Op 15 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de opheffing van een bewind. Verzoeker, geboren op 16 april 1980, heeft verzocht om het bewind dat op 8 mei 2003 was ingesteld, op te heffen. Hij stelt dat hij zich niet aan de Nederlandse regels hoeft te houden, waaronder het betalen van belasting en zorgverzekeringspremies, en dat het bewind hem stress en frustratie bezorgt. De bewindvoerder heeft verweer gevoerd en benadrukt dat verzoeker een andere kijk op de wereld heeft en dat zonder bewindvoering hij onverstandige keuzes zou maken en niet aan zijn financiële verplichtingen zou voldoen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 mei 2022 is verzoeker, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoeker meent dat het bewind niet meer bestaat omdat hij Nederland en zijn eigen persoon niet erkent. De kantonrechter is het hier niet mee eens en stelt dat Nederland als onafhankelijke staat juridisch bestaat en dat de wetten en regels die door de staat zijn vastgesteld, ook voor verzoeker gelden. De kantonrechter wijst erop dat de Grondwet en de rechtsprekende macht, waaronder de kantonrechter, van toepassing zijn op alle inwoners van Nederland.
De kantonrechter concludeert dat het bewind destijds geldig is ingesteld en dat de noodzaak voor het bewind nog steeds bestaat. Verzoeker heeft niet aangetoond dat hij zich aan de Nederlandse regels kan houden, en het opheffen van het bewind zou leiden tot onverstandige financiële keuzes en mogelijke schulden. Daarom wijst de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind af.