ECLI:NL:RBNHO:2022:457

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
9390615 CV EXPL 21-5550
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht eiseres met betrekking tot gestelde afspraak overnamevergoeding

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Enjob Personeelsdiensten B.V. (hierna: Enjob) veroordeling van de besloten vennootschap Nero's B.V. (hierna: Nero's) tot betaling van overnamevergoedingen wegens het in dienst nemen van twee uitzendkrachten. Enjob stelt dat er een mondelinge afspraak is gemaakt dat Nero's een overnamevergoeding verschuldigd zou zijn als deze uitzendkrachten door Nero's in dienst zouden worden genomen voordat zij 1040 uur op uitzendbasis via Enjob bij Nero's hadden gewerkt. Nero's betwist deze afspraak en daarom wordt Enjob in de gelegenheid gesteld deze afspraak te bewijzen.

Het procesverloop begint met de dagvaarding van 9 augustus 2021, gevolgd door een schriftelijke reactie van Nero's. Tijdens een zitting op 16 december 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De feiten van de zaak tonen aan dat de uitzendkrachten via Enjob bij Nero's hebben gewerkt, maar dat de overnamevergoeding door Nero's wordt betwist. Enjob heeft facturen gestuurd voor de overname van de uitzendkrachten, maar Nero's heeft deze facturen niet voldaan en bezwaar gemaakt.

De kantonrechter oordeelt dat Enjob de bewijslast heeft om aan te tonen dat de mondelinge afspraak over de overnamevergoeding daadwerkelijk is gemaakt. De rechter laat Enjob toe tot bewijslevering en houdt verdere beslissingen aan. De volgende zitting is gepland op 16 februari 2022, waar Enjob de gelegenheid krijgt om bewijsstukken en getuigen te overleggen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9390615 \ CV EXPL 21-5550
Uitspraakdatum: 19 januari 2022
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Enjob Personeelsdiensten B.V.
gevestigd te Venlo
eiseres
verder te noemen: Enjob
gemachtigde: mr. Y.J.P. Janssen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nero's B.V.
gevestigd te Velsen-Zuid
gedaagde
verder te noemen: Nero's
gemachtigde: mr. H.J. van der Hauw
De zaak in het kort
In deze zaak vordert Enjob veroordeling van Nero’s tot betaling van overnamevergoedingen wegens het in dienst nemen van twee uitzendkrachten. Zij stelt hiertoe dat partijen (mondeling) hebben afgesproken dat Nero’s een overnamevergoeding naar rato verschuldigd zou zijn als deze uitzendkrachten door Nero’s in dienst zouden worden genomen voordat zij 1040 uur op uitzendbasis via Enjob bij Nero’s hadden gewerkt. Nero’s heeft deze afspraak gemotiveerd betwist. Daarom wordt Enjob in de gelegenheid gesteld deze afspraak te bewijzen.

1.Het procesverloop

1.1.
Enjob heeft bij dagvaarding van 9 augustus 2021 een vordering tegen Nero's ingesteld. Nero's heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 16 december 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.Feiten

2.1.
[uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] hebben enige tijd als uitzendkracht werkzaamheden verricht bij Nero’s via Enjob. [uitzendkracht 1] is op die basis werkzaam geweest als cateringmedewerker/hulpkok van 10 december 2019 tot 19 maart 2020 en [uitzendkracht 2] als front- en backofficemedewerker van 3 februari 2020 tot 18 maart 2020.
2.2.
Bij e-mail van 10 december 2019 heeft ( [betrokkene 1] van) Nero’s aan Enjob gevraagd een berekening te maken van
‘de overnamekosten en de kosten per maand indien [uitzendkracht 1] een salaris ontvangt van bruto Euro 2400,- per maand’.
2.3.
In reactie daarop heeft ( [betrokkene 2] van) Enjob bij e-mail van diezelfde datum meegedeeld dat de kosten voor een directe overname € 5.500,- bedragen en de kosten op basis van uitzending € 31,- per uur.
2.4.
Bij e-mail van 11 december 2019 heeft ( [betrokkene 1] van) Nero’s meegedeeld dat zij voorlopig met [uitzendkracht 1] verder wil via Enjob.
2.5.
Bij e-mail van 13 december 2019 heeft ( [betrokkene 2] van) Enjob het nieuwe uurtarief van [uitzendkracht 1] (€ 32,50) aan Nero’s doorgegeven en een opdrachtbevestiging toegestuurd met het verzoek deze getekend retour te sturen.
2.6.
Op 3 februari 2020 heeft Enjob ook een opdrachtbevestiging aan Nero’s toegezonden met betrekking tot de inzet van [uitzendkracht 2] .
2.7.
In de opdrachtbevestigingen is het volgende vermeld:
‘Hierbij ontvangt u de Bevestiging van Opdracht onder de voorwaarden die wij zijn overeengekomen in onze offerte. Met deze Bevestiging bevestigen wij de volgende plaatsing binnen uw bedrijf:
[Kantonrechter: m.b.t [uitzendkracht 1] :]
(…) [uitzendkracht 1] (…) Cateringmedewerker/Hulpkok (…) Ingangsdatum 10-12-2019 (…) Overname termijn: 1040 reguliere uitzenduren (…)
[Kantonrechter: m.b.t. [uitzendkracht 2] :]
[uitzendkracht 2] (…) Front- en Backoffice medewerker (…)Ingangsdatum 03-02-2020 (…) Overname termijn: 1040 reguliere uitzenduren (…)
[Kantonrechter: m.b.t. beiden:]
(…)
Op al onze opdrachten en overeenkomsten zijn de Algemene Voorwaarden voor het ter beschikking stellen van Uitzendkrachten van toepassing van de Algemene Bond van Uitzendondernemingen (ABU) en ENJOB personeelsdiensten B.V. Deze voorwaarden zijn reeds in uw bezit en worden op uw verzoek nogmaals aan u toegezonden.
(…)
Graag zien wij deze bevestiging van opdracht getekend retour. Ontvangen wij geen reactie met betrekking op deze opdrachtbevestiging of ontvangen wij deze niet binnen 7 dagen ondertekend retour, dan gaat u automatisch akkoord met deze bevestiging van opdracht. (…)’
2.8.
Nero’s heeft de opdrachtbevestigingen wel ontvangen, maar niet voor akkoord getekend.
2.9.
In maart 2020 heeft Nero’s haar activiteiten gestaakt als gevolg van de coronacrisis. Bij factuur van 22 maart 2020 heeft Enjob de kosten voor de door [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] in week 12 van 2020 (de week van 16 tot en met 20 maart 2020) verrichte werkzaamheden in rekening gebracht.
2.10.
Op enig moment heeft Nero’s haar activiteiten hervat. [uitzendkracht 1] heeft tot 1 juli 2021 werkzaamheden voor Nero’s verricht als chefkok en [uitzendkracht 2] is werkzaamheden gaan verrichten als marketing- en salesmanager.
2.11.
Op 9 september 2020 heeft Enjob twee facturen aan Nero’s toegezonden ‘betreffende de vroegtijdige overname’ van [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] van (respectievelijk) € 3.448,50 en € 5.929,00.
2.12.
Nero’s heeft bij brief van 14 september 2020 bezwaar gemaakt tegen deze facturen. Zij heeft de facturen ondanks sommaties niet voldaan.

3.De vordering

3.1.
Enjob vordert veroordeling van Nero’s tot betaling van:
a. € 9.377,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW) vanaf 24 september 2020;
b. € 843,88 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding;
c. de proceskosten en nakosten (met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW).
3.2.
Enjob legt – kort weergegeven – aan de vordering ten grondslag dat zij met Nero’s (mondeling) twee bemiddelings- en inleenovereenkomsten heeft gesloten voor de inzet van [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] als uitzendkrachten, welke overeenkomsten zijn bevestigd bij brieven van 13 december 2019 en 3 februari 2020. Partijen hebben bij het sluiten van deze overeenkomsten (mondeling) afgesproken dat Nero’s een overnamevergoeding naar rato verschuldigd zou zijn als [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] door Nero’s in dienst zouden worden genomen voordat zij 1040 uur op uitzendbasis via Enjob bij Nero’s hadden gewerkt.
3.3.
Gebleken is dat Nero’s [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] vroegtijdig in dienst heeft genomen (naar Enjob ter zitting heeft gesteld op of omstreeks 1 juni 2020). Hierom is Nero’s de bij facturen van 9 september 2020 in rekening gebrachte overnamevergoedingen van € 3.448,50 en € 5.929,00 verschuldigd. Partijen zijn een betalingstermijn van veertien dagen overeengekomen. Omdat Nero’s deze facturen ondanks sommaties niet heeft voldaan, moet zij ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke (handels)rente betalen.

4.Het verweer

4.1.
Nero's voert verweer tegen de vordering. Zij betwist dat zij de gevorderde overnamevergoedingen verschuldigd is. Omdat Nero’s wegens de staking van haar activiteiten in maart 2020 geen gebruik meer kon maken van de diensten van [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] , heeft Enjob voor beiden per maart 2020 een WW-uitkering aangevraagd. [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] hebben zich ook uitgeschreven bij Enjob. Na de herstart van de activiteiten van Nero’s in september 2020 hebben [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] zelfstandig, zonder enige bemoeienis van Enjob, gesolliciteerd op andere functies, namelijk de functies van (respectievelijk) chef-kok en marketing- en salesmanager. Partijen hebben niet afgesproken dat Nero’s bij indienstneming van [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] een overnamevergoeding verschuldigd is zoals door Enjob is gesteld. Overigens was [betrokkene 1] niet bevoegd Nero’s te vertegenwoordigen.
4.2.
De algemene voorwaarden waarnaar in de (niet door Nero’s ondertekende) opdrachtbevestigingen wordt verwezen zijn niet van toepassing, omdat Nero’s de gelding daarvan niet heeft aanvaard. Subsidiair zijn de algemene voorwaarden vernietigbaar op grond van het bepaalde in artikel 6:233 aanhef en onderdeel b BW. De algemene voorwaarden zijn namelijk niet aan Nero’s overhandigd of toegezonden en Nero’s was evenmin op andere wijze daarmee bekend. In de opdrachtbevestigingen is ten onrechte vermeld dat de algemene voorwaarden al in het bezit van Nero’s waren.
4.3.
Verder betwist Nero’s de hoogte van de gevorderde overnamevergoedingen. Hoe deze vergoedingen zijn berekend is onduidelijk. Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als Enjob recht zou hebben op vergoedingen van € 3.448,50 en € 5.929,- zonder daarvoor enige activiteit te hebben ontplooid. Bovendien heeft [uitzendkracht 1] maar tot 1 juli 2021 bij Nero’s gewerkt. De vergoedingen zouden onder de geschetste omstandigheden in ieder geval sterk gematigd moeten worden.
4.4.
Ook de gevorderde (ingangsdatum van) rente moet worden afgewezen. De buitengerechtelijke incassokosten zijn evenmin toewijsbaar, omdat Enjob geen buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt.

5.De beoordeling

Overnamevergoedingen
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Nero’s de gevorderde overnamevergoedingen verschuldigd is.
5.2.
Vaststaat dat [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] tot 19 respectievelijk 18 maart 2020 als uitzendkrachten via Enjob bij Nero’s hebben gewerkt en dat zij vervolgens, na een onderbreking van de activiteiten van Nero’s wegens de coronacrisis, op enig moment (op of omstreeks 1 juni 2020 of in september 2020) bij Nero’s in dienst zijn getreden. Ook staat als door Nero’s niet betwist vast dat [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] op dat moment nog geen 1040 uur op uitzendbasis via Enjob bij Nero’s hadden gewerkt.
5.3.
Enjob heeft gesteld dat tussen partijen mondeling is afgesproken dat Nero’s een overnamevergoeding naar rato verschuldigd zou zijn als [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] door Nero’s in dienst zouden worden genomen voordat zij 1040 uur op uitzendbasis via Enjob bij Nero’s hadden gewerkt. Als deze afspraak komt vast te staan, is Nero’s naar het oordeel van de kantonrechter een overnamevergoeding aan Enjob verschuldigd. Dit geldt ook als [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] in een andere functie bij Nero’s zijn gaan werken.
5.4.
De door Enjob gestelde afspraak over de verschuldigdheid van de overnamevergoeding is door Nero’s echter gemotiveerd betwist. Omdat Enjob zich beroept op het rechtsgevolg van de door haar gestelde afspraak, rust op haar overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de bewijslast met betrekking tot die afspraak. Daarom zal Enjob overeenkomstig haar bewijsaanbod in de gelegenheid worden gesteld die afspraak te bewijzen.
Vertegenwoordigingsbevoegdheid
5.5.
Voor het geval na bewijslevering mocht komen vast te staan dat de betreffende afspraak met [betrokkene 1] is gemaakt, verwerpt de kantonrechter nu al het verweer dat [betrokkene 1] niet bevoegd was om Nero’s te vertegenwoordigen. Enjob heeft immers ter zitting (onweersproken) gesteld dat [betrokkene 1] in het kader van de bemiddelings- en inleenovereenkomsten als contactpersoon is opgetreden en dat Nero’s de facturen voor de uitzendwerkzaamheden altijd heeft betaald. Daarmee heeft Nero’s in ieder geval de schijn gewekt dat [betrokkene 1] bevoegd was haar te vertegenwoordigen. Enjob mocht daarop vertrouwen (zie het bepaalde in artikel 3:61 lid 2 BW).
Berekening vergoedingen
5.6.
Omdat Nero’s de hoogte van de in rekening gebrachte vergoedingen gemotiveerd heeft betwist en Enjob geen berekening van deze vergoedingen heeft overgelegd, verzoekt de kantonrechter Enjob om deze berekeningen op de hierna te melden rolzitting alsnog in het geding te brengen. Voor zover vereist zal Nero’s later in de procedure in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.
Aanhouden verdere beslissingen
5.7.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
laat Enjob toe tot bewijslevering van haar stelling dat partijen mondeling hebben afgesproken dat Nero’s een overnamevergoeding naar rato verschuldigd zou zijn als [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] door Nero’s in dienst zouden worden genomen voordat zij 1040 uur op uitzendbasis via Enjob voor Nero’s hadden gewerkt;
6.2.
bepaalt dat bewijslevering door middel van het overleggen van stukken plaatsvindt vóór of uiterlijk op de rolzitting van
16 februari 2022 te 10.00 uur;
6.3.
wanneer Enjob voor bewijslevering getuigen wil laten horen, moeten uiterlijk op deze rolzitting ook het aantal en de personalia van de getuigen worden opgegeven evenals de verhinderdata van
beidepartijen, de gemachtigden en - voor zover mogelijk - van de getuigen. Daarna zal een tijdstip voor het verhoor worden bepaald;
6.4.
uitstel wordt in beginsel niet verleend. Bij het ontbreken van tijdig bericht van Enjob wordt er van uitgegaan dat zij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid tot bewijslevering;
6.5.
verzoekt Enjob voorts om vóór of uiterlijk op de rolzitting van
16 februari 2022 te 10.00 uurde berekeningen van de gevorderde overnamevergoedingen over te leggen;
6.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter