Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Stichting Parteon
1.Het procesverloop
7 april 2022 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen onderling tot een oplossing te komen. Nadat partijen de kantonrechter hebben bericht daarin niet te zijn geslaagd, heeft Parteon op 12 mei 2022 stukken ingediend, waarop [gedaagde] op 8 juni 2022 heeft gereageerd. Daarna heeft de kantonrechter partijen meegedeeld dat vonnis zal worden gewezen.
2.De feiten
€ 356,78 per maand. Het gehuurde betreft een kleine eengezinswoning, midden in het blok huizen met de even nummers [..] tot en met [**] .
“Ontwikkelingsvisie Rosmolenwijk”vastgesteld.
“Samenwerkingsovereenkomst Rosmolenwijk”gesloten, met als doel de vernieuwing van de woningen en openbare ruimte, als ook het bevorderen van de sociale cohesie en economische structuur in de Rosmolenwijk. Dat doel moet worden bereikt door een herontwikkeling van een gebied dat bestaat uit (uiteindelijk) 120 woningen. Parteon heeft er voor gekozen het deelgebied waar [gedaagde] woont te herstructureren door, met medewerking en instemming van het college van B&W van de gemeente Zaanstad, de 38 bestaande sociale huurwoningen te slopen en te vervangen door 35 nieuwe sociale huurwoningen.
“Rapportage funderingsonderzoek fase 1”opgesteld, waarin onder meer verslag is gedaan van een onderzoek naar de fundering van de woningen aan de [straat 1] [.. - **] .
“Sociaal Plan [straat 1] [.. - **] [straat 2] [nummers] Zaandam”vastgesteld, waarin onder meer is vastgelegd dat de bewoners van de woningen die vallen onder het Sociaal Plan stadsvernieuwingsurgent worden bij het vinden van andere woonruimte, dat bewoners met een bepaald minimuminkomen de mogelijkheid hebben om terug te keren naar de nieuwbouw en dat vertrekkende bewoners aanspraak hebben op een verhuiskostenvergoeding.
5 september 2022 leeg opgeleverd moeten worden.
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
“nooit valt uit te sluiten dat er lokaal paalexcentriciteiten voorkomen die tot op heden nog niet tot zakking hebben geleid maar mogelijk in de toekomst wel”. Om die reden wordt in het rapport aanbevolen dit te monitoren, want een
“dergelijk proces kan mogelijk binnen enkele jaren leiden tot sterke zakkingen”. Daarbij is de funderingskwaliteit aangemerkt als “redelijk”, wat betekent dat sprake is van een handhavingstermijn van 15 tot 25 jaar. Het rapport vermeldt daarover:
“binnen 25 jaar zijn onderlinge zakkingsverschillen te verwachten (houdt rekening met aanvullende zakkingen en extra scheuren), verhoging belasting niet mogelijk.”Uit het rapport volgt kortom, zoals Parteon ook heeft gesteld, dat ter plaatse sprake is van een kwetsbare fundering die een voortdurend punt van aandacht is en een mogelijk risico vormt voor de (nabije) toekomst. Dat risico heeft zich ten aanzien van een nabijgelegen pand ook verwezenlijkt, zo blijkt uit de door Parteon nader overgelegde memo van mei 2022. Binnen dit deelgebied bleek de fundering van de woning aan de [straat 1] 50 zo slecht dat de veiligheid hier niet meer te garanderen was en Parteon op last van de gemeente direct moest ingrijpen door de bewoners van het gehele blok versneld uit te plaatsen, waarna het gehele blok is gesloopt.
“kwaliteit van nieuwbouwwoningen (energetische prestaties, comfort, verhuurbaarheid, levensduur) ligt op een hoger niveau dan van gerenoveerde woningen, terwijl de realisatiekosten lager zijn.”Ook het Sociaal Plan vermeldde dit al: “
Ons beleid is erop gezicht dat wij onze financiële middelen zo efficiënt mogelijk inzetten. Nieuwbouwwoningen zijn energiezuiniger, beschikken over een betere geluidsisolatie, bieden een hoger wooncomfort en hebben een langere levensduur.”De kantonrechter ziet bij gebreke van concrete aanwijzingen daarvoor geen aanleiding om aan de conclusie van Parteon te twijfelen. Dat de beoogde sloop met nieuwbouw wordt ingegeven door financieel gewin is niet gesteld en ook niet gebleken.
€ 6.505,00. [4] Het verzoek van [gedaagde] om de verhuiskostenvergoeding vast te stellen op
€ 10.000,00 wordt niet gehonoreerd, omdat [gedaagde] niet concreet heeft onderbouwd waarom de minimumvergoeding in zijn geval niet toereikend zal zijn ter dekking van zijn verhuis- en inrichtingskosten. Dat deze minimumvergoeding om andere redenen niet redelijk zou zijn, is onvoldoende gebleken.
6.De beslissing
€ 250,00 per dag, waarbij een gedeelte van een dag wordt begrepen als een dag, met een maximum van € 10.000,00;