ECLI:NL:RBNHO:2022:4872

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
9818684 VV EXPL 22 53
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot betaling van achterstallig loon en wedertewerkstelling in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een taxichauffeur, en Reva Taxi B.V. [eiser] vorderde betaling van achterstallig loon en wedertewerkstelling in zijn eigen werk of aangepast werk. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een nieuwe loondoorbetalingsperiode na een eerdere ziekmelding van [eiser] op 21 juli 2021. De kantonrechter concludeerde dat onvoldoende aannemelijk was dat [eiser] in staat was om de bedongen arbeid te verrichten, mede op basis van medische adviezen. De rechter stelde vast dat [eiser] in de periode van 15 maart 2021 tot 21 juli 2021 weliswaar werkzaamheden had verricht, maar dat deze niet overeenkwamen met de bedongen arbeid als taxichauffeur op Schiphol. De kantonrechter oordeelde dat de loondoorbetalingsverplichting van Reva Taxi per 12 juli 2021 was verstreken en dat er geen nieuwe loondoorbetalingsperiode was aangevangen. Ook de vordering tot wedertewerkstelling werd afgewezen, omdat Reva Taxi geen passende arbeid voor [eiser] beschikbaar had. De kantonrechter benadrukte dat de werkgever verantwoordelijk blijft voor de re-integratie van de werknemer, maar dat in dit geval geen schending van die verplichting was aangetoond. De overige vorderingen van [eiser] werden eveneens afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9818684 \ VV EXPL 22-53
Uitspraakdatum: 1 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M. Hoefs
tegen
Reva Taxi B.V.
gevestigd te Rotterdam
gedaagde
verder te noemen: Reva Taxi
gemachtigde: mr. A. van Toledo
de zaak in het kort
Werknemer vordert o.a. betaling van (achterstallig) loon en werkhervatting in het eigen werk / aangepast werk. De kantonrechter wijst de vorderingen van werknemer af, omdat onvoldoende aannemelijk is dat sprake is van een nieuwe loondoorbetalingsperiode na een nieuwe ziekmelding. De vordering tot werkhervatting in eigen werk en aangepast werk wijst de kantonrechter eveneens af, omdat gelet op de medische adviezen onvoldoende aannemelijk is dat werknemer de bedongen arbeid in volle omvang kan verrichten en de kantonrechter dit medisch ook niet verantwoord acht. Evenmin is gebleken dat er andere aangepaste werkzaamheden voor werknemer zijn.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft Reva Taxi op 3 mei 2022 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 mei 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft hebben Reva Taxi en [eiser] bij brieven van 13 mei 2022 en 16 mei 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren [geboortedatum] , is sinds 14 februari 2011 in dienst bij Reva Taxi. De functie van [eiser] is taxichauffeur met standplaats Schiphol, met een salaris van € 2.139,33 bruto per maand exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Zorgvervoer en Taxi van toepassing verklaard.
2.2.
Op 12 juli 2019 is [eiser] uitgevallen wegens ziekte in verband met schouderklachten. Tot dat moment heeft [eiser] altijd taxiritten uitgevoerd op Schiphol en werkte hij van 06:00 uur tot en met 18:00 uur. Vanaf 1 januari 2021 is [eiser] gestart met re-integratie in zijn eigen werk.
2.3.
Vanaf 15 maart 2021 heeft [eiser] gedurende 36 uur per week werkzaamheden verricht voor Reva Taxi. Deze werkzaamheden bestonden voornamelijk uit zorgvervoer voor een andere vervoersonderneming (ZCN), omdat ritten van en naar Schiphol vanwege de Coronacrisis nauwelijks beschikbaar waren.
2.4.
Op 26 april 2021 heeft de bedrijfsarts een actueel oordeel opgesteld waarin staat opgenomen dat [eiser] het eigen werk met aanpassingen kan doen
2.5.
Op 21 juli 2021 is [eiser] opnieuw wegens ziekte uitgevallen in verband met rugklachten.Bij mail van 23 juli 2021 heeft [eiser] Reva Taxi bericht dat hij aankomende maandag op het werk zal verschijnen en dat hij ondanks zijn hernia zijn werk zal verrichten. [eiser] heeft Reva Taxi geschreven dat hij voor de zekerheid het medicijn oxycodon zal meenemen. Reva Taxi heeft [eiser] laten weten dat zij het niet verstandig vond dat [eiser] aan het werk ging. Zij heeft de betermelding niet geaccepteerd en een afspraak bij de bedrijfsarts ingepland.
2.6.
In het advies van de bedrijfsarts van 29 juli 2021 staat (samengevat) dat [eiser] sinds maart 2021 weer volledig aan het werk was in zijn werk als taxichauffeur in dagdiensten. Verder staat in het advies van de bedrijfsarts dat er sprake is van een beperking voor tillen tot 5 kg en een beperking voor duwen en trekken tot 10 kg.
2.7.
Bij beslissing van 24 augustus 2021 heeft het UWV geoordeeld dat [eiser] geen WIA-uitkering toekomt per 9 juli 2021, omdat hij voor 10 % arbeidsongeschikt wordt geacht. Het UWV heeft deze beslissing gebaseerd op de periode van 14 april 2021 tot en met 9 juli 2021.
2.8.
Uit het arbeidsdeskundig rapport van 20 augustus 2021 – dat ziet op de beoordeling van het re-integratieverslag –concludeert het UWV dat Reva Taxi onvoldoende heeft gedaan om [eiser] te laten re-integreren. Omdat de wachttijd van 104 weken is verstreken krijgt Reva Taxi geen loonsanctie opgelegd.
2.9.
Verder volgt uit de functiemogelijkhedenlijst van diezelfde dag (20 augustus 2021) samengevat dat [eiser] een lichte beperking heeft voor tillen tijdens het werk. [eiser] wordt op dat moment in staat geacht om 10 kilo te tillen en incidenteel 15 kilo.
2.10.
Na een herbeoordeling heeft het UWV bij beslissing van 5 oktober 2021 geoordeeld dat aan [eiser] een WIA-uitkering wordt toegekend vanaf 21 juli 2021 tot 23 juli 2023. Het ongeschiktheids-percentage van [eiser] is daarbij vastgesteld tussen de 80 – 100 %.
2.11.
Bij brief van 30 december 2021 heeft het UWV de ontslagaanvraag van Reva Taxi afgewezen, omdat het UWV zich op het standpunt stelt dat de periode van het opzegverbod tijdens ziekte niet voorbij is. Verder heeft het UWV geschreven:
“Op grond van de informatie van partijen is het aannemelijker dat werknemer in ieder geval vanaf 26 april 2021 tot zijn nieuwe ziekmelding van 21 juli 2021 de bedongen arbeid heeft verricht dan dat daarbij sprake zou zijn geweest van aangepast eigen werk.”
2.12.
Bij e-mail van 6 januari 2022 heeft [eiser] aanspraak gemaakt op betaling van achterstallig loon over de periode van 26 april 2021 tot en met 21 juli 2021 en over de periode 2021 tot het moment van de e-mail. Bij brief van 4 februari 2022 heeft Reva Taxi hierop afwijzend gereageerd. Reva Taxi heeft (samengevat) geschreven dat [eiser] slechts aangepast werk in plaats van de bedongen arbeid verricht en daarom geen recht op loonbetaling bestaat.
2.13.
Op 15 februari 2022 heeft de bedrijfsarts een inzetbaarheidsprofiel van [eiser] opgesteld, waarvan de geldigheidsduur een half jaar bedraagt. Daarin staat als toelichting opgenomen onder het kopje tillen of dragen:
Geen beperking, als zwaar tillen incidenteel
2.14.
Op 28 februari 2022 heeft [eiser] een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. Het UWV heeft geen oordeel afgegeven, omdat de aanvraag van [eiser] ziet op een periode waarin Reva Taxi niet verplicht was loon te betalen aan [eiser] .
2.15.
De bedrijfsarts heeft in zijn rapportage van 29 april 2022 (samengevat) geschreven dat [eiser] beperkingen heeft voor tillen en duwen, waarbij 10 kilo het maximum is. Dit volgt uit de bijgevoegde functiemogelijkhedenlijst van diezelfde dag. De beperkingen worden blijven geacht door de bedrijfsarts en eveneens wordt een arbeidsdeskundig onderzoek geadviseerd. De uitnodiging voor het arbeidsdeskundig onderzoek – dat stond gepland op 11 mei 2022 – is door [eiser] digitaal geweigerd.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Reva Taxi (samengevat) veroordeelt tot:
- betaling van € 13.183,61 aan brutoloon en € 1.004,69 aan vakantiegeld over de periode van 15 maart 2021 tot 1 april 2022 ;
- wedertewerkstelling van [eiser] , op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag
- onmiddellijke hervatting van de re-integratie van [eiser] voor het eigen werk op straffe dwangsom van € 500,- per dag
- doorbetaling van het verschuldigde salaris van € 2.192,81 bruto per maand, vermeerderd met alle emolumenten vanaf 1 april 2022 tot het rechtsgeldige einde van de arbeidsovereenkomst;
- schadevergoeding over de periode van werkhervatting tot 9 november 2025 (einde leasecontract van auto) (bedrag van €131,90 p/m)
- de buitengerechtelijke incassokosten van € 988,97 exclusief btw
- de wettelijke rente over genoemde bedragen vanaf de dag van verschuldigdheid tot de dag van voldoening
- betaling van de proceskosten en de nakosten;
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat per 21 juli 2021 een nieuwe loondoorbetalingsperiode is gestart, omdat hij vóór 21 juli 2021 ten minste vier weken aaneengesloten hersteld was voor de bedongen arbeid. [eiser] heeft daarom sindsdien recht op loondoorbetaling tijdens ziekte. [eiser] vordert eveneens wedertewerkstelling in zijn eigen arbeid / aangepaste arbeid, omdat dit tot de mogelijkheden behoort ondanks de vastgestelde beperkingen. Eveneens dient Reva Taxi haar re-integratieverplichtingen jegens [eiser] na te komen. Verder verzoekt [eiser] om betaling van de door hem gemaakte kosten voor een leaseauto.

4.Het verweer

4.1.
Reva Taxi betwist de vordering en concludeert tot afwijzing. Volgens Reva Taxi is de loondoorbetalingsverplichting per 12 juli 2021 verstreken. Daarbij staat de formele rechtskracht van de WIA-beslissingen in de weg aan een andersluidend oordeel van de kantonrechter. Ten aanzien van de gevorderde wedertewerkstelling en toelating tot de re-integratie geldt dat de arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat daarmee de belastbaarheid van [eiser] in hoge mate wordt overschreden. Toewijzing van de vorderingen van [eiser] is dan ook strijdig met deze medische conclusie. Ook is er geen passende arbeid binnen de organisatie van Reva Taxi voorhanden. De vordering tot betaling van schadevergoeding voor de leaseauto moet ook afgewezen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. [eiser] vordert onder meer betaling van loon en toelating tot de bedongen arbeid. De aard van deze vorderingen brengt met zich dat sprake is van spoedeisendheid.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
Tussen partijen is (samengevat) in geschil of per 21 juli 2021 een nieuwe loondoorbetalingsperiode is gestart. Daarnaast moet worden beoordeeld of Reva Taxi is gehouden om [eiser] toe te laten tot het werk en in het verlengde daarvan of op Reva Taxi re-integratieverplichtingen rusten. In het kader van de beantwoording van die vraag discussiëren partijen onder meer over de aard, omvang en waarde van de door [eiser] per 1 januari 2021 tot zijn uitval op 21 juli 2021 verrichte werkzaamheden en over de geschiktheid van [eiser] om werkzaamheden bij Reva Taxi te verrichten.
de WIA-beslissingen staan niet in de weg aan oordeel kantonrechter in deze zaak
5.4.
De beoordeling in dit kort geding is niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. De vrees van Reva Taxi dat die beoordeling zal interfereren met de beoordeling van het UWV acht de kantonrechter ongegrond. De kantonrechter stelt vast dat het UWV een WIA-uitkering aan [eiser] heeft toegekend, maar acht zich niet gebonden aan de inhoudelijke overwegingen die daaraan ten grondslag zijn gelegd. De kantonrechter gaat, mede gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, voorbij aan dit verweer van Reva Taxi.
[eiser] heeft geen recht op loon omdat geen sprake is van een nieuwe ziekteperiode
5.5.
Voordat [eiser] uitviel reed [eiser] taxiritten op Schiphol. [eiser] is begin januari 2021 weer aan het werk gegaan. Vast staat dat [eiser] vanaf januari 2021 tot en met 21 juli 2021, dus gedurende een periode van ruim een half jaar, voor 36 uur per week – zijn volledige urenomvang – heeft gewerkt. Zijn werkzaamheden bestonden in deze periode voornamelijk uit zorgvervoer dat Reva Taxi voor een andere vervoersonderneming (ZCN) uitvoerde. Slechts bij wijze van uitzondering voerde [eiser] in deze periode een taxirit op Schiphol -de bedongen arbeid- uit. [eiser] reed zorgvervoer omdat er geen taxiritten op Schiphol voorhanden waren in verband met het Coronvirus. Het zorgvervoer was dus geen aangepaste arbeid. [eiser] heeft de bedongen niet kunnen verrichten door een omstandigheid die niet aan hem valt te verwijten.
5.6.
Omdat de bedongen arbeid niet aan [eiser] kon worden aangeboden voordat hij op 21 juli 2021 opnieuw uitviel, kan de kantonrechter niet anders dan een inschatting maken of [eiser] – in de hypothetische situatie dat de bedongen arbeid in volle omvang voorhanden was geweest – in staat zou zijn geweest om de werkzaamheden van taxichauffeur te Schiphol voor 36 uur per week te verrichten. Als [eiser] daartoe immers langer dan vier weken in staat was geweest, dan is met ingang van 21 juli 2021 een nieuwe ziekteperiode aangevangen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat het niet voldoende aannemelijk is dat [eiser] in staat zou zijn geweest om de bedongen arbeid te verrichten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
5.7.
Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij voor zijn eerste ziekmelding slechts ‘incidenteel’ zwaar hoefde te tillen op Schiphol. Op de vraag van de kantonrechter wat [eiser] onder ‘incidenteel’ verstaat, heeft [eiser] geantwoord dat hij de ene dag meerdere keren (bijvoorbeeld twee ritten in een half uur gedurende een dienst van 8 uur) van Schiphol naar Amsterdam reed, maar dat het ook kon voorkomen dat hij de daaropvolgende dag één rit naar Groningen reed. Ook verschilde het ‘type passagier’, van zakelijke klanten die vaak zonder bagage of alleen handbagage bij zich hebben tot toeristen die met grote(re) koffers reizen. Desgevraagd heeft [eiser] ter zitting ook aangegeven dat zijn leaseauto ruimte biedt voor vier grote Samsonite koffers. In aanvulling op [eiser] heeft Reva Taxi aangevoerd dat haar taxichauffeurs geen ritten mogen weigeren en dat – anders dan [eiser] beweert – van incidenteel zwaar tillen op Schiphol geen sprake is. Kenmerkend voor het vervoer op Schiphol is juist dat passagiers vaak veel (zware) koffers bij zich hebben. Reva Taxi betwist dat passagiers, zoals [eiser] suggereert, op Schiphol geen of slechts lichte bagage bij zich hebben en toeristen veelal de trein nemen.
5.8.
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] bij de uitvoering van de taxiwerkzaamheden op Schiphol slechts ‘incidenteel’ wordt blootgesteld aan het tillen van (zware) bagage. Ook [eiser] zelf geeft immers aan dat het op een dag twee keer per half uur kan voorkomen dat hij zware koffers in de auto moet tillen.
5.9.
Dit maakt dat, gelet op inhoud van het inzetbaarheidsprofiel waarin staat opgenomen dat er een beperking geldt ten aanzien van incidenteel zwaar tillen, de kantonrechter op basis van de stukken zoals die nu voorliggen, onvoldoende aanknopingspunten ziet voor de juistheid van het standpunt van [eiser] dat hij wel in staat zou zijn (geweest) om zijn eigen arbeid in volle omvang te verrichten. Immers, niet kan worden gezegd dat de werkzaamheden op Schiphol bestaan uit het incidenteel tillen van (zware) koffers, terwijl vaststaat dat [eiser] een beperking heeft voor het met regelmaat (zwaar) tillen. Dat blijkt ook uit de overige onderzoeken (zie de feiten). Dat [eiser] wel gedeeltelijk zijn bedongen arbeid heeft verricht, maakt het voorgaande niet anders.
5.10.
Weliswaar kan [eiser] worden nagegeven dat het opmerkelijk is dat het laatste advies van de bedrijfsarts van 29 april 2022 inhoudelijk anders luidt dan het eerdere advies van 15 februari 2022, maar ook in de hypothetische situatie dat het laatste advies van de bedrijfsarts uitgaat van een verkeerde vooronderstelling, dan nog resteert de inhoud van het inzetbaarheidsprofiel en de overige rapportages waarin een beperking voor (zwaar) tillen staat opgenomen.
5.11.
Concluderend is naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiser] de bedongen arbeid in volle omvang had kunnen verrichten als hem dit in de periode van15 maart 2021 tot en met zijn nieuwe ziekmelding (21 juli 2021) was aangeboden. Dit betekent dat [eiser] arbeidsongeschikt is gebleven voor de bedongen arbeid – ondanks dat hij voor de volle urenomvang zorgvervoer heeft verricht in die periode – en de loondoorbetalingsperiode op 12 juli 2021 is verstreken. Op 21 juli 2021 is daarom geen nieuwe loondoorbetalingsperiode aangevangen. Op basis van het voorgaande zal de kantonrechter daarom alle loonvorderingen van [eiser] afwijzen.
[eiser] heeft geen recht op wedertewerkstelling en re-integratie in eigen arbeid
5.12.
Op grond van artikel 7:658a BW blijft de werkgever gedurende de hele duur van het dienstverband verantwoordelijk voor de re-integratie van de zieke werknemer. Indien re-integratiepogingen tijdens het tijdvak van de loondoorbetalingsverplichting (nog) niet tot een geslaagde werkhervatting hebben geleid, heeft de werkgever na dat tijdvak nog steeds de verantwoordelijkheid voor de re-integratie van de werknemer binnen zijn eigen organisatie.
5.13.
Voor het geval de werknemer niet de bedongen of andere, passende, arbeid heeft verricht en de periode van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever ex art. 7:629 BW is verstreken, dan geldt dat, om aanspraak te kunnen maken op salaris volgens artikel 7:628 lid 1 BW als uitgangspunt dat de werknemer bereid
en in staatmoet zijn om de bedongen arbeid of andere, passende arbeid te verrichten.
5.14.
Uit de stukken volgt dat [eiser] zich bij e-mail van 4 januari 2022 bereid heeft verklaard om zijn werkzaamheden te verrichten. Reva Taxi heeft dit betwist en aangevoerd dat zij [eiser] niet in staat acht om zijn werkzaamheden te verrichten. Zoals hiervoor is overwogen, is in dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiser] in staat zou zijn geweest om de bedongen arbeid te verrichten. Voldoende aannemelijk is geworden dat Reva Taxi niet kan waarborgen dat [eiser] slechts incidenteel (zware) tilwerkzaamheden op Schiphol zal moeten uitvoeren. Daarbij komt dat door [eiser] ook geen recente verklaring van een (bedrijfs)arts of een second opinion is overgelegd waaruit het tegendeel blijkt. Op basis van alle gedingstukken en het verhandelde ter zitting acht de kantonrechter het mede daarom ook niet verantwoord dat [eiser] de bedongen arbeid in volle omvang zou gaan hervatten, hoe graag hij dit ook zou willen. De vordering tot werkhervatting in het eigen werk wordt daarom afgewezen.
Passend werk is niet beschikbaar
5.15.
Ook is onvoldoende aannemelijk geworden dat er een mogelijkheid bestaat om [eiser] ander passend werk te laten uitvoeren. Reva Taxi heeft onbetwist aangevoerd dat zij op dit moment geen ander werk voorhanden heeft, omdat het zorgvervoer van ZCN niet langer aan haar wordt uitbesteed. Evenmin is door [eiser] voldoende gesteld dat er ander passend werk binnen Reva Taxi voorhanden is. De vordering tot werkhervatting in ander passend werk wijst de kantonrechter daarom ook af.
Re-integratieverplichtingen van Reva Taxi
5.16.
Het voorgaande laat wel onverlet dat zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt Reva Taxi gehouden is om aan haar re-integratieverplichtingen jegens [eiser] te voldoen, voor zover hij hiertoe in staat wordt geacht. Van schending van haar re-integratieverplichting is niet gebleken. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat Reva Taxi als goed werkgever hieraan verder uitvoering zal geven en met [eiser] in gesprek zal gaan om opnieuw een afspraak te plannen voor een arbeidsdeskundig onderzoek. Verder is door Reva Taxi ter zitting aangegeven dat zij opnieuw een ontslagaanvraag zal indienen bij het Uwv. In die procedure zullen de mogelijkheden tot het verrichten van het eigen werk in aangepaste vorm inhoudelijk worden getoetst. De beoordeling van (de mogelijkheden tot het verrichten van) het eigen, aangepaste werk hoort in beginsel dan ook in die procedure thuis in plaats van in deze procedure en daar zal voor partijen waarschijnlijk een betere beoordeling gemaakt kunnen worden dan in deze zaak.
[eiser] heeft geen recht op een schadevergoeding ter compensatie voor zijn leaseauto
5.17.
Het toewijzen van de vordering tot betaling van een voorschot op een schadevergoeding per dag voor het gebruik van de leaseauto strekt naar het oordeel van de kantonrechter te ver binnen het kader van dit kort geding. De vordering wordt daarom afgewezen.
de overige vorderingen van [eiser] worden ook afgewezen
5.18.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de overige vorderingen van [eiser] – betaling van de buitengerechtelijke kosten, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over voornoemde bedragen – eveneens afwijzen
iedere partij draagt de eigen proceskosten
5.19.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat geen sprake is van misbruik van procesrecht in de zin van artikel 7:629a lid 6 BW.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter