Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
gedaagde
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.De beoordeling
landing rate’, ‘
traffic inbound’ en ‘
inbound delay’. Dit wijst erop dat er alleen beperkingen golden voor inkomende vluchten. Daarnaast heeft de vervoerder (eerst in dupliek) toegelicht dat het grootste deel van de vertraging van de voorgaande vlucht is ontstaan doordat er een toestelwisseling heeft plaatsgevonden. Volgens de vervoerder is besloten om niet te wachten op de vlucht die voorafgaand aan vlucht EK147 werd uitgevoerd. Hoewel dit verweer in verband staat met de eerder aangevoerde capaciteitsreductie, had het op de weg van de vervoerder gelegen dit reeds in de conclusie van antwoord naar voren te brengen, zodat AirHelp hierop had kunnen reageren. De kantonrechter acht het echter niet noodzakelijk om AirHelp hiertoe alsnog in de gelegenheid te stellen. Daartoe wordt overwogen dat de vervoerder van de tweede voorafgaande vlucht geen gegevens heeft verstrekt. De vervoerder heeft niet toegelicht en/of onderbouwd wanneer deze vlucht gepland stond aan te komen te Dubai, wanneer deze vlucht uiteindelijk te Dubai is geland en op welk moment de beslissing tot toestelwissel is genomen. Er valt dan ook niet na te gaan of deze vlucht wellicht tot de 72 vluchten behoorde die op Dubai mocht landen tussen 00:00 uur UTC en 04:00 uur UTC of dat de tweede voorafgaande vlucht is vertraagd ten gevolge van andere - niet zijnde buitengewone - omstandigheden. Al met al heeft de vervoerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de voorafgaande vlucht is vertraagd ten gevolge van de capaciteitsreductie. Van doorwerking op de onderhavige vlucht kan dan geen sprake zijn. De kantonrechter komt niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
Anders dan de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar is met ingang van de datum waarop de passagier schade heeft geleden. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 29 maart 2019, zijnde de datum waarop de passagier op de eindbestemming had moeten aankomen.
5.De beslissing
griffierecht € 499,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;