ECLI:NL:RBNHO:2022:5120

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
9577449
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake zorgpremie vordering door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft Menzis Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die niet is verschenen. De vordering betreft een onbetaalde eigen bijdrage op basis van een zorgverzekeringsovereenkomst. Menzis heeft de gedaagde bij brief van 20 oktober 2021 verzocht om de verschuldigde eigen bijdrage van € 1.515,35 te voldoen, maar de gedaagde heeft hieraan geen gehoor gegeven. Menzis heeft vervolgens een dagvaarding uitgebracht op 24 november 2021, maar de gedaagde is niet verschenen op de rolzittingen van 22 december 2021 en 19 januari 2022.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet op de roldata is verschenen, ondanks dat hij behoorlijk is opgeroepen. Hierdoor is verstek verleend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Menzis niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft deze toegewezen op basis van artikel 139 van het Wetboek van Rechtsvordering. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 2.000,94, inclusief wettelijke rente en proceskosten, die zijn vastgesteld op € 817,60. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9577449 \ CV EXPL 21-8234
Uitspraakdatum: 16 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Menzis Zorgverzekeraar N.V.
gevestigd te Wageningen,
eiseres
verder te noemen: Menzis
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
Menzis heeft bij dagvaarding van 24 november 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. Op de rolzittingen van 22 december 2021 en 19 januari 2022 is [gedaagde] niet verschenen, noch heeft hij schriftelijk geantwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat (bestond) een zorgverzekeringsovereenkomst op grond waarvan [gedaagde] verzekerd is (geweest) volgens de Zorgverzekeringswet. Op grond van de zorgverzekeringsovereenkomst is [gedaagde] een eigen bijdrage aan Menzis verschuldigd.
2.2.
Bij brief van 20 oktober 2021 is [gedaagde] verzocht de verschuldigde eigen bijdrage met een totaalbedrag van € 1.515,35 (hierna: de Hoofdsom), vermeerderd met wettelijke rente te voldoen binnen 14 dagen vanaf de dag nadat de brief is bezorgd, bij gebreke waarvan aanspraak wordt gemaakt op € 227,30 aan incassokosten vermeerderd met BTW.
2.3.
[gedaagde] heeft aan dit betalingsverzoek niet voldaan.

3.De vordering

3.1.
Menzis vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.000,94 (bestaande uit de Hoofdsom, wettelijke rente tot de dag van de dagvaarding en buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot algehele betaling.
3.2.
Menzis legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] ondanks aanmaning (14-dagenbrief) de op grond van de zorgverzekeringsovereenkomst verschuldigde eigen bijdrage onbetaald heeft gelaten. Hierdoor is hij in verzuim en is hij ook wettelijke rente en incassokosten verschuldigd.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag die beantwoord moet worden is of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde aan Menzis.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] niet op de door de kantonrechter bepaalde roldata in het geding is verschenen, hoewel hij daartoe wel behoorlijk is opgeroepen. Daarom wordt verstek tegen [gedaagde] verleend.
4.3.
Het gevorderde komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vorderingen van Menzis worden daarom ingevolge artikel 139 Wetboek van Rechtsvordering (Rv) toegewezen.
4.4.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Menzis van € 2.000,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 november 2021 tot aan de dag van algehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Menzis tot en met vandaag vaststelt op € 817,60, bestaande uit:
dagvaarding € 123,60
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 187,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter