ECLI:NL:RBNHO:2022:4638

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
8734208 \ CV EXPL 20-7242
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Airhelp Limited, eiser, en Icelandair ehf., gedaagde. De zaak betreft een vordering tot compensatie van € 600,00 door Airhelp in verband met de annulering van vlucht FI501 op 17 november 2019. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder, maar de vlucht werd geannuleerd. Airhelp vorderde compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen.

De vervoerder, Icelandair, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vervoerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze omstandigheden de annulering rechtvaardigden. De rechter stelde vast dat er geen bewijs was dat de slechte weersomstandigheden en het sluiten van de terminal jetways de enige optie waren om de vlucht te annuleren.

De kantonrechter heeft de vordering van Airhelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat Airhelp niet had aangetoond dat er kosten waren gemaakt die niet verband hielden met de procedure. De proceskosten werden aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8734208 \ CV EXPL 20-7242
Uitspraakdatum: 25 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van haar vestiging
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong (China)
eiser
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Icelandair ehf.
statutair gevestigd te Reykjavik (IJsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.J. Croon

1.Het procesverloop

1.1.
Bij vonnis in het incident van 27 oktober 2021 heeft de kantonrechter AirHelp bevolen zekerheid te stellen ten behoeve van de vervoerder. Voor het procesverloop tot dan toe wordt verwezen naar voormeld vonnis.
1.2.
Bij akte uitlating van 22 december 2021 heeft de vervoerder meegedeeld dat AirHelp aan het bevel tot zekerheidstelling heeft voldaan.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Keflavik International Airport (Reykjavik, IJsland) op 17 november 2019 met vlucht FI501 (hierna: de vlucht) en aansluitend van Reykjavik naar Orlando International Airport (Verenigde Staten).
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagier is omgeboekt naar een vervangende vlucht.
2.3.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en voert daartoe - samengevat - aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder voert primair aan dat AirHelp een onleesbaar afschrift van het ‘assignment form’ bij de dagvaarding heeft gevoegd, zodat voor de vervoerder niet valt na te gaan dat er sprake is van een rechtsgeldige cessie van de vordering van de passagier aan AirHelp. De kantonrechter stelt vast dat bij de dagvaarding als productie 3 in het dossier een leesbare kopie van een ‘assignment form’ is gevoegd, die is ondertekend door de passagier op 30 oktober 2019. De kantonrechter gaat ervan uit dat productie 3 die bij de kopie van de dagvaarding, zoals die aan de vervoerder is toegestuurd, hetzelfde stuk betreft. De kantonrechter stelt vast dat dit het standaard assignment form is dat AirHelp gebruikt. In vergelijkbare zaken, onder meer op 25 september 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2019:8072), is geoordeeld dat het “assignment formulier” zoals door AirHelp wordt gebruikt, kwalificeert als een akte van cessie. Er is geen aanleiding om hiervan in het onderhavige geval af te wijken en daarom staat voldoende vast dat met het “assignment formulier” van AirHelp is beoogd om de gepretendeerde vordering van de passagier in eigendom over te dragen aan AirHelp.
5.3.
Voorts voert de vervoerder aan dat het eventuele recht op compensatie een hoogstpersoonlijk karakter heeft omdat het een vergoeding is voor het persoonlijk geleden ongemak, te weten tijdverlies. De aard van het vorderingsrecht verzet zich derhalve tegen overdracht, waardoor AirHelp niet-ontvankelijk is in haar vordering, aldus de vervoerder. De kantonrechter volgt deze stelling van de vervoerder niet. De overdraagbaarheid van een vordering op grond van de Verordening is niet in de Verordening uitgesloten, terwijl een dergelijke vordering tot compensatie in het algemeen niet zozeer aan de persoon van de schuldeiser zal zijn gebonden dat zij naar haar aard niet voor overdracht vatbaar is. Evenmin is gesteld of gebleken dat partijen de overdraagbaarheid van hun vorderingsrechten bij beding hebben uitgesloten. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan dit verweer van de vervoerder. Het niet-ontvankelijkheidsverweer van de vervoerder slaagt daarom niet.
5.4.
Vast staat dat de vlucht van de passagier is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.5.
De vervoerder voert (subsidiair) aan dat de vlucht is geannuleerd door een buitengewone omstandigheid op de voorgaande vlucht. Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.6.
De aan de vlucht voorafgaande vlucht was volgens de vervoeder vlucht FI500 van Reykjavik naar Amsterdam, welke gepland stond te vertrekken om 07:40 uur lokale tijd. Beide vluchten zouden worden uitgevoerd met hetzelfde vliegtuig met tail-number TF-ISW. Vlucht FI500 werd geannuleerd door het extreme weer (harde wind) ten tijde van het vertrek op Keflavik Airport. Ter onderbouwing van deze weersomstandigheden heeft de vervoerder de METAR gegevens overgelegd. Hieruit volgt volgens de vervoerder dat rond het tijdstip van vertrek van het vliegtuig om 07.30 uur lokale tijd sprake was van windstoten van 49 knopen en dat dit opliep tot 52 knopen om 08.00 uur lokale tijd. Bij een wind vanaf 50 knopen of meer kan volgens de handleiding van de grondafhandelaar de internationale terminal niet meer worden gebruikt om veiligheidsredenen. Er mogen dan geen ‘Passenger Boarding Bridges’ worden gebruikt. Dit betekent dat passagiers niet kunnen instappen en uitstappen. Om 12:48 uur lokale tijd heeft de crisismanager aangegeven dat alle vluchten naar Europa nog niet kunnen boarden vanwege harde windstoten. Er was volgens de vervoerder geen indicatie dat de wind op afzienbare tijd zou afzwakken, zodat vlucht FI500 werd geannuleerd. Dit werkte volgens de vervoerder door op de vlucht in kwestie.
5.7.
AirHelp betwist dat het noodzakelijk was om de voorgaande vlucht te annuleren. Er was volgens AirHelp misschien sprake van slecht weer, maar er zijn volgens AirHelp op de luchthaven van Reykjavik maar 2 van de 27 vluchten (allen door de vervoerder uitgevoerde) vluchten geannuleerd. De overige (door de vervoerder uitgevoerde) vluchten zijn op tijd vertrokken dan wel met enige vertraging vertrokken, aldus AirHelp. De vervoerder heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. Uit het overzicht dat de vervoerder als productie 10 bij dupliek heeft overgelegd blijkt zelfs dat de vlucht in kwestie de enige vlucht van de vervoerder was die is geannuleerd en dat er een vlucht van de vervoerder op dezelfde tijd als waarop vlucht FI500 zou vertrekken, wel op dat tijdstip is vertrokken (vlucht FI528). Ook blijkt uit dit overzicht dat er vluchten vlak voor en vlak na de geplande vertrektijd van de voorgaande vlucht - op tijd dan wel met vertraging - zijn vertrokken. De vervoerder heeft niet toegelicht waarom deze andere vluchten wel konden vertrekken, ondanks het gesloten zijn van de ‘terminal jetways’ of waarom dit alleen voor vluchten buiten Europa zou gelden. De kantonrechter komt tot de conclusie dat de vervoerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de slechte weersomstandigheden en het in verband daarmee sluiten van alle ‘terminal jetways’ of ‘Passenger Boarding Bridges’ ertoe hebben geleid dat er geen andere optie was dan de voorgaande vlucht te annuleren. Het beroep van de vervoerder op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden slaagt dan ook niet. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de annulering ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen.
5.8.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
AirHelp heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Hij heeft echter niet gesteld of onderbouwd dat er kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure als bedoeld in artikel 6:96 BW. De vordering van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 november 2018 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 248,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter