ECLI:NL:RBNHO:2022:4559

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
321098
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting van verdeling van de woning tot 1 juli 2023 in een echtscheidingsprocedure met kinderen

In deze zaak vordert de man de verkoop van de gezamenlijke woning aan een derde, omdat hij samenwoont met zijn nieuwe partner en de overwaarde wil gebruiken voor een eigen woning. De vrouw daarentegen vordert uitstel van de verdeling, omdat zij met haar kinderen op straat zou komen te staan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van de vrouw zwaarder weegt dan dat van de man. De verdeling van de woning wordt uitgesloten tot 1 juli 2023 op basis van artikel 3:178 lid 3 BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw met haar kinderen en een pleegkind in de woning moet blijven wonen, en dat de kans op een sociale huurwoning voor haar klein is. De rechtbank benadrukt dat de vrouw actief moet blijven zoeken naar mogelijkheden voor de toedeling van de woning aan haar, en dat de man niet tegen zijn wil in onverdeeldheid hoeft te blijven zitten. De vorderingen van de man zijn niet toewijsbaar, terwijl de vorderingen van de vrouw grotendeels worden toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/321098 / HA ZA 21-537
Vonnis van 4 mei 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.E. Smal te Limmen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Kemmers te Hoorn Nh.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
De zaak in het kort
Partijen hebben samengewoond met de twee kinderen van de vrouw en een pleegkind van beiden. Zij hebben een woning in gemeenschappelijk eigendom. In 2020 heeft de man de woning verlaten. De man vordert in deze procedure verkoop van de woning aan een derde omdat hij momenteel noodgedwongen samenwoont met zijn huidige partner en graag een eigen woning wil kopen van de overwaarde. De vrouw vordert uitstel van verdeling omdat zij met de kinderen op straat zal komen te staan.
De rechtbank oordeelt dat het belang van de vrouw zwaarder weegt dan de man. De verdeling zal tot 1 juli 2023 worden uitgesloten op grond van artikel 3:178 lid 3 BW.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 september 2021 met producties 1 tot en met 24;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 28;
  • de akte wijziging eis in reconventie van 6 december 2021 met productie 29;
  • het tussenvonnis van 8 december 2021;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte wijziging eis in conventie met producties 24 tot en met 26;
  • de brief van 27 januari 2022 van mr. Smal met productie 25;
  • de brief van 10 maart 2022 van mr. Kemmers met producties 30 tot en met 32;
  • het rolbericht van 16 maart 2022 van mr. Kemmers met producties 33 en 34;
  • het rolbericht van 18 maart 2022 van mr. Kemmers met productie 35;
  • de mondelinge behandeling op 21 maart 2022 waar de man, de vrouw en hun advocaten zijn verschenen. Beide advocaten hebben daarbij een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Partijen hebben gedurende tien jaar een affectieve relatie met elkaar gehad die in juli 2020 is geëindigd.
2.2.
Op 1 december 2014 hebben partijen een samenlevingsovereenkomst getekend. De samenlevingsovereenkomst is per 12 augustus 2020 ontbonden.
2.3.
Partijen hebben de woning, gelegen aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning) in gemeenschappelijk eigendom. Op de woning rust een hypothecaire geldlening van € 244.076,-.
2.4.
De man heeft de woning op 3 juli 2020 verlaten. De vrouw is na ontbinding van de samenlevingsovereenkomst in de woning blijven wonen met haar twee kinderen. Ook is het pleegkind van partijen in de woning blijven wonen. De vrouw voldoet alle aan de woning verbonden lasten.
2.5.
De woning is op 17 februari 2021 getaxeerd door een NVM-makelaar op een waarde van € 322.500,-.

3.De vordering in conventie

in conventie

3.1.
De man vordert na wijziging van eis – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van de vrouw tot medewerking aan de verkoop en levering van de woning door Teer makelaars te Heiloo aan een derde op straffe van een dwangsom en te bepalen dat dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van de eventuele ontbrekende medewerking van de vrouw aan de verkoop en levering van de woning. Daarnaast vordert de man te bepalen dat de opbrengst verminderd met de hypotheekschuld tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld, nadat de met de verkoop samenhangende kosten van de opbrengst zijn afgetrokken. Ook vordert hij veroordeling van de vrouw tot betaling van de kosten van deze procedure en de nakosten.
3.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag:
dat hij niet kan worden gedwongen om in een onverdeelde boedel te blijven
dat partijen in de samenlevingsovereenkomst zijn overeengekomen dat de vrouw zes maanden, dus tot 12 februari 2021, de gelegenheid had om het woongenot voort te zetten.
3.3.
De vrouw voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De vordering in reconventie

4.1.
De vrouw vordert na wijziging van eis dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de verdeling van de woning zal uitsluiten voor de duur van drie jaar, waarbij de vrouw bij wijze van gebruikersvergoeding het aandeel in de eigenaarslasten van de man in de woning zonder nadere verrekening zal voldoen;
II. de man veroordeelt tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 3.500,- inzake de Volvo met kenteken [kenteken] ;
III. de man veroordeelt tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 926,07 inzake de door de vrouw betaalde lasten van de man;
IV. de man veroordeelt tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 3.728,50 inzake de beschikkingen van de belastingdienst ten aanzien van de toeslagen tot en met 2020;
V. de man veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.250,50 inzake het flexibel krediet bij ABN AMRO;
VI. de man veroordeelt in de kosten van deze procedure.
4.2.
De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag:
dat zij bij verkoop van de woning aan een derde met de drie kinderen op straat komt te staan
dat er een grote kans bestaat dat het pleegkind hiervan schade zal ondervinden omdat hij naar een ander pleeggezin zal worden overgeplaatst terwijl de man samen met de vrouw er voor heeft gekozen om het pleegkind in hun gezin op te nemen.
dat de man op dit moment niet afhankelijk is van de overwaarde om een woning te betrekken omdat hij bij zijn nieuwe partner is gaan wonen
dat de man gezien zijn schulden uit het verleden toch geen hypotheek kan krijgen
dat er veel achterstallig onderhoud aan de woning is.
4.3.
De man voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
De woning
5.2.
Het grootste geschilpunt tussen partijen is de woning. De man vordert dat de vrouw wordt veroordeeld mee te werken aan verkoop van de woning aan een derde. De vrouw vordert dat de vordering tot verdeling van de woning voor drie jaar wordt uitgesteld.
5.3.
Vooropgesteld wordt dat een deelgenoot in een gemeenschap in beginsel niet tegen zijn wil in onverdeeldheid hoeft te blijven. Iedere deelgenoot in een gemeenschap kan te allen tijde verdeling vorderen. [1] De man is dus gerechtigd om verdeling van de woning te vorderen.
De rechter kan echter een of meermalen telkens voor ten hoogste drie jaren een vordering tot verdeling uitsluiten, indien de door een onmiddellijke verdeling getroffen belangen van (in dit geval) de vrouw aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling worden gediend, dus die van de man. [2] Op deze bepaling doet de vrouw een beroep.
5.4.
De vraag die moet worden beantwoord is of de belangen van de vrouw bij het niet verkopen van de woning aanmerkelijk groter zijn dan de belangen van de man. Bij die belangenafweging moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden van het geval. De rechtbank is van oordeel dat de specifieke feiten en omstandigheden in dit geval maken dat de belangen van de vrouw bij het onverdeeld laten van de woning vooralsnog zwaarder wegen dan de belangen van de man bij verdeling van de woning op dit moment. Dat oordeel is gebaseerd op het volgende.
5.5.
De belangen van de man zijn met name daarin gelegen dat hij de overwaarde van de woning wil gebruiken om een eigen woning te kunnen kopen. Hij woont nu samen met zijn huidige partner. De belangen van de vrouw zijn met name daarin gelegen dat zij met haar kinderen en het pleegkind in de woning wil blijven wonen. Gelet op haar inkomen komt de vrouw in aanmerking voor een sociale huurwoning maar staat zij pas sinds 19 februari 2021 ingeschreven. Daarmee is de kans klein dat zij op korte termijn een woning krijgt toegewezen. Behalve met de belangen van de vrouw zelf, slaat de rechtbank ook acht op de belangen van de kinderen en met name dat van het pleegkind. De vrouw dient immers over geschikte woonruimte te beschikken voor het pleegkind. Indien dat niet het geval is, dan zal het pleegkind moeten worden overgeplaatst en heeft dit gevolgen voor zijn welzijn.
5.6.
De vordering om de woning op dit moment te verkopen acht de rechtbank in strijd met de redelijkheid en billijkheid waartoe partijen ten opzichte van elkaar gehouden zijn. De vordering tot het uitsluiten van een vordering tot verdeling van de woning zal daarom worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat een uitsluiting tot 1 juli 2023 voldoende tegemoet komt aan de belangen van de vrouw en de kinderen. Een mogelijke verhuizing zou dan in de schoolvakantie kunnen plaatsvinden. Gevolg van dit oordeel is dat de vorderingen in conventie niet toewijsbaar zijn.
5.7.
De rechtbank benadrukt daarbij dat deze periode van onverdeeldheid voor de vrouw geen vrijbrief vormt om stil te blijven zitten. Uitgangspunt blijft immers dat de man niet tegen zijn wil in onverdeeldheid hoeft te blijven zitten. Het belang van de man wordt groter naarmate de tijd verstrijkt. Van de vrouw mag verwacht worden dat zij in deze periode actief haar mogelijkheden voor het verkrijgen van een financiering van de toedeling van de woning aan haar blijft onderzoeken, zowel bij de huidige hypotheekhouder als bij andere hypotheekhouders. Immers, na ommekomst van genoemde termijn zal in beginsel alsnog tot verkoop van de woning overgegaan moeten worden als toedeling aan haar niet mogelijk blijkt. Verder mag van de vrouw verwacht worden dat als het voor haar vóór het verstrijken van deze termijn duidelijk wordt dat toedeling van de woning aan haar niet tot de mogelijkheden zal behoren zij dit aan de man zal melden zodat partijen alsdan op een eerder tijdstip in onderling overleg tot verkoop van de woning kunnen overgaan.
Vorderingen inzake verrekening lasten en aanslagen belastingdienst
5.8.
De vrouw vordert een bedrag van € 926,07 inzake de huishoudelijke lasten tot 12 augustus 2021 en een verkeersboete van de man. Ook vordert de vrouw een bedrag van
€ 3.728,50 inzake diverse aanslagen van de belastingdienst. Ter zitting heeft de man deze vorderingen niet betwist, maar betoogd dat partijen hierover reeds afspraken hebben gemaakt en dat de bedragen zullen worden verrekend met de aan de man toekomende (eventuele) overwaarde van de woning.
Flexibel krediet
5.9.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de vrouw het flexibel krediet bij de ABN AMRO Bank N.V. voor een bedrag van € 2.500,99 op 2 december 2021 heeft afgelost. Partijen zijn het er over eens dat zij ieder de helft van dit bedrag moeten betalen en dat een bedrag van € 1.250,50 eveneens zal worden verrekend met de aan de man toekomende (eventuele) overwaarde van de woning.
Volvo met kenteken [kenteken]
5.10.
De vrouw stelt dat uit de samenlevingsovereenkomst volgt dat de inboedelgoederen en de vervoersmiddelen aan de vrouw toebehoren. Sinds het uiteengaan van partijen is de man in de Volvo blijven rijden. Volgens de vrouw heeft de Volvo een waarde van € 3.500,-. De vrouw vordert dit bedrag.
5.11.
De man betoogt dat de vrouw de Volvo aan hem ter hand heeft gesteld omdat de vrouw de Volvo niet kon betalen. De Volvo heeft de man uit de opbrengst van zijn vorige Volvo gekocht en heeft momenteel een waarde van € 1.250,-, aldus de man. Ter zitting heeft de man meegedeeld dat hij ermee akkoord is dat de vrouw de Volvo krijgt toebedeeld. Om voornoemde reden, gaat de rechtbank ervan uit dat de man zal overgaan tot afgifte van de Volvo aan de vrouw. De vrouw heeft niet betwist dat de man de Volvo uit de opbrengst van zijn vorige Volvo heeft gekocht. Daarnaast blijkt uit de kentekenregistratie van de Volvo met kenteken [kenteken] dat de eerste tenaamstelling in Nederland 2 februari 2019 is. Dit is nà het sluiten van de samenlevingsovereenkomst in 2014. Hiervoor kan dus een bedrag van € 1.250,- worden verrekend.
Slotsom
5.12.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen in conventie niet toewijsbaar zijn en de vorderingen in reconventie grotendeels zullen worden toegewezen. Hiervoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdeling van de woning zal worden uitgesteld op grond van de redelijkheid en billijkheid waartoe partijen tegenover elkaar gehouden zijn. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dat ook voor de financiële afwikkeling van de verdeling van de overige onderdelen van de gemeenschap. Per saldo zal de man nog aan de vrouw een bedrag van
€ 4.655,07(€ 926,07 + € 3.728,50 + € 1.250,50 = € 5.905,07 -/- € 1.250,-) dienen te vergoeden. In de beslissing zal de rechtbank bepalen dat dat bedrag door de man pas hoeft te worden voldaan na toedeling van de woning aan de vrouw of na verkoop van de woning.
Proceskosten
5.13.
Partijen hebben over en weer gevorderd dat de wederpartij in de proceskosten zal worden veroordeeld. Gelet op de relatie tussen partijen is het uitgangspunt dat de proceskosten tussen partijen zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank ziet geen aanleiding van voormeld uitgangspunt af te wijken en zal de vordering van de man dan ook afwijzen. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
6.1.
bepaalt dat de verdeling van de woning wordt uitgesloten tot 1 juli 2023, waarbij de vrouw bij wijze van gebruikersvergoeding het aandeel in de eigenaarslasten van de man in de woning zonder nadere verrekening zal voldoen;
6.2.
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 4.655,07, maar bepaalt dat de man dat bedrag pas hoeft te betalen (eventueel door verrekening) bij toedeling van de woning aan de vrouw, dan wel na verkoop van de woning,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022. [3]

Voetnoten

1.Artikel 3:178 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 3:178 lid 3 BW
3.type: DdD