ECLI:NL:RBNHO:2022:5414

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
9727565 MB VERZ 22-183
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van mentor voor tekortkomingen in zorgplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de bewindvoerder van een betrokkene en de voormalig mentor, C.C.M. Stolwijk. De bewindvoerder, Stichting Bewindvoerder Esdégé Reigersdaal, heeft Stolwijk aansprakelijk gesteld voor het tekortschieten in haar zorg als mentor. De bewindvoerder stelt dat Stolwijk gedurende haar aanstelling van elf maanden slechts tweemaal contact heeft gehad met de betrokkene, wat in strijd is met de wettelijke verplichtingen voor mentoren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Stolwijk inderdaad tekort is geschoten in haar zorgplicht, maar dat deze tekortkoming niet volledig aan haar kan worden toegerekend, gezien de omstandigheden van ziekte en coronamaatregelen. De kantonrechter heeft besloten dat Stolwijk een schadevergoeding van € 500,00 aan de betrokkene moet betalen, maar heeft het verzoek om terugbetaling van de volledige vergoeding voor haar werkzaamheden afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer: 9727565 MB VERZ 22-183 MK
Uitspraakdatum: 22 juni 2022
Beschikking van de kantonrechter
op verzoek van:
Stichting Bewindvoerder Esdégé Reigersdaal,
gevestigd te Heiloo,
hierna ook te noemen: de bewindvoerder,
als bewindvoerder van:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene,
tegen de voormalig mentor van betrokkene:
C.C.M. Stolwijk, voorheen h.o.d.n. Inge Christina,
gevestigd te Nieuwe Niedorp,
hierna ook te noemen: Stolwijk.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoek met bijlage, ter griffie ingekomen op 3 maart 2022;
- het verweer van Stolwijk, ter griffie ingekomen 17 maart 2022.
1.2.
Op 25 mei 2022 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

2.Uitgangspunten

2.1.
Bij beschikking van de kantonrechter van 8 maart 2018 is een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene. Stolwijk is destijds tot mentor benoemd.
2.2.
Bij beschikking van de kantonrechter van 30 november 2021 is Stolwijk als mentor geschorst en is een tijdelijke mentor benoemd.
2.3.
Bij beschikking van de kantonrechter van 25 februari 2022 is Stolwijk als mentor ontslagen.

3.Het verzoek

3.1.
De bewindvoerder stelt Stolwijk namens betrokkene aansprakelijk, omdat zij in haar taak als mentor tekort is geschoten.
3.2.
Tevens strekt het verzoek tot veroordeling van Stolwijk tot vergoeding van de schade die betrokkene door het handelen van Stolwijk heeft geleden.
3.3.
De bewindvoerder geeft aan dat Stolwijk in 2021 elf maanden was aangesteld als mentor, en dat er in deze periode slechts tweemaal een contactmoment heeft plaatsgevonden tussen betrokkene en Stolwijk. Ter zitting heeft betrokkene aangegeven dat zij meer contact met Stolwijk op prijs had gesteld, maar dat betrokkene of haar begeleider hierover geen contact met Stolwijk heeft opgenomen. Naar het oordeel van de bewindvoerder had er minstens iedere twee maanden een contactmoment moeten plaatsvinden. Ondanks dat er in deze periode nauwelijks sprake is geweest van contact, heeft betrokkene in deze periode wél iedere maand een vergoeding van € 119,69 aan de mentor betaald. Bovendien betwijfelt de bewindvoerder of er - gelet op de inhoud van de beschikking van de kantonrechter van 25 februari 2022 waarbij Stolwijk als mentor is ontslagen- tijdens de contactmomenten sprake is geweest van kwalitatief goede gesprekken. Gelet daarop stelt de bewindvoerder dat betrokkene in 2021 ten onrechte een vergoeding aan Stolwijk heeft betaald en dat zij deze volledige vergoeding van € 1.316,59 (11 maanden x € 119,69) aan betrokkene moet terugbetalen.
3.4.
Daarnaast heeft de bewindvoerder ter zitting aangevoerd dat betrokkene ten onrechte moet opdraaien voor de aanvangskosten van de opvolgend mentor van € 586,00 (exclusief btw). Deze kosten zijn naar het oordeel van de bewindvoerder tevens het gevolg van het tekortschieten van Stolwijk, en moeten volgens hem ook aan betrokkene worden vergoed.

4.Het verweer

4.1.
Stolwijk voert verweer tegen het verzoek. Stolwijk beaamt dat zij door haar ziekte betrokkene inderdaad minder heeft kunnen bezoeken dan gebruikelijk, maar geeft aan dat dit niet alleen aan haar ziekte te wijten is. Het geringe aantal contactmomenten is volgens Stolwijk met name te wijten aan de strenge coronamaatregelen die destijds golden. Hierdoor waren fysieke bezoeken vaak niet mogelijk. Stolwijk betreurt dit en had dit graag goed gemaakt zodra dat weer mogelijk was. Op de momenten dat Stolwijk betrokkene sprak, was er volgens Stolwijk sprake van kwalitatief goede gesprekken over de dagelijkse bezigheden van betrokkene. Er waren in 2021 geen bijzonderheden te melden. Bovendien heeft betrokkene nimmer gevraagd om een extra contactmoment en heeft zij geen telefonisch contact met Stolwijk opgenomen. Het contact met betrokkene is verder altijd goed geweest.

5.Beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:454 van het Burgerlijk Wetboek (verder te noemen: BW) is een mentor jegens de betrokkene aansprakelijk, indien zij in de zorg van een goed mentor tekort schiet, tenzij de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend.
5.2.
In artikel 5 lid 7 jo. lid 3 van het Besluit kwaliteitseisen Curatoren, Bewindvoerders en Mentoren staat opgenomen dat een mentor tenminste tweemaandelijks persoonlijk contact met betrokkene heeft, tenzij betrokkene geen contact met de mentor wenst of daartoe niet in staat is. Deze contactmomenten hoeven niet allemaal fysiek te zijn, maar kunnen ook op andere wijze plaatsvinden, zoals telefonisch of via een videoverbinding. Als een mentor door ziekte uitvalt, dient een mentor voor vervanging te zorgen.
5.3.
Vaststaat dat Stolwijk in 2021 gedurende elf maanden was aangesteld als mentor en dat zij in deze periode slechts tweemaal een contactmoment met betrokkene heeft gehad, namelijk op 3 mei 2021 en op 27 oktober 2021. Zij heeft geen vervanger ingeschakeld. De kantonrechter stelt vast dat de mentor hiermee niet heeft voldaan aan haar verplichting om tweemaandelijks persoonlijk contact met betrokkene op te nemen en daarmee tekort is geschoten in haar taak als mentor.
5.4.
De bewindvoerder voert aan dat het geringe aantal contactmomenten te wijten is aan de ziekte van Stolwijk, terwijl Stolwijk aangeeft dat dit met name te maken heeft gehad met de strikte coronamaatregelen. De kantonrechter gaat ervan uit dat beide omstandigheden van invloed zijn geweest op het geringe aantal contactmomenten en dat het gelet daarop niet volledig in de macht van Stolwijk lag om in 2021 in alle opzichten aan haar verplichtingen te voldoen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan deze tekortkoming in haar taak als mentor dan ook niet volledig aan Stolwijk worden toegerekend.
Bovendien acht de kantonrechter het enkele feit dat er te weinig contactmomenten hebben plaatsgevonden geen reden om Stolwijk te veroordelen tot terugbetaling van de volledige vergoeding die zij voor haar werkzaamheden heeft ontvangen. De werkzaamheden van een mentor bestaan immers deels uit de contactmomenten, maar ook uit andere werkzaamheden. Ook is gebleken dat vanuit betrokkene in de genoemde periode geen hulpvragen zijn gedaan bij de mentor of bewindvoerder
5.5.
Verder heeft de bewindvoerder zijn twijfels geuit over de kwaliteit van de contactmomenten tussen betrokkene en Stolwijk . Uit de beschikking van 25 februari 2022 blijkt dat de eerste zorgen over het functioneren van Stolwijk zijn geuit op 22 november 2021. De kantonrechter stelt voorop dat de kwaliteit van de gesprekken niet valt na te gaan, maar gelet op het moment waarop de eerste zorgen over Stolwijk zijn geuit acht de kantonrechter aannemelijk dat er in de laatste maanden waarin Stolwijk als mentor was aangesteld niet steeds sprake is geweest van de kwaliteit zoals je van een goed mentor mag verwachten, waardoor zij ook op dit punt (gedeeltelijk) toerekenbaar tekort is geschoten jegens betrokkene.
5.6.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter gebleken dat Stolwijk in haar zorg van een goed mentor is tekortgeschoten en dat dit gedeeltelijk aan haar kan worden toegerekend. Alles in overweging genomen acht de kantonrechter het redelijk dat Stolwijk aan betrokkene een schadevergoeding betaalt van € 500,00.
5.7.
Het standpunt van de bewindvoerder over de terugbetaling van de aanvangsbeloning deelt de kantonrechter niet. Op basis van artikel 4 lid 4 sub a van de Regeling Beloning Curatoren, Bewindvoerders en Mentoren heeft een mentor bij de aanvang van het mentorschap in beginsel recht op de daarin vastgestelde vergoeding. Het feit dat Stolwijk wegens haar ziekte door de kantonrechter is ontslagen, brengt naar het oordeel van de kantonrechter niet mee dat deze kosten voor risico van Stolwijk dienen te komen. De kantonrechter wijst dit verzoek dan ook af.

6.Beslissing

De kantonrechter:
- stelt vast dat C.C.M. Stolwijk, voorheen h.o.d.n. Inge Christina, in haar taak als mentor toerekenbaar tekort is geschoten;
- stelt de schade die [betrokkene] door de tekortkoming van de mentor heeft geleden vast op een bedrag van € 500,00;
- veroordeelt C.C.M. Stolwijk, voorheen h.o.d.n. Inge Christina, tot betaling van een bedrag van € 500,00 aan [betrokkene] , welk bedrag vóór 1 augustus 2022 moet zijn overgeschreven op de bankrekening van [betrokkene] ;
- wijst het meer of anders verzochte af;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak (dit dient te geschieden door een advocaat). OBB42