ECLI:NL:RBNHO:2022:5070

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
9173488 \ CV EXPL 21-2728
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze bodemzaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door Yource B.V., een vordering ingesteld tegen de vervoerder Turk Havayollari A.O. (Turkish Airlines) wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Phuket via Istanboel op 6 en 7 mei 2019. De passagiers claimen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij met meer dan tien uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slotrestricties opgelegd door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die niet konden worden voorkomen, ondanks het nemen van redelijke maatregelen. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de slotrestricties en dat deze omstandigheden niet inherent zijn aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op de openbare terechtzitting van 8 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9173488 \ CV EXPL 21-2728
Uitspraakdatum: 8 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.mede handelend onder de naam
Turkish Airlines
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde Uzeyir Aslan

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 13 april 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanboel naar Phuket (Thailand) op 6 en 7 mei 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Istanboel (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd, waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en zijn met een vertraging van meer dan tien uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans € 180,00, althans een in redelijke justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen; - en een certificaat zoals bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht met vertraging is uitgevoerd als gevolg van buitengewone omstandigheden tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht en de vlucht in kwestie, die ondanks het nemen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen. De vluchten kregen te maken met door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties. De vervoerder is verplicht om de instructies van de luchtverkeersleiding op te volgen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op het in de laatste akte van de passagiers opgenomen commentaar dat niet ziet op de door de vervoerder in zijn laatste conclusie overgelegde producties. De passagiers zijn door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
5.3.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat van dergelijke omstandigheden wordt geacht sprake te zijn wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Hij voert daartoe aan dat het buitengewoon druk was in het Europese luchtruim op de dag van de vluchtuitvoering. De voorafgaande vlucht is vanwege slotrestricties met een vertraging van 13 minuten vertrokken. Tijdens de uitvoering van de vlucht is de vertraging in de lucht met 26 minuten toegenomen, waarna het toestel om 13:44 uur UTC, met een vertraging van 39 minuten te Schiphol is aangekomen. De vlucht in kwestie is vervolgens met 19 minuten vertraagd vanwege de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht en deze vertraging is met 14 minuten opgelopen, eveneens in verband met opgelegde slotrestricties. Bovendien kreeg ook de vlucht in kwestie tijdens de uitvoering van de vlucht vanwege de drukte in het luchtruim te maken met een verdere vertraging van 29 minuten. De vlucht is als gevolg hiervan uiteindelijk om 20:02 uur lokale tijd, met een vertraging van 62 minuten, in Istanboel aangekomen, aldus de vervoerder.
5.5.
De passagiers betwisten niet dat de vluchten te maken kregen met slotrestricties maar stellen dat de “Air Traffic Management Restrictions” in het onderhavige geval dienen te worden beschouwd als aanwijzingen van de luchtverkeersleiding, welke gebruikelijk zijn in de luchtvaartsector en niet zelden tot vertragingen leiden. Deze omstandigheden zijn volgens de passagiers inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van de vervoerder. Volgens de passagiers heeft de vervoerder er zelf voor gezorgd dat een slotrestrictie werd opgelegd. Daar voegen de passagiers nog aan toe dat het hen bekend is dat de ‘groundhandling’ op luchthavens eveneens de oorzaak kan zijn van opgelopen vertraging.
5.6.
De kantonrechter volgt deze stellingen niet. Het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en de toekenning van een latere slottijd is aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De vervoerder is verplicht een door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestrictie op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. Daarbij heeft de vervoerder de stelling van de passagiers dat de slotrestricties zijn opgelegd door toedoen van de vervoerder gemotiveerd weersproken. De besluiten van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van slotrestricties moeten dan ook worden gekwalificeerd als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Slotrestricties dan wel nieuwe slottijden opgelegd door de luchtverkeersleiding zijn immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en liggen buiten de macht van de vervoerder. Voorts hebben de passagiers niet betwist dat de vertraging tijdens de uitvoering van de vluchten is opgelopen vanwege drukte in het Europese luchtruim. De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van de passagiers dat het mogelijk is dat vertraging oploopt vanwege de (de kantonrechter begrijpt; de vertraagde uitvoering van de )‘groundhandling’. Het ligt op de weg van de passagiers om hun stelling dat de vertraging (mogelijk) het gevolg is van andere omstandigheden dan waarop de vervoerder zich beroept, nader te onderbouwen, hetgeen zij hebben nagelaten. Dat in het algemeen mogelijk is dat vluchten vertraging oplopen door verschillende omstandigheden maakt niet dat daarvan sprake is in deze specifieke situatie.
5.7.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen. De vervoerder voert aan er alles aan te hebben gedaan om de gevolgen van de buitengewone omstandigheid voor de passagiers zo beperkt mogelijk te houden. De passagiers zijn kosteloos omgeboekt naar de eerst mogelijke alternatieve vlucht. Reeds is komen vast te staan dat de vervoerder geen invloed heeft kunnen uitoefenen op de slotrestricties. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Weliswaar hebben de passagiers verzocht om de vervoerder ook in het geval wordt geoordeeld dat de vervoerder bevrijd kan worden van haar betalingsverplichting in de proceskosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. Gesteld noch gebleken is dat de passagiers niet tot dagvaarding over zouden zijn gegaan als zij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zouden zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagiers bekend zijn geworden. Er is daarom geen grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter