ECLI:NL:RBNHO:2022:5332

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
C/15/281622 / HA ZA 18-765
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na spuitschade door MH-bespuiting in de zaadveredeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de commanditaire vennootschap Gourmet C.V. en een gedaagde partij. Gourmet vorderde schadevergoeding als gevolg van spuitschade die was ontstaan door de toepassing van Maleine Hydranzine op een proefveld. De rechtbank oordeelde dat de schade aan Gourmet toerekenbaar was aan de gedaagde, die het proefveld had bespoten, en dat de schade voortvloeide uit een wanprestatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat Gourmet door de MH-bespuiting extra kosten heeft gemaakt voor de inkoop van zaden en opnieuw te maken ontwikkelingskosten. De deskundige in de zaak heeft berekend dat de extra kosten voor Gourmet over een periode van zes jaar € 4.718.448,- bedragen, terwijl de ontwikkelingskosten op € 838.695,- zijn geschat. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.961.000,05, waarbij rekening is gehouden met de eigen schuld van Gourmet. De rechtbank heeft geoordeeld dat 65% van de schade voor rekening van Gourmet komt en 35% voor rekening van de gedaagde. De rechtbank heeft ook de expertisekosten van € 16.000,- toegewezen, maar de buitengerechtelijke kosten van € 18.543,25 afgewezen. De wettelijke rente over de schadevergoeding is toegewezen vanaf 13 november 2018. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten en de kosten van de deskundige.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/281622 / HA ZA 18-765
Vonnis van 15 juni 2022
in de zaak van
de commanditaire vennootschap
GOURMET C.V.,
gevestigd te Lutjebroek,
eiseres,
advocaat mr. M.R. Koppenol te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.P.E. de Ruiter te Arnhem.
Partijen zullen hierna Gourmet en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 september 2021 (hierna: het derde tussenvonnis),
  • de aanvullende schriftelijke toelichting van de deskundige van 9 november 2021,
  • de conclusie na aanvullend deskundigenbericht van Gourmet,
  • de conclusie na aanvullend deskundigenbericht van [gedaagde] met bijlagen 10 en 11,
  • de antwoordconclusie na aanvullend deskundigenbericht van Gourmet,
  • de antwoordconclusie na aanvullend deskundigenbericht van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is andermaal vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Het derde tussenvonnis

2.1.
Gourmet gaat er in haar antwoordconclusie na aanvullend deskundigenbericht kennelijk van uit dat de rechtbank nog op haar vordering met betrekking tot de gederfde winst moet beslissen. Dat is niet zo. De rechtbank heeft in 2.26 van het derde tussenvonnis geoordeeld dat de gevorderde gederfde winst van € 2.046.804,- zal worden afgewezen. Dat is een bindende eindbeslissing waarvan de rechtbank niet terugkomt. De rechtbank zal de gederfde winst in dit vonnis dan ook niet meer behandelen.
2.2.
De deskundige in deze zaak (ir. P.A. Boorsma) heeft op 3 december 2020 een deskundigenbericht uitgebracht. Zijn conclusie was dat zeven lijnen rode ui en negen lijnen sjalot die op het proefveld waren uitgezet geschikt waren geweest om de inkooprassen op termijn te vervangen. Daarmee zou Gourmet volgens de deskundige zelfvoorzienend zijn geweest. De rechtbank heeft in het derde tussenvonnis geoordeeld dat de extra kosten die Gourmet heeft doordat Gourmet later over het betreffende eigen zaad kan beschikken en zij dit zaad in de tussenliggende periode bij zaadleveranciers moet inkopen, door [gedaagde] in beginsel aan Gourmet dienen te worden vergoed. Deze extra kosten kon de rechtbank op dat moment echter niet begroten. Voor de rechtbank was namelijk onduidelijk welke inkooprassen Gourmet niet meer van zaadleveranciers had hoeven in te kopen als het materiaal van deze zestien lijnen niet verloren was gegaan en per wanneer dit (precies of bij benadering) het geval zou zijn geweest. Ook was voor de rechtbank niet helder wanneer naar verwachting het opnieuw gestarte veredelingsprogramma zaad voor de eigen productie oplevert waarmee de betreffende rassen vervangen kunnen worden. Hoe lang Gourmet met extra kosten is geconfronteerd, kon de rechtbank dus evenmin beoordelen. Omdat de deskundige hierover in zijn deskundigenbericht onvoldoende duidelijkheid verschafte, heeft de rechtbank in het derde tussenvonnis een aanvullende schriftelijke toelichting door de deskundige bevolen.
Aanvullende schriftelijke toelichting
2.3.
In zijn aanvullende schriftelijke toelichting heeft de deskundige een en ander verduidelijkt. Als [gedaagde] in augustus 2016 het proefveld niet met Maleine Hydranzine had bespoten (hierna: de MH-bespuiting), dan had Gourmet volgens de deskundige vanaf 2020 geen zaad meer hoeven in te kopen van de rassen (ui) Red Baron, Tide en Rode ui Meeldauw resistent (bio) en (sjalot) Conservor/Camelot. Volgens de deskundige gaat het opnieuw opgestarte veredelingsprogramma naar verwachting en bij benadering in 2025/2026 zaad van eigen productie opleveren. De extra kosten waarmee Gourmet vanaf 2020 tot en met 2025 is geconfronteerd doordat Gourmet dit zaad van zaadleveranciers moet inkopen, zijn volgens de deskundige terug te vinden in bijlage 6 van het deskundigenbericht. Bijlage 6 bevat een berekening van de deskundige van de jaarlijkse extra inkoopkosten per groep rode ui (Red Baron, Tide en Rode ui Meeldauw resistent bio) en sjalot (Conservor / Camelot) over de jaren 2020 tot en met 2025. De deskundige becijfert de extra kosten voor Gourmet over deze zes jaar, gebaseerd op de in bijlage 6 vermelde eenheden en hectaren en een disconteringfactor van 5%, op een totaalbedrag van € 4.718.448,-. Het bedrag dat in bijlage 6 per groep ui en sjalot op de inkoopprijs per eenheid in mindering wordt gebracht, is volgens de deskundige de kostenbesparing per eenheid. De kosten die Gourmet vanaf 2020 tot en met 2025 bespaart omdat zij in die periode geen eigen zaad produceert, zijn volgens de deskundige dus al in het totaalbedrag van € 4.718.448,- verdisconteerd.
2.4.
Verder is de deskundige desgevraagd nader ingegaan op de vraag in hoeverre het achterhouden van veredelingsmateriaal van invloed zou zijn geweest op de duur en kosten van het nieuw op te starten veredelingstraject. De deskundige heeft daarover het volgende vermeld:
“Indien in 2016 10% zaad achtergehouden zou zijn (hetgeen een redelijke aanname lijkt voor een soortgelijke situatie in de branche) zou van alle veelbelovende lijnen er gemiddeld per lijn van ui ongeveer 5 gram zaad en van sjalot ongeveer 4 gram zaad beschikbaar zijn gebleven voor opnieuw opschaling.
Zonder MH-schade zou voor het kunnen vervangen van inkoop rassen van derden in 2020 voor ui 736 kg zaad nodig zijn geweest en voor sjalot 998 kg zaad. Om dit zaad te kunnen produceren zou dus 3 jaar nodig zijn geweest (1e zaadoogst 2017, 2e zaadoogst 2019, zaad beschikbaar voor 2020). Met MH-schade en 10% achtergehouden zaad is het niet mogelijk om een dergelijke hoeveelheid zaad te produceren in 3 jaar en zal dit een zeker 6 jaar kosten. (1e zaadoogst 2018, 2e zaadoogst 2020, 3e zaadoogst 2022,). Een cyclus van 2 jaar extra is dan nodig omdat met 10% minder zaad is gestart. Voldoende zaad zou dan beschikbaar hebben kunnen komen in 2022 voor 2023.
Er is dus een verschil van 3 jaar tussen het scenario zonder MH-schade en het scenario met MH-schade en 10% achtergehouden zaad om voldoende eigen zaad te kunnen produceren om de inkoop rassen te kunnen vervangen: dit betreft de jaren 2020, 2021 en 2022
Antwoord
Uit bijlage 6 onderste deel: “Extra kosten door inkoop gecorrigeerd” blijkt dat als de schade zich voor zou doen in de betreffende bovengenoemde jaren 2020, 2021 en 2022, dit voor een totaal extra kosten bedrag van €2.461.742,- zou zijn (2020: € 844.489,- + 2021:
€ 820.351,- +2022: € 796.912,-). Dit is dan het bedrag extrakosten verminderd met kostenbesparing.”
2.5.
Partijen hebben in hun conclusie na deskundigenbericht geen bezwaar gemaakt tegen de in 2.3 van dit vonnis vermelde bevindingen van de deskundige. Partijen hebben hun pijlen gericht op wat de deskundige in zijn aanvullende toelichting heeft gerapporteerd over, kort gezegd, het percentage van het achter te houden reservezaad (zie 2.4 van dit vonnis).
2.6.
Gourmet stelt zich op het standpunt dat de deskundige bij de beantwoording van de vraag over de invloed van het achterhouden van veredelingsmateriaal slechts is uitgegaan van de hypothetische situatie dat in 2016 10% zaad zou zijn achtergehouden. Daaraan dient volgens Gourmet geen betekenis te worden toegekend omdat de deskundige eerder in zijn deskundigenbericht heeft geconcludeerd dat het in de branche als veel voorkomend kan worden beschouwd om geen reservezaad achter te houden en dat Gourmet daarvan in dit geval ook geen verwijt kan worden gemaakt.
2.7.
[gedaagde] maakt bezwaar tegen het door de deskundige genoemde percentage van 10%. Dit percentage berust volgens [gedaagde] op een ongemotiveerde aanname van de deskundige. [gedaagde] betoogt met verwijzing naar de door hem overgelegde (partij)deskundigenrapporten dat het in de zaadveredelingsbranche gebruikelijk is om 50% reservezaad achter te houden, waarmee de opgelopen vertraging beperkt was gebleven tot een jaar.
2.8.
De rechtbank stelt voorop dat de deskundige in zijn deskundigenrapport (op pagina’s 9, 11 en 12) niet heeft geconcludeerd dat het in de branche van Gourmet ongebruikelijk is om reservezaad achter te houden. In zijn aanvullende schriftelijke toelichting gaat de deskundige uit van het scenario waarin Gourmet in 2016 10% zaad had achtergehouden. Anders dan waarvan Gourmet lijkt uit te gaan, noemt de deskundige deze 10% niet slechts als voorbeeld. Het lijkt de deskundige “een redelijke aanname voor een soortgelijke situatie in de branche” om 10% zaad achter te houden. Daarmee zegt de deskundige dat het in de branche van Gourmet in een soortgelijke situatie gebruikelijk is om 10% zaad achter te houden. De rechtbank volgt dit oordeel van de deskundige omdat ir. Boorsma als deskundige zicht heeft op wat in een soortgelijk geval in de branche van Gourmet gebruikelijk is. Dat de door [gedaagde] ingeschakelde deskundigen zeggen dat het in de commerciële zaadveredeling gebruikelijk is om 50% reservezaad achter te houden, maakt niet dat aan de expertise van de in deze zaak (op aandragen van partijen) benoemde deskundige getwijfeld moet worden. Bovendien is Gourmet geen commerciële zaadveredelaar.
2.9.
Dat Gourmet er in 2016 voor heeft gekozen om ter maximale opschaling al het zaad uit te zaaien en dus geen 10% reservezaad achter te houden, zal verderop in dit vonnis bij de bespreking van het eigen-schuldverweer nader aan de orde komen.
Kosten vervangend zaad en ontwikkelingskosten
2.10.
De deskundige heeft geconcludeerd dat de MH-bespuiting ervoor heeft gezorgd dat het zes jaar langer duurt voordat Gourmet zelfvoorzienend is. Volgens de deskundige leidt dit ertoe dat Gourmet gedurende die zes jaar (vanaf 2020 tot en met 2025) extra kosten heeft omdat Gourmet zaden bij zaadleveranciers moet inkopen. De rechtbank volgt de deskundige in deze conclusie en in diens berekening van deze kosten over de betreffende periode van zes jaar. De rechtbank becijfert deze extra kosten, inclusief kostenbesparing, op
€ 4.718.448,-.
2.11.
De bevindingen van de deskundige over de door Gourmet opnieuw te maken ontwikkelingskosten heeft de rechtbank in het derde tussenvonnis weergegeven (onder 2.4 bij de beantwoording van vraag 2a). Doordat het selectiemateriaal verloren is gegaan, moeten de ontwikkelingskosten gedurende zes jaar nog een keer worden gemaakt. De deskundige heeft met verwijzing naar bijlage 5 van het deskundigenbericht gerapporteerd dat de door Gourmet opnieuw gemaakte ontwikkelingskosten tot dan € 141.789,- per jaar hebben bedragen en dat hij deze kosten over de benodigde zes jaar schat op totaal
€ 838.695,-. De rechtbank volgt de deskundige in deze conclusies en becijfert de door Gourmet als gevolg van de MH-bespuiting opnieuw te maken ontwikkelingskosten op
€ 838.695,-.
Kan de schade aan [gedaagde] worden toegerekend?
2.12.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de schade van Gourmet niet voor vergoeding in aanmerking komt omdat de schade niet aan hem is toe te rekenen. De rechtbank volgt [gedaagde] daarin niet. De schade van Gourmet staat in zodanig verband met de wanprestatie van [gedaagde] , dat deze schade als een gevolg van die wanprestatie aan [gedaagde] kan worden toegerekend [1] . Het selectiemateriaal is door de MH-bespuiting verloren gegaan. Het was [gedaagde] die het proefveld met MH heeft bespoten, terwijl hem dat vanwege het vernietigende effect daarvan op het selectiemateriaal contractueel was verboden. Dat Gourmet zou worden geconfronteerd met extra inkoopkosten van zaden en opnieuw te maken ontwikkelingskosten was een voorzienbaar gevolg van het door de MH-bespuiting verloren gaan van het selectiemateriaal.
2.13.
Daarmee is echter nog niet gezegd dat [gedaagde] de gehele schade van Gourmet dient te vergoeden. Of de rechtbank [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 5.557.143,-
(€ 4.718.448,- + € 838.695,-) zal hierna bij de bespreking van het eigen schuld-verweer duidelijk worden.
Eigen schuld
2.14.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zijn eventuele schadevergoedingsplicht moet worden verminderd in verband met de eigen schuld van Gourmet. De schade van Gourmet had zich volgens [gedaagde] niet of in veel mindere mate voorgedaan als Gourmet reservezaad had achtergehouden, het selectiemateriaal over meerdere proefvelden had verspreid en de continuïteit van het veredelingsproces had gewaarborgd. Die continuïteit ziet er volgens [gedaagde] op dat het in de zaadveredelingsbranche gebruikelijk is om ieder jaar zowel zaden te zaaien als bollen te planten, waardoor elk jaar zaad kan worden geoogst. Als dat niet wordt gedaan, dan duurt het verkrijgen van een nieuwe lijn en hoeveelheid zaaizaad volgens [gedaagde] dubbel zo lang. [gedaagde] verwijt Gourmet dat zij deze continuïteit niet heeft gewaarborgd door in 2016 al het zaad op te zaaien waardoor Gourmet in 2018 geen vermeerderd zaad heeft kunnen oogsten om in 2019 te kunnen gaan zaaien. Daarnaast verwijt [gedaagde] Gourmet in dit verband dat van de in 2016 bloeiende bollen geen zaad is geoogst voor de uitzaai in 2017.
2.15.
Bij eigen schuld gaat het om de situatie waarin, naast gebeurtenissen waarvoor de aangesprokene aansprakelijk is, ook omstandigheden die aan de benadeelde kunnen worden toegerekend tot het ontstaan van de schade hebben bijgedragen. In die situatie kan [2] de vergoedingsplicht van de aangesprokene worden verminderd door de schade over de aangesprokene en de benadeelde te verdelen naar evenredigheid van ieders bijdrage aan de schade. Vervolgens kan nog de zogenoemde billijkheidscorrectie worden toegepast als vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval de billijkheid eist dat een andere verdeling plaatsvindt.
2.16.
De rechtbank volgt de deskundige in zijn conclusie dat als Gourmet 10% reservezaad had achtergehouden, het drie jaar in plaats van zes jaar had geduurd voordat Gourmet voldoende zaad had geproduceerd om de inkooprassen te kunnen vervangen. De extra (zaad)kosten waren in die drie jaar volgens de berekening van de deskundige beperkt gebleven tot € 2.461.742,-. In dat geval hadden naar het oordeel van de rechtbank ook de opnieuw te doorlopen ontwikkelingsjaren met drie jaar kunnen worden bekort. Dit had Gourmet volgens bijlage 5 van het deskundigenbericht € 413.329,- ontwikkelingskosten gescheeld, waarmee het bij een bedrag van € 425.367,- (3 x € 141.789,-) aan ontwikkelingskosten zou zijn gebleven.
2.17.
Daarnaast heeft Gourmet onvoldoende aan risicospreiding gedaan door al het selectiemateriaal op één proefveld uit te zaaien in plaats van het te verspreiden over meerdere locaties. Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank aan het ontstaan van de schade bijgedragen.
2.18.
Voor de omstandigheden die [gedaagde] heeft aangevoerd in verband met het niet waarborgen van de continuïteit van het veredelingsproces, geldt dit niet. Daargelaten dat Gourmet gemotiveerd heeft betwist dat zij vanaf 2016 elk jaar had kunnen zaaien en bollen had kunnen planten en dat in 2016 al sprake was van bloeiende bollen, valt niet in te zien dat de opgelopen vertraging van zes jaar daardoor met nog meer dan drie jaar had kunnen worden bekort.
2.19.
Dat Gourmet geen 10% reservezaad heeft achtergehouden en het selectiemateriaal op slechts één proefveld heeft uitgezaaid, leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat de schade voor 60% aan Gourmet zelf en voor 40% aan [gedaagde] moet worden toegerekend. De rechtbank ziet geen aanleiding om tot een andere verdeling van de schade te komen wegens de uiteenlopende ernst van de door Gourmet en [gedaagde] gemaakte fouten. In de omstandigheid dat [gedaagde] voor het ter beschikking stellen van het proefveld slechts een vergoeding heeft ontvangen van € 1.200,-, ziet de rechtbank echter wel aanleiding om een billijkheidscorrectie toe te passen in die zin dat 65% van de schade voor rekening dient te komen van Gourmet en 35% voor rekening van [gedaagde] . De vergoedingsplicht van [gedaagde] wordt dus met 65% verminderd, wat betekent dat [gedaagde] slechts kan worden aangesproken tot vergoeding van 35% van de hierboven onder 2.13 vermelde schade, wat neerkomt op een bedrag van € 1.945.000,05.
Matiging
2.20.
De rechtbank zal de door [gedaagde] aan Gourmet te betalen schadevergoeding van
€ 1.945.000,05 niet matigen. Vaststaat dat de aansprakelijkheid van [gedaagde] onder diens verzekering is gedekt tot € 2.500.000,-. Op grond van de wet [3] mag matiging niet geschieden tot een lager bedrag dan de dekking onder de verzekering. Aan matiging komt de rechtbank daarom niet toe.
Expertisekosten
2.21.
Gourmet vordert vergoeding van expertisekosten van € 16.000,-. Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst Gourmet naar haar bijlagen 43 en 44. [gedaagde] betwist de expertisekosten omdat volgens [gedaagde] iedere onderbouwing daarvan ontbreekt.
2.22.
Op grond van de wet [4] komen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking. Vereist is dat de verrichte werkzaamheden noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn.
2.23.
Uit de bijlagen 43 en 44 van Gourmet volgt dat de gevorderde expertisekosten te maken hebben met de door Gourmet ingeschakelde deskundige dr. [xxx] RV (hierna: [xxx] ). [xxx] heeft op 5 april 2018 een rapport opgemaakt ter vaststelling van de schade die Gourmet door de MH-bespuiting heeft geleden (bijlage 43 van Gourmet). [xxx] heeft voor zijn werkzaamheden in totaal € 19.360,- inclusief btw (€ 16.000,- exclusief btw) aan Gourmet (gespecificeerd) gefactureerd (bijlage 44).
2.24.
Gourmet heeft het rapport van [xxx] voorafgaand aan en tijdens deze procedure gebruikt ter onderbouwing van haar schade en ook de in deze zaak benoemde deskundige ir. Boorsma heeft zijn bevindingen afgezet tegen die van [xxx] . Omdat het hier gaat om substantiële schade die niet gemakkelijk is vast te stellen, was het voor Gourmet naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs noodzakelijk om een deskundige in te schakelen. De omvang van de door [xxx] in rekening gebrachte kosten, die door [gedaagde] niet gemotiveerd is betwist, acht de rechtbank redelijk. Dit betekent dat deze kosten van € 16.000,- voor vergoeding in aanmerking komen.
Buitengerechtelijke kosten
2.25.
Dat geldt niet voor de buitengerechtelijke kosten van € 18.543,25 die Gourmet vordert. Gourmet heeft namelijk niet gesteld dat zij kosten heeft gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Gourmet vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Slotsom - wat wordt toegewezen?
2.26.
Van het door Gourmet gevorderde bedrag van € 7.328.984,25 zal de rechtbank
€ 1.961.000,05 (€ 1.945.000,05 + € 16.000,-) toewijzen.
2.27.
De wettelijke handelsrente die Gourmet daarover vordert, wijst de rechtbank af. De verplichting van [gedaagde] om € 1.961.000,05 aan Gourmet te betalen berust namelijk niet (primair) op een handelsovereenkomst. Het gaat om schadevergoeding die [gedaagde] vanwege de door hem gepleegde wanprestatie aan Gourmet moet betalen. De rechtbank zal de gewone (samengestelde) wettelijke rente toewijzen.
2.28.
Gourmet vordert als ingangsdatum van de wettelijke rente (primair) 22 augustus 2016, (subsidiair) 24 november 2017 en meer subsidiair 24 april 2018. De wettelijke rente over een te betalen schadevergoeding gaat lopen vanaf het moment dat de schadevergoeding opeisbaar is. Dat is in de regel het moment waarop de schade geacht moet worden te zijn geleden. Dat dit bij de toegewezen schadeposten op 22 augustus 2016, 24 november 2017 of 24 april 2018 het geval is, heeft Gourmet niet duidelijk gemaakt. De wettelijke rente over
€ 1.961.000,05 zal daarom worden toegewezen vanaf 13 november 2018 (de datum van de dagvaarding), zoals ook door Gourmet meest subsidiair is gevorderd.
2.29.
De rechtbank roept in herinnering dat Gourmet ook nog een verklaring voor recht heeft gevorderd dat [gedaagde] voor de schade aansprakelijk is, hetzij uit overeenkomst, hetzij uit onrechtmatige daad, althans uit de wet. Gelet op de uitkomst van deze procedure valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien welk rechtens te respecteren belang Gourmet nog heeft bij de door haar op wanprestatie gebaseerde gevorderde verklaring voor recht. Dat de door [gedaagde] gepleegde wanprestatie ook een onrechtmatige daad van [gedaagde] oplevert, heeft Gourmet onvoldoende onderbouwd. De door Gourmet gevorderde verklaring voor recht zal de rechtbank daarom afwijzen.
Proces- en nakosten
2.30.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de kant van Gourmet tot vandaag worden op basis van het toegewezen bedrag begroot op een bedrag van € 20.026,21. Dat bedrag bestaat uit explootkosten van € 84,21, griffierecht van € 3.946,- en een bedrag van € 15.996,- (4 punten × tarief VIII) aan salaris advocaat.
2.31.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment al kunnen worden begroot. De nakosten en de over de proces- en nakosten gevorderde wettelijke rente zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing hierna is vermeld.
2.32.
De kosten van de door de rechtbank benoemde deskundige zijn door de rechtbank overeenkomstig diens gespecificeerde nota van 5 december 2020 begroot op € 5.000,-. Gelet op de uitkomst van deze procedure, zal [gedaagde] worden veroordeeld om dit bedrag aan Gourmet te betalen. Gourmet heeft namelijk eerder als voorschot op de kosten van de deskundige in depot voldaan een bedrag van € 6.050,-. Daarvan is € 5.000,- aan de deskundige betaald. Het in depot resterende bedrag van € 1.050,- is aan Gourmet teruggestort.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Gourmet te betalen een bedrag van € 1.961.000,05, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf
13 november 2018 tot de dag van algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van Gourmet tot op vandaag begroot op € 20.026,21, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de algehele voldoening,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de deskundige, begroot op een bedrag van
€ 5.000,-, en veroordeelt [gedaagde] om dit bedrag aan Gourmet te voldoen,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate, mr. S.M. Auwerda en mr. B. de Metz en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022. [5]
de griffier de voorzitter

Voetnoten

1.in de zin van artikel 6:98 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.op grond van artikel 6:101 lid 1 BW
3.artikel 6:109 lid 2 BW
4.artikel 6:96 lid 2 sub b BW
5.type: NMB