ECLI:NL:RBNHO:2022:4618

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
9433656
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten van de Vereniging van Eigenaren met betrekking tot de verhoging van de maandelijkse bijdrage en goedkeuring van de begroting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure van twee appartementseigenaren, hierna te noemen [verzoekers], tegen de Vereniging van Eigenaren (VvE) van hun appartementencomplex. De verzoekers hebben primair de vernietiging van besluiten van de VvE van 16 juni 2021 verzocht, die onder andere de goedkeuring van de begroting 2020 en de verhoging van de maandelijkse bijdrage met 3% per 1 januari 2021 inhielden. Subsidiair vroegen zij om een verklaring voor recht dat deze besluiten nietig zijn. De VvE heeft verweer gevoerd en betwist dat de kantonrechter bevoegd is om van de verzoeken kennis te nemen, en heeft aangevoerd dat de verzoekers geen belang hebben bij hun verzoeken omdat de besluiten inmiddels zijn achterhaald door latere besluitvorming.

De kantonrechter heeft allereerst de bevoegdheid van de kantonrechter beoordeeld en geconcludeerd dat hij bevoegd is om van de verzoeken kennis te nemen. Vervolgens heeft de kantonrechter de inhoudelijke argumenten van de verzoekers en de VvE tegen elkaar afgewogen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de besluiten van de VvE op de vergadering van 20 januari 2021 reeds waren genomen en dat het verzoek tot vernietiging te laat was ingediend. Ook heeft de kantonrechter geoordeeld dat er geen sprake was van strijd met wettelijke of statutaire bepalingen, noch met de redelijkheid en billijkheid. De verzoeken van [verzoekers] zijn afgewezen, maar de proceskosten zijn niet aan hen opgelegd, hoewel zij wel moeten bijdragen aan de kosten van de VvE.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./repnr.: 9433656 \ EJ VERZ 21-11 (rvk)
Uitspraakdatum: 25 mei 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]
[verzoekster]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partijen
verder te noemen: [verzoeker] en [verzoekster] afzonderlijk of [verzoekers] gezamenlijk
gemachtigde: mr. N.C. Harteveld-Askamp, DAS Rechtsbijstand
tegen
de vereniging van eigenaars ‘
VvE [gedaagde] , te [plaats]
zetelende te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: de VvE
gemachtigde: mr. G.J.F. Voss, advocaat te Zaandam

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekers] heeft een verzoekschrift ingediend, ter griffie ingekomen op 7 september 2021. De VvE heeft een verweerschrift ingediend. Achttien appartementseigenaren hebben een gezamenlijke zienswijze ingediend, één appartementseigenaar heeft een afzonderlijke zienswijze ingediend.
1.2.
Op 31 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [verzoekers] en de VvE hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft de VvE bij brief van 28 maart 2022 nog een document toegezonden.

2.De feiten

2.1.
In 1996 is het voormalig gemeenteziekenhuis aan de [adres 1] in [plaats] herontwikkeld tot het appartementencomplex ‘ [appartementencomplex] ’.
2.2.
Het complex is bij akte van 23 juni 1995 in appartementsrechten gesplitst en de VvE is opgericht. In de akte van splitsing is een reglement van splitsing vastgesteld, te weten het ‘Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten 1992’. In 2016 is de akte van splitsing gewijzigd in die zin dat de breukdelen in de splitsingsakte zijn gewijzigd.
2.3.
[verzoekers] zijn eigenaars van – onder meer - het appartementsrecht in het complex, plaatselijk bekend als [adres 2] te [plaats] .
2.4.
In september 2019 is de laatste algemene ledenvergadering gehouden. Vanwege de corona-maatregelen was het daarna niet mogelijk fysiek bijeen te komen. Uiteindelijk is, na uitstel, een digitale algemene ledenvergadering gepland voor 6 januari 2021.
2.5.
Vóór de vergadering van 6 januari 2021 heeft de heer [naam 1] een voorstel aan het bestuur verzonden om de maandelijkse bijdrage aan de VvE met 2% te verhogen. Dit voorstel is door het bestuur in de ochtend van 6 januari 2021 aan de leden van de VvE doorgestuurd.
2.6.
In deze vergadering zijn geen besluiten zijn genomen, maar is aan de leden wel de mogelijkheid geboden vragen te stellen over de exploitatierekening 2019, de begroting over 2020 en de verenigingsbijdrage over 2021. Op die vergadering is besloten een tweede vergadering uit te schrijven waarop de voorstellen van het bestuur onder meer omtrent de verhoging van de bijdrage in stemming zouden worden gebracht.
2.7.
Op 14 januari 2021 is de uitnodiging verstuurd voor de tweede vergadering op 20 januari 2021. Op die vergadering is na stemming, de begroting van 2020 goedgekeurd; is het besluit genomen de maandelijkse bijdrage aan de VvE met ingang van 1 januari 2021 met 3% te verhogen en is besloten dat het negatieve exploitatieresultaat per breukdeel moet worden aangezuiverd.
2.8.
[verzoekers] hebben per brief van 5 februari 2021 aangedrongen op het overdoen van de vergadering van 20 januari 2021 met als reden dat het tegenvoorstel van de heer [naam 1] (niet: [verzoeker] ) om de verhoging te beperken tot 2%, niet tijdig ter kennis van de leden is gebracht en niet op de vergadering in stemming is gebracht en dat de wijze van stemmen niet juist was.
2.9.
Het bestuur van de VvE heeft besloten de op de vergadering van 20 januari 2021 genomen besluiten nogmaals in stemming te brengen en daarvoor een nieuwe vergadering bijeengeroepen op 6 mei 2021.
2.10.
Op de vergadering van 6 mei 2021 is over een aantal agendapunten besluiten genomen, maar niet over agendapunt 7 (begroting 2020, aanzuivering negatieve exploitatieresultaat en verhoging bijdrage met 3%). Daarom is een vierde vergadering over deze onderwerpen bijeengeroepen op 16 juni 2021.
2.11.
Op de algemene ledenvergadering van de VvE van 16 juni 2021 is, na stemming, de begroting van 2020 goedgekeurd; is het besluit genomen de maandelijkse bijdrage aan de VvE met ingang van 1 januari 2021 met 3% te verhogen en is besloten dat het negatieve exploitatieresultaat per breukdeel moet worden aangezuiverd.
2.12.
De notulen van de vergadering van 16 juni 2021 zijn op 9 augustus 2021 aan [verzoekers] toegezonden.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekers] verzoeken primair de vernietiging van de besluiten van de VvE van 16 juni 2021 inhoudende de goedkeuring van de begroting 2020, de verhoging van de maandelijkse bijdrage aan de VvE met 3% met ingang van 1 januari 2021 en de aanzuivering van het negatieve exploitatieresultaat.
3.2.
Subsidiair verzoeken [verzoekers] een verklaring voor recht af te geven inhoudende dat de hiervoor genoemde besluiten nietig zijn.
3.3.
Ook verzoeken [verzoekers] dat de kantonrechter de besluiten schorst totdat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is.
3.4.
[verzoekers] leggen aan hun verzoeken ten grondslag dat de op de vergadering van 16 juni 2021 genomen besluiten op verschillende punten in strijd zijn met de statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen dan wel in strijd met de redelijkheid en billijkheid die leden onderling jegens elkaar in acht moeten nemen. Het gaat daarbij om 1) het niet in acht nemen van de voorgeschreven termijn van oproeping voor de vergadering 2) het niet agenderen van een tegenvoorstel van de heer [naam 1] om de servicekosten niet met 3% maar met 2% te verhogen 3) het niet juist in de notulen weergeven wat op de vergadering is besproken en beslist en 4) het niet voldoen aan de quorum-eis.

4.Het verweer

4.1.
De VvE verweert zich tegen de verzoeken. Zij voert aan – samengevat – dat het subsidiaire verzoek om voor recht te verklaren dat het besluit nietig is, bij de rechtbank en niet bij de kantonrechter moet worden ingediend. De kantonrechter is dan ook niet bevoegd van dit subsidiaire verzoek kennis te nemen.
4.2.
De VvE voert daarnaast aan dat [verzoekers] geen belang hebben bij hun verzoeken omdat de besluiten waar [verzoekers] het mee oneens zijn, inmiddels zijn achterhaald door de besluitvorming op de algemene ledenvergadering van 6 oktober 2021 (waarbij de bijdrage met 6% is verhoogd en ook is besloten het negatieve exploitatieresultaat aan te zuiveren).
4.3.
De VvE voert als inhoudelijk verweer aan dat er geen sprake is van fundamentele gebreken in de totstandkoming van de besluiten en dat de genomen besluiten ook niet in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. Het niet in acht nemen van de termijn van oproeping is geen fundamenteel totstandkomingsgebrek omdat de leden hierdoor niet in hun belangen zijn geschaad; er bestaat geen verplichting om tegenvoorstellen op de agenda te plaatsen; de notulen vormen een juiste weergave van de gang van zaken op de vergadering en de vergadering van 16 juni 2021 moet gezien worden als een tweede vergadering waarbij het quorum niet is vereist. Het betreft een oud gebouw tenslotte, wat veel onderhoud vergt waaraan de nodige kosten verbonden zijn zodat de verhoging van de bijdrage ook niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.

5.De beoordeling

Bevoegdheid/ontvankelijkheid
5.1.
In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of de kantonrechter bevoegd is om van de verzoeken van [verzoekers] kennis te nemen. [verzoekers] verzoeken subsidiair de besluiten nietig te verklaren. De VvE heeft aangevoerd dat de kantonrechter niet bevoegd is te oordelen ten aanzien van de nietigheid van een besluit. Het volgende wordt hierover overwogen.
5.2.
Op grond van artikel 5:130 lid 1 BW in samenhang met artikel 2:15 Burgerlijk Wetboek (BW )kan een appartementseigenaar aan de kantonrechter verzoeken het besluit van een orgaan van de vereniging van eigenaars te vernietigen. Een beroep op nietigheid van het besluit dient daarentegen bij dagvaarding bij de rechtbank te worden gedaan (artikel 2:14 BW). In deze zaak stellen [verzoekers] dat een aantal besluiten uit de vergadering van de VvE van 16 juni 2021 niet alleen vernietigbaar, maar ook nietig zijn. Hoewel ten aanzien van de verzoeken strekkende tot nietigheid in beginsel niet de kantonrechter maar de rechtbank bevoegd is, acht de kantonrechter zich bevoegd om kennis daarvan te nemen. Achtergrond van de mogelijkheid van een verzoekschriftprocedure voor de kantonrechter is dat de wetgever van belang heeft geacht dat een vereniging van eigenaars en alle leden er belang bij hebben zo spoedig mogelijk – op een zo eenvoudig mogelijke manier en zonder hoge kosten – te weten of een bepaald besluit rechtsgeldig is of niet. Splitsing van de oordelen over nietigheid (bij dagvaarding bij de rechtbank) en vernietigbaarheid (bij verzoekschrift bij de kantonrechter) is in strijd met die bedoeling. Bovendien is het voor (leden van) de VvE niet eenvoudig uit te maken of een bepaald mankement aan een besluit tot nietigheid dan wel vernietigbaarheid van het besluit leidt. Gelet op het vorenstaande acht de kantonrechter zich dan ook bevoegd van de verzoeken kennis te nemen.
Belang
5.3.
De kantonrechter volgt de VvE niet in haar verweer dat [verzoekers] geen belang hebben bij hun wens om de verhoging van de bijdrage met 3% per 1 januari 2021 van tafel te krijgen. Met het besluit van 6 oktober 2021 is weliswaar een verhoging van de bijdrage met 6% tot stand gekomen, maar die verhoging gaat in per 1 januari 2022, een jaar later dus dan de verhoging met 3% per 1 januari 2021. En dat scheelt [verzoekers] geld – waarmee hun belang gegeven is.
Inhoudelijk
5.4.
Beoordeeld moet worden of de besluiten waar [verzoekers] het mee oneens zijn, vernietigd of nietig verklaard moeten worden wegens – kort gezegd – gebreken in de totstandkoming of wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen?
5.5.
De kantonrechter constateert dat over de besluiten waar het om gaat reeds eerder, op de vergadering van 20 januari 2021, is gestemd en dat de onderwerpen op de vergadering van 6 januari 2021 waren voorbesproken. [verzoekers] hebben bij het bestuur van de VvE op 5 februari 2021 bezwaar gemaakt tegen de wijze van totstandkoming van de besluiten van 20 januari 2021 en [verzoekers] stellen zich op het standpunt dat het bestuur de besluiten vervallen heeft verklaard.
5.6.
De kantonrechter stelt voorop dat het bestuur niet de bevoegdheid heeft om besluiten die op en door een algemene ledenvergadering zijn genomen vervallen te verklaren. Een bestuur zou dan immers steeds besluiten waar zij zelf of waar één of meer appartementseigenaren niet tevreden over zijn, kunnen laten vervallen en opnieuw in stemming kunnen brengen. Dat is in strijd met de rechtszekerheid. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen zou dit eventueel mogelijk zijn. Daarvan is in de onderhavige zaak geen sprake. Het feit dat het tegenvoorstel van [naam 1] niet is geagendeerd of in stemming is gebracht is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende zwaarwegend. Een verplichting om agendapunten of voorstellen van individuele leden op de agenda te zetten volgt immers niet uit het toepasselijke reglement van splitsing. Bovendien waren de leden van zijn voorstel al op 6 januari 2021 op de hoogte en heeft toch een ruime meerderheid voor het voorstel van het bestuur gestemd. Indien de overige leden de verhoging te fors vonden, hadden zij niet voor dit besluit gestemd. De twijfel die [verzoekers] hebben bij de wijze waarop de stemmen op de digitale vergadering zijn uitgebracht hadden zij direct op de vergadering kunnen en moeten uiten, zodat direct uitgezocht had kunnen worden of zich daar werkelijk een probleem heeft voorgedaan. Dat is nu niet meer mogelijk De conclusie is dan ook dat de besluiten waarvan [verzoekers] vernietiging vragen zijn genomen op de vergadering van 20 januari 2021. Het verzoek tot vernietiging is daarom te laat ingediend aangezien dit op grond van artikel 5:130 lid 2 BW moet worden gedaan binnen een maand na de dag waarop de verzoeker van het besluit heeft kennis genomen of heeft kunnen kennis nemen. Deze termijn is verlopen op 20 februari 2021.
5.7.
Nu (de gemachtigde van) [verzoekers] er ten onrechte van uit is gegaan dat het bestuur besluiten vervallen kan verklaren en daarom met het uitschrijven van een nieuwe vergadering de genoemde termijn niet meer relevant was, zal de kantonrechter de aangevoerde argumenten bij de bespreking van de vraag of sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid mee wegen.
Strijd met de redelijkheid en billijkheid?
5.8.
[verzoekers] hebben aangevoerd dat op de vergadering van 16 juni 2021 niet het vereiste quorum aanwezig was om besluiten te kunnen nemen. De kantonrechter overweegt dat - gezien de bewoordingen van de e-mail van 14 april 2021 van het bestuur waarin zij aangeeft de vergadering
opnieuwte doen - de vergadering van 16 juni 2021 gezien moet worden als een tweede vergadering over hetzelfde onderwerp in de zin van artikel 38 lid 6 van de statuten waarbij ook geldige besluitvorming kan plaatsvinden wanneer geen quorum aanwezig is. Weliswaar is dat artikel niet specifiek voor deze situatie bedoeld omdat in dit geval op de eerste vergadering van 20 januari 2021 voldoende stemmen vertegenwoordigd waren, maar de kantonrechter gaat ervan uit dat voor deze praktische oplossing is gekozen om aan de bezwaren van [verzoekers] tegemoet te komen. Geen van de VvE-leden is daarmee in zijn of haar belangen geschaad, zeker omdat dit de vierde vergadering was over de agendapunten waar het om gaat, namelijk de begroting, de verhoging van de VvE-bijdrage en het aanzuiveren van het exploitatieresultaat, en de leden al voor de vergadering van 6 januari 2021 op de hoogte waren van het voorstel van [naam 1] (om de bijdrage te verhogen met 2% in plaats van 3%). Dat geldt ook voor het feit dat de oproep voor deze vergadering twee dagen te laat is verzonden en de verwarring bij het bestuur op deze vergadering over de vraag of voldoende leden aanwezig waren om rechtsgeldig besluiten te kunnen nemen en het ontbreken van de vastlegging daarvan in de notulen. Hoewel dus niet nodig, zijn op deze vergadering de eerder genomen besluiten bekrachtigd en is geen sprake van strijd met de redelijkheid en billijkheid.
5.9.
Hiervoor is al aangegeven dat tegenvoorstellen niet verplicht geagendeerd hoeven te worden, zodat ook in dat opzicht geen sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid. [verzoekers] hebben hun stelling dat de verhoging van de bijdrage met drie procent strijd oplevert met de redelijkheid en billijkheid die appartementseigenaars jegens elkaar in acht hebben te nemen, voor het overige onvoldoende concreet onderbouwd. De stelling dat het schrappen van niet-noodzakelijk onderhoud kosten bespaart is daarvoor onvoldoende.
5.10.
De conclusie is dat er geen sprake is van strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die de totstandkoming van besluiten regelen. Ook is er geen strijd met de redelijkheid en billijkheid die de leden onderling jegens elkaar in acht moeten nemen. Duidelijk is wel dat zowel [verzoekers] als het bestuur van de VvE in deze periode niet praktisch hebben geopereerd. Het bestuur heeft zijn best gedaan aan de bezwaren van [verzoekers] tegemoet te komen en ervoor te zorgen dat iedereen zich gehoord voelde, maar is daarbij in het kader van de derde en vierde vergadering uit het oog verloren met welke informatie, welke agenda en met welk quorum besluiten genomen konden worden. Dat heeft in ieder geval bij [verzoekers] tot onduidelijkheid geleid, hetgeen te betreuren is gezien de goede bedoelingen en inspanningen van het bestuur. [verzoekers] zijn van de verkeerde veronderstelling uitgegaan dat het bestuur verplicht is hun tegenvoorstellen te agenderen en dat het bestuur op hun verzoek besluiten kan laten vervallen. De kantonrechter zal daarom de verzoeken van [verzoekers] wel afwijzen, maar [verzoekers] niet veroordelen tot het betalen van de proceskosten van de VvE. Wel zullen zij als lid van de vereniging – gezien het voorgaande - moeten meebetalen aan de kosten die de VvE heeft gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter