ECLI:NL:RBNHO:2022:5388

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
22/2457
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van last onder dwangsom betreffende huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een B.V. uit [vestigingsplaats], tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen van 1 maart 2022. Dit besluit houdt in dat verzoekster de overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht moet beëindigen door de wooncontainers op haar perceel te verwijderen, op straffe van een dwangsom. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 juni 2022 behandeld. Verzoekster stelt dat zij tijdelijke medewerkers nodig heeft voor de verwerking van bollen en dat zonder deze medewerkers haar contracten in gevaar komen. Verweerder en derde-partijen, die overlast ervaren van de wooncontainers, hebben belang bij handhaving van de wetgeving en een goed woon- en leefklimaat.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er op dit moment weinig zicht is op legalisatie van de wooncontainers, maar dat de belangen van verzoekster zwaarder wegen dan die van verweerder en derde-partijen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst de last onder dwangsom tot één week na de definitieve beslissing van verweerder op de aanvraag om omgevingsvergunning van 22 juli 2021. De proceskosten hoeven niet te worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2457

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., uit [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.J. de Boer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen (verweerder)

(gemachtigden: mr. N. Melching en C. Dikken).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
1.
[naam 1]en
[naam 2], uit [plaats 1]
2.
[naam 3]en
[naam 4], uit [plaats 1]
(gemachtigde: mr. L. Zuurbier)

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van 1 maart 2022 (de last onder dwangsom). In dit besluit heeft verweerder verzoekster gelast uiterlijk op 15 maart 2022 de overtreding van artikel 2.1, eerste lid onder a en c, en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het perceel [perceel] (het perceel) te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Verzoekster kan dit bereiken door de wooncontainers van zijn perceel te verwijderen en verwijderd te houden.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
In het besluit van 29 maart 2022 heeft verweerder - voor zover van belang - de begunstigingstermijn opgeschort tot twee weken nadat een negatief ontwerpbesluit op de aanvraag van 22 juni 2021 ter inzage is gelegd.
In het besluit van 25 mei 2022 heeft verweerder de begunstigingstermijn opgeschort tot vijf weken nadat een negatief ontwerpbesluit op de aanvraag van 22 juli 2021 ter inzage is gelegd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 5] namens verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigden van verweerder en de gemachtigde van derde-partijen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de last onder dwangsom van 1 maart 2022 ten aanzien van de aanwezigheid en het gebruik van de wooncontainers op het perceel wordt geschorst voor het zomerseizoen (zes weken vanaf 9 juni 2022) danwel tot en met drie weken na bekendmaking van het besluit op de aanvraag om omgevingsvergunning van 22 juli 2021 voor de plaatsing van veertien tijdelijke logiesunits voor huisvesting van medewerkers op het perceel.
3. Verzoekster heeft gemotiveerd gesteld dat haar belang bij het treffen van een voorlopige voorziening is gelegen in het in de komende zes weken kunnen huisvesten van tijdelijke medewerkers (arbeidsmigranten). De tijdelijke medewerkers zijn nodig om de bollen die van het land komen te verwerken. Zonder deze tijdelijke medewerkers zal verzoekster haar contracten niet kunnen nakomen en zal zij daarom in dat kader schatplichtig worden. Het belang van verweerder en derde-partijen tegen het treffen van een voorlopige voorziening is gelegen in een goed woon- en leefklimaat. Derde-partijen hebben rechtstreeks zicht op de wooncontainers en zij ervaren – naar zij hebben betoogd - overlast door het gebruik ervan.
4. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Dit laatste doet zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het onderhavige geval voor. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
5. Vast staat dat op dit moment naar de huidige stand van zaken nog weinig zicht bestaat op legalisatie van de wooncontainers. Verzoekster heeft weliswaar op 22 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, maar in dat kader heeft verweerder met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure op 17 mei 2022 een negatief ontwerpbesluit genomen. Hiertegen heeft verzoekster een zienswijze ingediend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wegen de met directe verwijdering van de wooncontainers gemoeide belangen evenwel niet zodanig zwaar dat de definitieve besluitvorming omtrent de aanvraag om een omgevingsvergunning, inclusief de beoordeling door verweerder van de kanttekeningen van verzoekster tegen de aan het ontwerpbesluit ten grondslag liggende belangenafweging, niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter acht daartoe van belang dat de afstand tussen de wooncontainers en de percelen van derde-partijen circa 45 meter bedraagt en dat, ook als de wooncontainers worden verwijderd, derde-partijen vanaf hun percelen geen vrij uitzicht hebben. Zij hebben immers ook zicht op de (overige) bedrijfsgebouwen van verzoekster. Dat derde-partijen onevenredige overlast ervaren door het gebruik van de wooncontainers door de tijdelijke arbeidsmigranten wordt door verzoekster gemotiveerd bestreden en vooralsnog hebben derde-partijen de ervaren overlast niet voldoende geconcretiseerd. Of en in welke omvang derde-partijen de door hen gestelde overlast ook daadwerkelijk ervaren, kan dan ook thans niet worden vastgesteld. Ten einde aan dit laatste belang van derde-partijen tegemoet te komen heeft verzoekster ter zitting expliciet toegezegd dat zij erop zal toezien dat haar werknemers in ieder geval geen gebruik zullen maken van de ruimte voor de wooncontainers en niet (meer) op het gras richting de percelen van derde-partijen zullen verpozen.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 1 maart 2022 is geschorst tot één week nadat verweerder definitief op de aanvraag om omgevingsvergunning van 22 juli 2021 heeft beslist.
7. De proceskosten hoeven niet te worden vergoed.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het besluit van 1 maart 2022 tot één week nadat verweerder definitief op de aanvraag om omgevingsvergunning van 22 juli 2021 heeft beslist.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Excel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.