ECLI:NL:RBNHO:2022:456

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
C/15/323982 / FA RK 22-77
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 januari 2022 uitspraak gedaan over de voortzetting van een crisismaatregel voor een vrouw, geboren in 1961, die verblijft in een GGZ-instelling. De officier van justitie had op 7 januari 2022 een verzoek ingediend tot voortzetting van de crisismaatregel, die eerder door de burgemeester van Zaanstad was opgelegd. Tijdens de zitting op 10 januari 2022 werd vastgesteld dat de betrokkene zeer gespannen was en niet in staat om verder te worden gehoord. De rechtbank heeft daarom besloten de zitting voort te zetten zonder haar aanwezigheid, wat door de advocaat van de betrokkene werd goedgekeurd.

De rechtbank heeft de verklaring van een verpleegkundig specialist in opleiding aanvaard, die de situatie van de betrokkene toelichtte, en ook een psychiater werd gevraagd om aan de zitting deel te nemen. De rechtbank oordeelde dat er een onmiddellijke dreiging van ernstig nadeel voor de betrokkene was, veroorzaakt door een psychische stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat verplichte zorg noodzakelijk was om het nadeel af te wenden, met inbegrip van het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.

Uiteindelijk heeft de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, die drie weken geldig is. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is op 21 januari 2022 vastgesteld. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
zaak-/rekestnr.: C/15/323982 / FA RK 22-77
beschikking van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2022,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[de vrouw],
geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [Ggz-instelling] (Volwassenenkliniek),
[straat + plaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, gevestigd te Haarlem.

1.Procedure

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 7 januari 2022, heeft de officier van justitie voortzetting verzocht van de door de burgemeester van Zaanstad op 6 januari 2022 aan betrokkene opgelegde crisismaatregel.
de
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel;
  • de medische verklaring van 6 januari 2022;
  • de politie-mutatie van 6 januari 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 januari 2022. Hoewel uitgangspunt binnen de Wvggz is – mede gelet op de kwetsbare positie van betrokkene – dat betrokkene fysiek wordt gehoord, acht de rechtbank dat op dit moment niet verantwoord vanwege de ontwikkelingen rondom het coronavirus. De rechtbank sluit hiermee aan bij de landelijke maatregelen ter beperking van de verspreiding van het virus.
De zitting heeft daarom via een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van betrokkene om verweer te kunnen voeren, afdoende is gewaarborgd door de inbreng van betrokkene en de deelname van de advocaat aan de zitting.
1.3.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- de advocaat van betrokkene;
- [naam 1] , verpleegkundig specialist in opleiding;
- drs. [naam 2] , psychiater, die halverwege de zitting op verzoek van de rechtbank is aangeschoven.
Betrokkene was bij aanvang van de zitting aanwezig. Na desgevraagd kort te hebben toegelicht dat het goed met haar gaat, heeft zij verklaard dat zij naar huis wil en dat zij niet geïnteresseerd is in het hetgeen ter zitting zal worden besproken. De rechter heeft vastgesteld dat betrokkene zeer gespannen was door de zitting en dat zij niet bereid dan wel in staat was zich verder te doen horen. Daarop heeft de rechter betrokkene toestemming gegeven de zitting te verlaten en de zitting vervolgd zonder de aanwezigheid van betrokkene. De advocaat heeft ingestemd met deze werkwijze.
1.4.
De officier van justitie heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.Beoordeling

2.1.
Ter zitting heeft de advocaat van betrokken bezwaar gemaakt tegen het feit dat de situatie van betrokkene vanuit de GGZ enkel wordt toegelicht door een verpleegkundig specialist in opleiding. De rechtbank is van oordeel dat met de verklaring van [de verpleegkundig specialist] aan de in de artikelen 7:8 in samenhang met artikel 6:1 van de Wvggz gestelde vereisten is voldaan, omdat in de Wvggz niet is voorgeschreven over welke kwalificaties degene die het verzoek ter zitting toelicht, moet beschikken. [de verpleegkundig specialist] is betrokken bij de behandeling van betrokkene en was in staat een adequate toelichting te geven op de situatie van betrokkene. Toch heeft de rechtbank het aanbod van de verpleegkundig specialist in opleiding aanvaard om de behandelend psychiater, drs. [naam 2] , erbij te vragen. Na de verklaring van de psychiater ter zitting, die volledig in lijn was van met de verklaring van [de verpleegkundig specialist] , heeft de advocaat zich namens betrokkene gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er een onmiddellijke dreiging van ernstig nadeel voor of van betrokkene of een ander is, te weten:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van een ander oproept.
2.3.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten een katatoon beeld in het kader van een psychotische decompensatie bij een schizo-affectieve stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn om het nadeel af te wenden, te weten:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van bewegingsvrijheid;
  • het insluiten van betrokkene;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.
Ter zitting is besproken dat er geen reden is om het verzoek toe te wijzen voor zover het betreft de vorm van verplichte zorg inhoudende het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek. Dat onderdeel van het verzoek wordt dan ook niet toegewezen.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke voorwaarden voor afgifte van de machtiging met de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg wordt voldaan.
2.6.
Betrokkene verzet zich tegen voornoemde vormen van verplichte zorg.
2.7.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [de vrouw] , geboren op [geboortedag] 1961, [geboorteplaats] , met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.4. zijn genoemd;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
31 januari 2022.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, rechter, in tegenwoordigheid van T.B.A. Verbeij als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 januari 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.