ECLI:NL:RBNHO:2022:4781

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
C/15/306373 / HA ZA 20-534
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door niet geleverde planten in handelsrelatie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat de aansprakelijkheid van [gedaagde] centraal. [bedrijf] heeft [gedaagde] aangeklaagd voor schadevergoeding, omdat [gedaagde] de bestelde Strelitzia-planten niet heeft geleverd. [gedaagde] had deze planten besteld bij Aardam, die de levering om verschillende redenen niet kon uitvoeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] zich terecht beroept op het voorbehoud van beschikbaarheid dat in de orderbevestiging was opgenomen. Dit voorbehoud was van toepassing omdat Aardam de planten niet op de afgesproken leverdatum kon leveren. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van verzuim aan de zijde van [gedaagde], en dat zij niet aansprakelijk is voor de schade die [bedrijf] stelt te hebben geleden. De vorderingen van [bedrijf] worden afgewezen, en [bedrijf] wordt veroordeeld in de proceskosten van zowel [gedaagde] als Aardam. De uitspraak is gedaan op 1 juni 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/306373 / HA ZA 20-534
Vonnis van 1 juni 2022
in de zaak van
[eiser], h.o.d.n. [bedrijf],
zaakdoende te [plaats 1], gemeente [gemeente],
eiser,
advocaat mr. O.R. van Hardenbroek van Ammerstol te 's-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. D.F. Fransen te Zwolle.
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KWEKERIJ AARDAM PLANTEN B.V.,gevestigd te Aarlanderveen, gemeente Alphen aan den Rijn
gevoegde partij aan de zijde van gedaagde,
advocaat mr. R.A. Reijnen
Partijen zullen hierna [bedrijf], [gedaagde] en Aardam genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [bedrijf] stelt te hebben geleden doordat [gedaagde] de door [bedrijf] bestelde planten niet heeft geleverd. [gedaagde] had deze planten op haar beurt besteld bij Aardam en was voornemens ze door te leveren aan [bedrijf]. Aardam heeft de planten echter niet aan [gedaagde] geleverd. Volgens Aardam stond een slechte ontkieming van de zaden aan de levering in de weg. Aardam heeft zich in deze procedure gevoegd.
1.2.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] een terecht beroep heeft gedaan op het in haar orderbevestiging opgenomen voorbehoud van beschikbaarheid. Vast staat dat de bestelde planten op het overeengekomen tijdstip van levering niet beschikbaar waren. Daarom is er geen sprake van verzuim aan de zijde van [gedaagde]. [gedaagde] is niet aansprakelijk voor eventuele door [bedrijf] geleden schade.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het vrijwaringsincident in de hoofdzaak van 11 november 2020 en de daarin genoemde stukken,
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak van 23 december 2020 met producties 1 tot en met 4 van de zijde van [gedaagde],
  • het tussenvonnis van 18 augustus 2021 en de daarin genoemde stukken,
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak van 31 maart 2021 met producties 1 en 2 van de zijde van Aardam,
- de spreekaantekeningen van [gedaagde],
- de spreekaantekeningen van Aardam.
  • 2.2. Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • namens [bedrijf]: [betrokkene] en echtgenote, bijgestaan door mr. Van Hardenbroek van Ammerstol voornoemd,
- namens [gedaagde]: A. [gedaagde] en echtgenote, bijgestaan door mr. J. Velten (waarnemend voor mr. Fransen voornoemd),
- namens Aardam: A. Spruit, bijgestaan door mr. Reijnen voornoemd.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[bedrijf] is een eenmanszaak die zich bezig houdt met het telen van potplanten onder glas.
3.2.
[gedaagde] richt zich als groothandel op de productie van jonge planten voor de professionele sierteeltsector.
3.3.
Aardam houdt zich bezig met het telen van uitgangsmateriaal voor professionele kwekers. Zij produceert onder andere het uitgangsmateriaal voor de plant Strelitzia Nicolai (hierna: Strelitzia).
3.4.
[bedrijf] en [gedaagde] doen al jaren zaken met elkaar en hebben een goede verstandhouding. Dat geldt ook voor [gedaagde] en Aardam.
3.5.
[gedaagde] heeft op 20 mei 2019 een order voor de levering 48.000 Strelitzia zaailingen (jonge planten) geplaatst bij Aardam. Op 8 juli 2019 heeft Aardam deze order aan [gedaagde] bevestigd. Op 15 mei 2020 zouden 24.000 planten worden geleverd en op 9 juni 2020 zouden de overige 24.000 planten worden geleverd.
3.6.
[gedaagde] heeft op 10 juli 2019 een order van [bedrijf] voor de levering van 48.000 Strelitzia planten bevestigd. Zij heeft in dat kader een orderbevestiging aan [bedrijf] verzonden. In de orderbevestiging van [gedaagde] aan [bedrijf] is onder meer opgenomen:

{Tabel 1}

3.7.
De overeengekomen prijs voor de planten bedroeg € 36.000,-. Afgesproken werd dat [gedaagde] 24.000 stekken zou leveren in week 20 van 2020 en 24.000 stekken zou leveren in week 24 van 2020.
3.8.
De bedoeling van [gedaagde] was om de planten die zij bij Aardam had ingekocht door te leveren aan [bedrijf].
3.9.
Naar aanleiding van de vraag van [bedrijf] of de planten twee weken eerder geleverd konden worden, heeft [gedaagde] op 9 januari 2020 bij Aardam geïnformeerd of het mogelijk was om de in week 20 geplande levering van planten met twee weken te vervroegen. Aardam heeft daarop bij e-mailbericht van 10 januari 2020 geantwoord dat dat op zich mogelijk was maar dat de planten dan wel kleiner zouden zijn.
3.10.
Op 22 april 2020 heeft Aardam [gedaagde] laten weten dat zij de bestelde planten niet kan leveren. Er bleken te veel planten beloofd te zijn en vanwege problemen met de levering van het zaad kon in de winter niet gezaaid worden.
3.11.
[gedaagde] heeft uiteindelijk 3.000 Strelitzia planten van Aardam geleverd gekregen. Deze planten heeft zij op haar beurt aan [bedrijf] geleverd.
3.12.
In overleg met [bedrijf] is [gedaagde] ook overgegaan tot het leveren van een partij Ficus planten.
3.13.
[bedrijf] heeft [gedaagde] bij brief van 22 juli 2020 aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade. In verband met de vakantieperiode heeft de advocaat van [gedaagde] aangegeven dat het niet mogelijk was om op korte termijn te reageren op de aansprakelijkstelling.
3.14.
[bedrijf] heeft [gedaagde] vervolgens op 3 augustus 2020 gedagvaard.
3.15.
Naast de onderhavige procedure tussen [bedrijf] en [gedaagde] (met Aardam als gevoegde partij aan de zijde van [gedaagde]) is tevens een vrijwaringsprocedure tussen [gedaagde] en Aardam aanhangig bij deze rechtbank (zaaknummer: 311297).

4.Het geschil

4.1.
[bedrijf] vordert – samengevat – dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van € 142.108,50 te vermeerderen met rente en kosten.
4.2.
[bedrijf] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij schade heeft geleden doordat [gedaagde] de bestelde planten niet (tijdig) heeft geleverd. [bedrijf] heeft een deskundige van Agro Expertiseburo ingeschakeld om zijn schade te begroten. De schade is door deze deskundige vastgesteld op € 142.108,50 exclusief BTW en exclusief expertisekosten, rentekosten, buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten en onvoorziene toekomstige schade.
4.3.
[gedaagde] en Aardam voeren verschillende verweren aan:
1) in de orderbevestiging van [gedaagde] aan [bedrijf] is opgenomen dat levering van de planten geschiedt onder voorbehoud van beschikbaarheid;
2) er is geen sprake van verzuim aan de zijde van [gedaagde];
3) [gedaagde] kan zich beroepen op haar algemene voorwaarden en daarin zijn diverse voorbehouden en beperkingen van aansprakelijkheid opgenomen;
4) het is niet aan [gedaagde] toe te rekenen dat zij de door [bedrijf] bestelde planten niet heeft kunnen leveren;
5) en voor zover de aansprakelijkheid van [gedaagde] in rechte komt vast te staan, voert zij verweer tegen de hoogte van de schade.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of [gedaagde] aansprakelijk gehouden kan worden voor de schade die [bedrijf] stelt te hebben geleden doordat de door [bedrijf] bij [gedaagde] bestelde Strelitzia’s niet zijn geleverd. Enkel indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, komt de rechtbank toe aan het vaststellen van de hoogte van de schade. Slechts dan zullen de door partijen overgelegde deskundigenrapportages relevant zijn.
levering onder voorbehoud van beschikbaarheid
5.2.
[gedaagde] en Aardam als gevoegde partij hebben als verweer aangevoerd dat [gedaagde] in haar orderbevestiging aan [bedrijf] expliciet heeft opgenomen dat de overeenkomst tot levering van de bestelde planten wordt aangegaan onder voorbehoud van beschikbaarheid. [gedaagde] heeft de bestelde planten niet in de overeengekomen weeknummers aan [bedrijf] kunnen leveren omdat de planten op dat moment niet beschikbaar waren. Als gevolg hiervan kan er geen sprake zijn van verzuim aan haar zijde, aldus [gedaagde] en Aardam.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het betreffende voorbehoud in de onderhavige situatie van toepassing is. Vast staat immers dat Aardam de door [gedaagde] bestelde 48.000 planten op de overeengekomen leveringsdatum om wat voor reden dan ook niet aan [gedaagde] heeft geleverd. Als gevolg hiervan was [gedaagde] niet in staat om de door [bedrijf] bestelde planten aan [bedrijf] te leveren. [gedaagde] beroept zich jegens [bedrijf] dan ook terecht op het in haar orderbevestiging opgenomen voorbehoud van beschikbaarheid. De rechtbank merkt daarbij op dat dit voorbehoud bij uitstek ziet op situaties zoals de onderhavige.
5.4.
De stelling van [bedrijf] dat het voorbehoud toepassing mist omdat in januari 2020 door [gedaagde] aan [bedrijf] (en door Aardam aan [gedaagde]) bevestigd is dat de planten zelfs twee weken eerder geleverd konden worden (waarmee volgens [bedrijf] vast staat dat de planten op dat moment beschikbaar waren gelet op de opkweektijd van de Strelitzia), kan niet aan [gedaagde] worden tegengeworpen. [gedaagde] valt immers – ook wanneer Aardam in deze kwestie niet te goeder trouw zou zijn geweest – geen verwijt te maken. De wanprestatie is daarom niet toerekenbaar aan [gedaagde]. Zij is dan ook niet aansprakelijk voor eventuele door [bedrijf] geleden schade.
5.5.
Daar komt bij dat [gedaagde] terecht heeft aangevoerd dat zij niet in gebreke is gesteld door [bedrijf] waardoor geen sprake is van verzuim aan haar zijde. Aan de stelling van [bedrijf] dat in deze situatie geen ingebrekestelling nodig was omdat de planten er niet waren en levering daardoor blijvend onmogelijk was, gaat de rechtbank voorbij. Onbekend is immers wat er zou zijn gebeurd indien [gedaagde] wel deugdelijk in gebreke zou zijn gesteld en zij deze ingebrekestelling zou hebben doorgeleid naar Aardam. Ter zitting hebben zowel [gedaagde] als Aardam aangegeven dat zij in dat geval naar alternatieven zouden hebben gezocht.
5.6.
Een en ander leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [bedrijf] zullen worden afgewezen. De overige verweren van [gedaagde] en Aardam en hetgeen door partijen naar voren is gebracht in het kader van het vaststellen van de schade, behoeven – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – geen verdere bespreking en beoordeling meer.
5.7.
[bedrijf] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 4.131,00
- salaris advocaat
3.540,00(2 punt × tarief € 1.770,-)
Totaal € 7.671,00
5.8.
Nu op grond van het voorgaande geconcludeerd moet worden dat Aardam zich terecht in de procedure heeft gevoegd, zal [bedrijf] tevens in de proceskosten van Aardam worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Aardam worden begroot op:
- salaris advocaat
563,00(1 punt × tarief € 563,00)
Totaal € 563,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [bedrijf] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 7.671,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [bedrijf] in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van [gedaagde], begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [bedrijf] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt [bedrijf] in de proceskosten, aan de zijde van Aardam tot op heden begroot op € 563,00,
6.5.
veroordeelt [bedrijf] in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van Aardam, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [bedrijf] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1422