ECLI:NL:RBNHO:2022:4828
Rechtbank Noord-Holland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter in consumentenovereenkomst met buitenlandse luchtvaartmaatschappij
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een consument, en Turkish Airlines, een buitenlandse luchtvaartmaatschappij. De zaak betreft de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over de vordering van [eiser] tegen Turkish Airlines, op basis van artikel 6 sub d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] zich op het standpunt heeft gesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat Turkish Airlines commerciële activiteiten in Nederland ontplooit. Turkish Airlines heeft echter niet tijdig gereageerd op de stellingen van [eiser]. De kantonrechter heeft vervolgens de relevante wetgeving en jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) in overweging genomen, en geconcludeerd dat de Nederlandse rechter inderdaad rechtsmacht heeft, omdat de overeenkomst onder de commerciële activiteiten van Turkish Airlines valt.
Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat hij relatief onbevoegd is om van de vordering kennis te nemen, omdat zowel [eiser] als Turkish Airlines niet woonachtig zijn in het arrondissement van de rechtbank Noord-Holland. De kantonrechter heeft daarom de zaak verwezen naar de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, sector kanton, waar de bevoegde rechter zich bevindt. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de zaak in de huidige stand wordt doorverwezen, en dat Turkish Airlines zelf moet worden opgeroepen bij exploot voor de zitting bij de bevoegde rechter.