ECLI:NL:RBNHO:2022:4512

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
C/15/326577 / KG ZA 22-133
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het verzoek van de vrouw om in de huurwoning te blijven na relatiebreuk, met veroordeling van de man om de woning te verlaten

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Noord-Holland, vordert de vrouw na een relatiebreuk dat zij in de gezamenlijk gehuurde woning mag blijven wonen. De affectieve relatie tussen partijen is in oktober 2021 geëindigd, maar zij wonen nog steeds samen met hun twee minderjarige kinderen in de huurwoning. De vrouw stelt dat de situatie onhoudbaar is en dat het in het belang van de kinderen is dat de man de woning verlaat. De man heeft echter ook een vordering ingediend om de vrouw te laten vertrekken, maar kan per 15 juli 2022 over vervangende woonruimte beschikken.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de vrouw moet worden toegewezen. De man moet de woning uiterlijk op 16 juli 2022 verlaten en de sleutels aan de vrouw overhandigen. De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond, gezien de schadelijke situatie voor de kinderen. De man heeft weliswaar recht op gebruik van de woning, maar de korte periode tot zijn vertrek rechtvaardigt dat de vrouw tot die tijd in de woning kan blijven.

Daarnaast is in reconventie bepaald dat de vrouw na het vertrek van de man volledig draagplichtig is voor de kosten verbonden aan de woning. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.H. Schotman op 3 mei 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/326577 / KG ZA 22-133
Vonnis in kort geding van 3 mei 2022
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.B. Chylinska te Zaandam,
tegen
[de man],
wonende te [plaats 1],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. D.E. Oud te Wormerveer.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
De zaak in het kortDe affectieve relatie van partijen is in oktober 2021 geëindigd. Partijen wonen met hun twee minderjarige kinderen nog in de gezamenlijk gehuurde woning. De vrouw kan de spanning niet meer aan. Mede in het belang van de kinderen vordert zij dat de man de woning zo snel mogelijk verlaat. Op zijn beurt vordert de man dat de vrouw de woning verlaat. Omdat de man vanaf 15 juli 2022 over vervangende woonruimte kan beschikken, wordt de vordering van de vrouw toegewezen. De man moet de woning 16 juli 2022 hebben verlaten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de conclusie van antwoord, tegens houdende een eis in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben twee kinderen van op dit moment bijna 7 en 11 jaar oud.
2.2.
Vanaf 2016 huren partijen de sociale huurwoning [adres] te [plaats 1] (hierna: de woning). Hoewel de affectieve relatie in oktober 2021 is verbroken, wonen partijen met de kinderen nog steeds samen in de woning.
2.3.
De advocaat van de vrouw heeft de man op 13 januari 2022 verzocht schriftelijk te bevestigen dat hij de woning eind maart 2022 zal verlaten. De man heeft daarop niet gereageerd.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert samengevat - te bepalen dat gedurende de looptijd van de huurovereenkomst uitsluitend de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de woning, de man op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen drie dagen na betekening de sleutels van de woning aan haar te overhandigen, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn, en te bepalen dat de man de woning niet meer mag betreden.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert primair samengevat - te bepalen dat uitsluitend de man gerechtigd is tot het voorlopig gebruik van de woning, en de vrouw op straffe van een dwangsom te bevelen binnen twee dagen na betekening van het vonnis, dan wel een in goede justitie te bepalen termijn, de woning te verlaten. Subsidiair vordert de man te bepalen dat de partij die voorlopig in de woning mag verblijven, volledig draagplichtig wordt voor de woonlasten.
4.2.
De vrouw voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

Spoedeisend belang

5.1.
De vrouw heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat de huidige situatie, waarin beide partijen in de woning wonen, onhoudbaar is en schadelijk is voor de kinderen. Daarmee heeft de vrouw haar spoedeisend belang voldoende onderbouwd.
Toetsingskader
5.2.
Partijen vorderen over en weer voor zichzelf het exclusieve gebruik van de woning. Op grond van het bepaalde in artikel 7:267 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen huurders en medehuurders in een bodemprocedure vorderen dat de kantonrechter zal bepalen dat een of meer van deze personen de huur met ingang van een in het vonnis te bepalen tijdstip niet langer zullen voortzetten. In dit kort geding zal de voorzieningenrechter beoordelen of vooruitlopend op de uitkomst van een tussen partijen aanhangig te maken kantongerechtsprocedure aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige maatregel zoals door partijen is gevorderd.
Huurovereenkomst verkregen door inschrijving vrouw
5.3.
Volgens de vrouw heeft zij een sterker recht op het gebruik van de woning, omdat de woning destijds is verkregen op basis van haar inschrijving voor een sociale huurwoning. De huurovereenkomst is echter op naam van zowel de vrouw als de man gesloten. De man heeft dus al vanaf 2016 een gelijk recht als de vrouw op het gebruik van de woning.
De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de omstandigheid dat dit recht destijds is verkregen doordat de medehuur feitelijk is aangevangen in een destijds op naam van de vrouw en door haar op basis van haar urgentie verkregen sociale huurwoning niet zo lang doorwerkt dat de vrouw daaraan in het kader van beslissingen over de toewijzing na een relatiebreuk nu nog aanspraken kan ontlenen.
5.3.
De man is in beginsel niet ongenegen om de woning te verlaten, maar meent dat de vrouw niet van hem kan verlangen dat dit op stel en sprong gebeurt. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij een reëel uitzicht heeft op woonruimte per 15 juli 2022.
De vrouw heeft aangevoerd dat de situatie in huis op dit moment zo ondraaglijk is, dat niet van haar kan worden gevergd om tot 15 juli 2022 te wachten. Volgens de vrouw moet de man daarom zo snel mogelijk de woning verlaten.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
5.4.
Voorop staat dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van iedere partij om zoveel mogelijk mee te werken aan een oplossing voor het huisvestingsprobleem dat door de relatiebreuk is ontstaan.
De man is vrachtwagenchauffeur en heeft niet weersproken dat de vrouw de primaire zorg heeft voor de kinderen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een belangenafweging onder die omstandigheden in beginsel in het voordeel van de vrouw moet uitvallen.
Dat brengt echter niet mee dat de man onmiddellijk het veld moet ruimen.
5.4.
Er dient betekenis toe te komen aan het feit dat de man het nodige heeft gedaan om invulling te geven aan de op hem rustende verantwoordelijkheid om te zoeken naar oplossingen.
De voorzieningenrechter begrijpt dat het niet ideaal is dat de man tot 15 juli 2022 in de woning zal verblijven, maar is van oordeel dat de relatief korte duur van de tussenliggende periode meebrengt dat de man van de vrouw kan verlangen dat zij zijn aanwezigheid nog een aantal weken accepteert. Partijen hebben sinds de relatiebreuk van oktober 2022 een modus gevonden samen onder één dak te wonen. Het beroep van de man brengt mee dat de vrouw overdag veelal alleen thuis is en de zorg heeft voor de kinderen wanneer ze niet naar school zijn. De man heeft aangegeven dat hij als vrachtwagenchauffeur vroeg op pad gaat en laat thuiskomt en zich dan terugtrekt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag in het kader van de genoemde gezamenlijke verantwoordelijkheid van de vrouw worden verwacht dat zij tot 15 juli in de huidige situatie berust. De wetenschap dat er dan een einde aan komt zal haar een zekere rust kunnen gegeven.
Dat dit niet van de vrouw kan worden gevraagd omdat sprake is van agressie van de kant van de man, heeft de vrouw tegenover de gemotiveerde betwistingen van de man niet onderbouwd.
Conclusie in conventie
5.6.
Bepaald zal worden dat de vrouw vanaf 16 juli 2022 uitsluitend gerechtigd is tot het gebruik van de woning. De man zal worden veroordeeld om uiterlijk 16 juli 2022 de sleutels van de woning aan de vrouw te overhandigen, waarbij zal worden bepaald dat de man vanaf 16 juli 2022 de woning niet meer mag betreden. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
De vorderingen in reconventie
5.7.
De conclusie in conventie betekent dat de primaire vordering in reconventie zal worden afgewezen. De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de subsidiaire vordering. Zij heeft aangevoerd dat zij na het vertrek van de man uit de woning in aanmerking komt voor toeslagen, waardoor zij in staat is de woonlasten te dragen. De vordering van de man om te bepalen dat de achterblijvende partij de woonkosten dient te dragen, zal daarom worden toegewezen.
De proceskosten
5.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
bepaalt dat de vrouw vanaf 16 juli 2022 uitsluitend gerechtigd is tot het gebruik van de woning gelegen te [plaats 1] aan de [adres],
6.2.
bepaalt dat de man uiterlijk 16 juli 2022 de sleutels aan de vrouw ter beschikking dient te stellen,
6.3.
bepaalt dat de man na 16 juli 2022 de woning niet mag betreden,
6.4.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 6.2. en 6.3. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.8.
bepaalt dat de vrouw vanaf 16 juli 2022 volledig draagplichtig is voor de kosten verbonden aan de woning,
6.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 3 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 830