesproken dat de aankoop van uien van de vier telers zou worden voortgezet. In de zomer van 2018 zouden zij verder praten. Er zijn meerdere contactmomenten geweest, maar [eiser] beschouwt een bijeenkomst in mei/juni 2018 met de vier telers als het moment dat de mondelinge overeenkomst is gesloten. Dat sprake is van een mondeling overeenkomst blijkt uit de verklaringen van de drie andere telers. Daarnaast heeft [gedaagde 1] c.s. begin oktober 2018 op verzoek van [eiser] certificaten voor de productie van ui gestuurd. Zonder koopovereenkomst zou [gedaagde 1] c.s. geen reden hebben om deze documenten aan [eiser] toe te sturen. [gedaagde 1] c.s. heeft de aankoopbevestiging van 6 juli 2018 weliswaar niet getekend teruggestuurd, maar dat gebeurde eerder ook wel terwijl dan wel een koopovereenkomst tot stand kwam die [gedaagde 1] c.s. ook nakwam. [eiser] heeft uitsluitend om haar schade te beperken - en onder voorbehoud van al zijn rechten - een tweede overeenkomst met [gedaagde 1] c.s. gesloten.
[eiser] heeft de standaard prijs voor uien voor zijn afnemers niet verhoogd, maar uitsluitend prijsverhogingen doorgevoerd in verband met verhoogde arbeidskosten en inkoop van uien in het buitenland. Bij afnemers met een contract kon [eiser] de kostenstijging bovendien alleen doorberekenen als het contract de mogelijkheid daartoe bood.
5.3.
[gedaagde 1] c.s. betwist dat in mei/juni 2018 een mondelinge koopovereenkomst is gesloten (of een bestaande overeenkomst stilzwijgend is verlengd) voor de levering van uien voor het seizoen 2018/2019. Volgens [gedaagde 1] c.s. is er in mei/juni 2018 geen bijeenkomst geweest tussen [eiser] en de vier telers. [gedaagde 1] c.s. voert aan dat hij [eiser] begin juli 2018 er op heeft gewezen nog geen contract van hem te hebben ontvangen. [eiser] heeft [gedaagde 1] c.s. vervolgens op 6 juli 2018 een aanbod gedaan voor € 0,151 p/kg, maar [gedaagde 1] c.s. heeft dat aanbod niet aanvaard. [gedaagde 1] c.s. heeft begin oktober 2018 certificaten aan [eiser] gestuurd, omdat hij veronderstelde dat [eiser] hem dan nog een goed aanbod zou doen. [eiser] had de certificaten nodig voor zijn eigen documentatie, maar [gedaagde 1] c.s. heeft met het toesturen er van het aanbod niet aanvaard of toegezegd te gaan leveren. Door de aankoopbevestiging niet te tekenen had [gedaagde 1] c.s. een betere onderhandelingspositie voor een prijsverhoging. Nadat hij via whatsapp aan de andere drie telers had aangegeven over de prijs te willen onderhandelen, heeft [gedaagde 1] c.s. medio juli 2018 [eiser] gebeld en gevraagd om gezamenlijk af te spreken en over de prijs te praten. [eiser] hield een gesprek af en gaf eind augustus 2018 aan dat hij bij iedere teler individueel langs wilde gaan. [gedaagde 1] c.s. voelde zich hierdoor vrij in zijn eigen onderhandelingen met [eiser]. Begin september 2018 vond een gesprek plaats tussen partijen. [gedaagde 1] c.s. was weliswaar bereid om uien aan [eiser] te leveren, maar [eiser] wilde de prijs niet verhogen. Een overeenkomst kwam daarom niet tot stand. Toen eind januari 2019 bleek dat [eiser] in het najaar van 2018 tot twee keer toe de prijzen voor uien had verhoogd, heeft [gedaagde 1] c.s. [eiser] laten weten dat hij zijn uien kon kopen voor € 0,28 per kilogram. De van het oorspronkelijke aanbod van 6 juli 2018 afwijkende aanvaarding voor € 0,28 per kilogram moet worden beschouwd als een nieuw aanbod als bedoeld in artikel 6:225 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Doordat [eiser] (onder voorwaarden) bereid was om de uien voor die prijs af te nemen, heeft hij dat aanbod aanvaard (artikel 3:33 BW) en met de ontvangst van de aanvaarding door [gedaagde 1] c.s. is de overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen (artikel 3:37 lid 3 BW) voor een prijs van € 0,28 per kilogram (artikel 6:217 BW).
Is sprake van een mondelinge overeenkomst?
5.4.
In de kern gaat het hier om de vraag of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen voor de aan- en verkoop van uien voor een prijs van € 0,151 per kilogram. Uitgangspunt daarbij is dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217 BW). De vraag of een overeenkomst met een bepaalde inhoud tot stand is gekomen, moet worden beantwoord aan de hand van de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs van elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De stelplicht (en bewijslast) ten aanzien van de totstandkoming van een overeenkomst, rust op de partij die zich op die overeenkomst beroept, in dit geval [eiser]. Gelet op het navolgende heeft [eiser] daaraan niet voldaan.
5.5.
Ten eerste is niet vast komen te staan dat [eiser] in mei/juni 2018 een mondelinge overeenkomst met [gedaagde 1] c.s. heeft gesloten tijdens een bijeenkomst met de vier telers of dat een dergelijke bijeenkomst zelfs maar heeft plaatsgevonden. [gedaagde 1] c.s. heeft dit namelijk betwist en het volgt ook niet uit de door [eiser] ingebrachte verklaringen van de andere drie telers. Geen van de telers spreekt immers over een gezamenlijke bijeenkomst met [eiser] in het voorjaar van 2018. [eiser] heeft de gestelde bijeenkomst (of die nu in mei/juni plaatsvond of al in februari/maart) op de comparitie van partijen ook niet nader kunnen concretiseren.
5.6.
Ten tweede is ook niet vast komen te staan dat op een ander moment een mondelinge overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. [eiser] heeft daartoe slechts gesteld dat Jasper [gedaagde 1] hem na de bespreking in september 2018 heeft gebeld en zich gebonden achtte. [eiser] heeft die stelling in het licht van de stellige betwisting van [gedaagde 1] c.s. dat er niet is gebeld, onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd.
5.7.
Ten derde gaat het betoog dat de mondelinge overeenkomst via [betrokkene 1] tot stand is gekomen, niet op. Uit wat partijen hebben aangevoerd volgt dat [betrokkene 1] slechts als contactpersoon namens de vier telers optrad. Niet is gesteld of gebleken dat [betrokkene 1] ook gemachtigd was om namens [gedaagde 1] c.s. afspraken te maken voor de levering van uien voor het seizoen 2018/2019. Daarom geldt als uitgangspunt dat een (mondelinge) overeenkomst alleen rechtstreeks tussen [eiser] en [gedaagde 1] c.s. tot stand kan zijn gekomen. Dit wordt ondersteund door het feit dat [eiser] al jaren aankoopbevestigingen aan iedere teler afzonderlijk zond, soms zelfs zonder vooroverleg met [betrokkene 1]. De aankoopbevestiging van 6 juli 2018 geldt dan ook als het aanbod van [eiser] aan [gedaagde 1] c.s. Daarbij komt dat [eiser] aan het einde van de zomer 2018 bij elk van de vier telers individueel is langsgegaan. Omdat elk jaar opnieuw individuele overeenkomsten tussen [eiser] en de vier telers tot stand kwamen, moet de vraag of er tussen partijen een (mondelinge) overeenkomst tot stand is gekomen worden beantwoord aan de hand van de betekenis die
dezepartijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs van elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De verklaringen of gedragingen van de andere drie telers zijn daarbij dus niet relevant, zodat het aanbod om hen als getuigen te horen wordt gepasseerd. Omdat [gedaagde 1] c.s. de aankoopbevestiging van 6 juli 2018 niet heeft geretourneerd maar alle vier de voorafgaande seizoenen wel, mocht [eiser] er niet zonder meer van uit gaan dat [gedaagde 1] c.s. zijn aanbod van 6 juli 2018 had aanvaard of dat de afspraken van het voorgaande seizoen stilzwijgend waren verlengd.
[eiser] wist immers al langer dat [gedaagde 1] c.s. niet tevreden was met de prijs. Dat blijkt onder meer uit de pogingen van [gedaagde 1] c.s. om voor de zomer van 2018 met [eiser] in contact te komen over de prijs (wat [eiser] niet heeft betwist) en uit een e-mail van 2 augustus 2016 van Jasper [gedaagde 1] aan [eiser]:
Hierbij ondertekent het contract terug, beetje laat maar was even op vakantie. Jij durft trouwens ook om nog zo laat je inkoop contracten te versturen.
Kreeg net [betrokkene 2] notering afland leveren plantuien, 13,00-14,50 .. Dus als je voor dit jaar al genoeg hebt..
Of mag ik dan volgend jaar niet meer leveren..?
Dat [gedaagde 1] c.s. begin oktober 2018 op verzoek van [eiser] twee certificaten zond maakt dat niet anders, omdat daaruit niet volgt dat partijen overeenstemming over de prijs hadden.
5.6.
De conclusie is dat [gedaagde 1] c.s. het aanbod van [eiser] in 2018 niet heeft aanvaard zodat geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, niet actief maar ook niet stilzwijgend.
5.7.
De conclusie is dat de rechtbank de vordering van [eiser] zal afwijzen.
5.8.
Gezien het vorenstaande en omdat [eiser] erkent dat op 8 februari 2019 een - weliswaar in zijn ogen tweede - overeenkomst zoals gevorderd tot stand is gekomen, zal de rechtbank de in reconventie gevorderde verklaring voor recht afgeven.
Buitengerechtelijke incassokosten (en rente)
5.9.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en rente worden afgewezen, omdat de hoofdvordering wordt afgewezen.
Proceskosten
5.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. worden begroot op:
- griffierecht 952,00
- salaris advocaat
2.228,00(2 punt × tarief € 1.114,00)
Totaal € 3.180,00
5.11.
De proceskosten in reconventie worden op nihil gesteld, omdat de vordering in reconventie rechtstreeks voortvloeit uit de eis in conventie. Bovendien heeft [eiser] bevestigd dat hij geen bezwaar heeft tegen de gevorderde verklaring voor recht.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot op € 3.180,00,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
verklaart voor recht dat sprake is van een overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen op 8 februari 2019, betreffende de levering van elf hectare uien voor € 0,28 per kilogram,
6.5.
stelt de proceskosten op nihil,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1621