Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 augustus 2021
- de conclusie van antwoord van 10 november 2021
- het tussenvonnis van 24 november 2021
- een akte van 24 februari 2022 aan de zijde van [H], met een reactie op het verzoek in het tussenvonnis en producties 70 tot en met 81
- een akte van 2 maart 2022, met productie 82
- een akte van 4 maart 2022, met productie 83
- een akte van 8 maart 2022, met producties 84 en 85
- de mondelinge behandeling gehouden op 8 maart 2022.
- de akte vermeerdering van eis, met – opnieuw – de producties 83, 84 en 85 en ook de producties 86 en 87
- de tweede mondelinge behandeling gehouden op 28 april 2022. Verschenen zijn [H] en mr. Vermeij. Aan de andere zijde zijn [L] en mr. Baars verschenen. Ook zijn de twee zoons van partijen opnieuw verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter toelichting door beide partijen naar is voren hebben gebracht.
2.De feiten
3.De vordering
primair: te verklaren voor recht dat [H], c.q. de bewindvoerder, voor de helft
subsidiair, voor zover de primaire vordering onder a) niet toewijsbaar is: de verdeling,
primair: de huwelijksgemeenschap te verdelen conform hetgeen in de dagvaarding is
primair: [L] te veroordelen tot betaling aan de bewindvoerder, c.q. [H],
primair: [L] te veroordelen tot betaling aan de bewindvoerder, c.q. [H],
primair: [L] te veroordelen tot betaling aan de bewindvoerder, c.q. [H],
voorwaardelijk primair(voor zover de onder a) gevorderde verklaring voor recht