ECLI:NL:RBNHO:2022:5407

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
9268999 \ CV EXPL 21-3832
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op doorwerking van buitengewone omstandigheden in luchtvaartclaim

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Lufthansa. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van haar vlucht van Amsterdam naar Heydar Aliyev International Airport, die op 12 en 13 juni 2019 plaatsvond. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier claimde een bedrag van € 1.035,28, inclusief wettelijke rente en proceskosten, omdat zij haar aansluitende vlucht had gemist door een vertraging van meer dan drie uur.

De vervoerder, Lufthansa, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slotrestricties opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging van de vlucht was veroorzaakt door deze buitengewone omstandigheden. De kantonrechter stelde vast dat de passagier, ondanks de vertraging, haar aansluitende vlucht niet zou hebben gehaald, zelfs zonder de buitengewone omstandigheden, omdat de aankomsttijd te laat was voor de geplande overstap.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagier af en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten. De rechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en dat de passagier niet had aangetoond dat er een eerdere vlucht beschikbaar was. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving in luchtvaartclaims en de voorwaarden waaronder vervoerders zich kunnen beroepen op buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9268999 \ CV EXPL 21-3832
Uitspraakdatum: 8 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
procesgemachtigde Verdex B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Lufthansa
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 25 mei 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar Heydar Aliyev International Airport (Azerbaijan) op 12 juni 2019 en 13 juni 2019.
2.2.
Vlucht LH989 van Amsterdam-Schiphol Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd als gevolg waarvan de passagier haar aansluitende vlucht naar de eindbestemming heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert, na vermeerdering van eis, dat de vervoerder zal worden veroordeeld tot betaling van compensatie ter hoogte van € 1.035,28, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast vordert de passagier dat de vervoerder veroordeeld zal worden tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op het in de laatste akte van de passagier opgenomen commentaar dat niet ziet op de door de vervoerder in zijn laatste conclusie overgelegde productie. De passagier is door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die productie uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
5.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de overeengekomen eindbestemming Heydar Aliyev International Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.5.
De vervoerder voert aan dat de onderhavige vlucht onderdeel was van de rotatievlucht Frankfurt-Amsterdam-Frankfurt (vluchten LH988 en LH989). De vluchten werden uitgevoerd met hetzelfde toestel (toestel DAIUA). Beide vluchten zijn vertraagd uitgevoerd wegens de door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties. De door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties dienen als een buitengewone omstandigheid te worden aangemerkt, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de vervoerder naar de vluchtrapporten van vluchten LH988 en LH989, alsmede naar de
Slot Allocation Messagevan vlucht LH989 en naar de
Slot Allocation Messageen
Slot Relocation Messagevan vlucht LH988.
5.6.
Uit de overgelegde stukken kan het volgende worden afgeleid. De rotatievlucht is gestart met vlucht LH988. Deze vlucht is blijkens het vluchtrapport vertraagd uitgevoerd wegens code 83, hetgeen staat voor: “
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATON AIRPORT, airport and/ or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights.” Dat specifiek aan vlucht LH988 slotrestricties waren opgelegd blijkt volgens de vervoerder uit de afgegeven de
Slot Allocation Messageen de
Slot Relocation Message. Uit de
Slot Allocation Messageblijkt dat de luchtverkeersleiding om 05:10 uur UTC, reeds twee uur vóór de geplande vertrektijd, de oorspronkelijke slot van 07:10 uur UTC heeft ingetrokken en een slot van 07:30 uur UTC aan het toestel toegekend. Vervolgens werd middels de
Slot Relocation Messagevan 06:46 uur UTC de slot van 07:30 uur UTC ingetrokken en een slot van 07:40 uur UTC aan het toestel toegekend. Bij de
Slot Allocation Messageen de
Slot Relocation Messagewordt als vertragingscode code 83 genoemd. De vlucht is hierdoor met een vertrekvertraging van 15 minuten uitgevoerd. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat vlucht LH988 onderworpen was aan restricties. De gewijzigde slottijden wegens code 83 kunnen dan ook, anders dan de passagier stelt, worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een nieuw slot opgelegd krijgt heeft deze vlucht immers niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een nieuw slot moet altijd worden opgevolgd en is niet, zoals de passagier aangeeft, inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. Niet gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de slot heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder.
5.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Van doorwerking van buitengewone omstandigheden kan sprake zijn als de vertraging van de voorgaande vlucht(en) direct effect heeft gehad op de uitvoering van de betreffende vlucht. Tevens geldt dat besluiten van de luchtverkeersleiding kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht. Voldoende gebleken is dat de vertraging van vlucht LH988 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. De onderhavige vlucht is immers onderdeel van de rotatievlucht Frankfurt-Amsterdam-Frankfurt. Bovendien zijn de vluchten met hetzelfde toestel uitgevoerd. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH988 werkt dan ook door naar de onderhavige vlucht. De vertragingsduur wegens vertragingscode 93 bedraagt blijkens het vluchtrapport van de onderhavige vlucht 13 minuten. Aldus wordt een vertrekvertraging voor de duur van 13 minuten aangemerkt als een vertraging ontstaan vanwege een buitengewone omstandigheid. Naast vertragingscode 93 wordt in het vluchtrapport van de onderhavige vlucht code 82 genoemd, waardoor de vlucht met een vertrekvertraging van 15 minuten is uitgevoerd. De vervoerder heeft aangevoerd dat code 82 staat voor “
ATFM due to ATC STAFF/ EQUIPMENT EN-ROUTE”. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat de luchtverkeersleiding een gewijzigde slot aan het toestel heeft toegekend, hetgeen blijkt uit de
Slot Allocation Message.Uit de
Slot Allocation Messagevolgt immers dat om 07:15 uur UTC, reeds twee uur vóór de geplande vertrektijd, de oorspronkelijke slot van 09:15 uur UTC werd ingetrokken en een slot van 09:55 uur UTC aan het toestel werd toegekend. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat de vertrekvertraging voor de duur van 15 minuten wegens code 82 een buitengewone omstandigheid oplevert. De onderhavige vlucht is met een aankomstvertraging van 48 minuten te Frankfurt gearriveerd. De vervoerder doet ten aanzien van de opgelopen vertraging van 20 minuten geen beroep doet op buitengewone omstandigheden. Aldus is een vertrekvertraging voor de duur van 28 minuten wegens codes 93 en 82 dan ook aan te merken als een vertraging ontstaan vanwege een buitengewone omstandigheid.
5.8.
Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier haar aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. De passagier is om 13:08 uur lokale tijd aangekomen in Frankfurt. De aansluitende vlucht van de passagier naar Heydar Aliyev International Airport stond om 13:45 uur lokale tijd gepland te vertrekken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 28 minuten zou de vlucht om 12:40 uur (lokale tijd) te Frankfurt zijn gearriveerd. De minimale overstaptijd in Frankfurt bedraagt 45 minuten. Indien er geen buitengewone omstandigheid was opgetreden, dan zou de passagier haar aansluitende vlucht hebben gehaald. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.9.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat tussen de aansluitende vluchten een overstaptijd van één uur en 25 minuten was ingepland. De minimale connectietijd te Frankfurt bedraagt 45 minuten. Daar bovenop heeft de vervoerder een buffer van 40 minuten ingepland. De kantonrechter acht een buffer van 20 minuten noodzakelijk, hetgeen door de vervoerder in acht is genomen. Voorts heeft de vervoerder de passagier omgeboekt naar een andere vlucht. De passagier stelt, onder verwijzing naar jurisprudentie, dat het omboeken naar een vlucht die een dag later gepland staat niet als een redelijke maatregel kan worden gezien. De kantonrechter overweegt als volgt. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat het in beginsel geen redelijke maatregel is, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt. Dit is anders indien er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door haarzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de volgende vlucht van de betrokken luchtvaartmaatschappij, of dat het organiseren van een dergelijke alternatieve vlucht voor die laatste een onaanvaardbaar offer betekende gelet op de mogelijkheden van haar onderneming op het relevante tijdstip. Hierbij gaat de kantonrechter, voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’, uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. Als onweersproken staat vast dat de passagier met minder dan 24 uur vertraging is aangekomen op de overeengekomen eindbestemming. De passagier heeft niet gesteld dat er een eerdere vlucht beschikbaar was met plek. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier tot betaling van compensatie, ter hoogte van € 600,00, wegens vertraging van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
5.10.
De passagier heeft bij vermeerdering van eis een bedrag van in totaal € 1.035,28 gevorderd. Het overige gedeelte van de vordering, te weten € 435,35 (€ 1.035,28 - € 600,00) heeft de passagier niet onderbouwd. De passagier heeft geen rechtsgrond aan de vordering ten grondslag gelegd. Dit deel van de vordering wordt om die reden dan ook afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat zij ongelijk krijgt. Weliswaar heeft de passagier verzocht de vervoerder ook in het geval wordt geoordeeld dat de vervoerder bevrijd kan worden van zijn betalingsverplichting in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. De passagier heeft niet gesteld dat zij niet tot dagvaarding over zou zijn gegaan als zij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zou zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagier bekend is geworden. Er is daarom geen grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.
5.12.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter