ECLI:NL:RBNHO:2022:5524

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
9585566 \ CV EXPL 21-6164
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst met opschortende voorwaarde van opheffing bewindvoering

In deze zaak heeft [eiseres], een maatschap gevestigd te [vestigingsplaats], een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1], die onder bewind is gesteld. De vordering betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde woonruimte vanwege een huurachterstand van € 1.730,00. De huurder, [gedaagde 1], heeft de vordering niet weersproken, maar verzocht om een betalingsregeling vanwege zijn financiële situatie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] niet meer bevoegd is om zelf te procederen, aangezien hij onder bewind is gesteld. Hierdoor is [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tegen [gedaagde 1].

De kantonrechter heeft echter de ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen, maar onder de voorwaarde dat de bewindvoering over [gedaagde 1] wordt opgeheven voordat de volledige huurachterstand is ingelopen. Dit betekent dat de huurovereenkomst alleen kan eindigen als de bewindvoering wordt opgeheven voordat de achterstand is ingelopen. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de proceskosten voor rekening komen van Bewindvoering aan Zee q.q., die ongelijk heeft gekregen in deze procedure. De vordering van [eiseres] is voor het overige afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9585566 \ CV EXPL 21-6164 TvW
Uitspraakdatum: 22 juni 2022
Vonnis in de zaak van:
de maatschap
[bedrijf]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. H.J. Smit te Hoorn
tegen

1.[gedaagde 1] wonende te [woonplaats]

2. de besloten vennootschap
Bewindvoering aan Zee B.V., gevestigd te [plaats] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 1] voornoemd
gedaagden
verder te noemen: [gedaagde 1] en Bewindvoering aan Zee q.q.
gemachtigde: mr. A.W. Hoogland te Den Helder

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 1 december 2021 een vordering tegen [gedaagde 1] ingesteld. [gedaagde 1] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Bij exploot van 21 april 2022 is Bewindvoering aan Zee opgeroepen om in het geding te verschijnen.
1.3.
Op 23 mei 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De vordering

2.1.
De vordering strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst betreffende de onzelfstandige woonruimte, kamer [nummer] op de begane grond aan de rechterzijde van de woning, aan de [adres] te [plaats] , ontruiming van het gehuurde en betaling van (achterstallige) huurpenningen en bijkomende kosten.
Zij is bij dagvaarding gebaseerd op een huurachterstand van € 1.730,00, berekend t/m november 2021 bij een huur van € 432,50 per maand.
[eiseres] maakt tevens aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 194,63 en wettelijke rente tot een bedrag van € 5,40 berekend tot de dag van dagvaarding. Daarmee beloopt de betalingsachterstand € 1.930,03.
2.2.
Bewindvoering aan Zee q.q. heeft de vordering niet weersproken, doch een beroep gedaan op de financiële situatie van [gedaagde 1] en om een betalingsregeling verzocht.

3.De beoordeling

De kantonrechter overweegt allereerst als volgt.
3.1.
[gedaagde 1] is vanaf 15 december 2021onder bewind gesteld. Gelet op het feit dat de bewindvoerder ingevolge artikel 1:441 BW tijdens het bewind de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt, vloeit daaruit voort dat de rechthebbende met ingang van de datum waarop de onderbewindstelling is uitgesproken, niet meer bevoegd is om zelf te procederen c.q. als formele procespartij op te treden. De bewindvoerder is bij exploot van 21 april 2022 opgeroepen om in het onderhavige geding te verschijnen.
3.2.
Nu [gedaagde 1] onder bewind is gesteld dient [eiseres] in haar vordering ten aanzien van [gedaagde 1] niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.3.
Ter zitting heeft [eiseres] een actueel overzicht van de vordering overgelegd en gesteld dat de huurachterstand is opgelopen tot een bedrag van € 2.595,00. [eiseres] heeft verder gesteld dat de lopende huur vanaf februari 2022 wordt betaald. De vervallen rente tot 23 mei 2022 bedraagt € 24,81.
3.4.
Bewindvoering aan Zee q.q. heeft de hoogte en de verschuldigdheid van de gestelde huurachterstand en bijkomende kosten niet weersproken. Zij heeft verzocht een regeling te mogen treffen zodat de vordering in termijnen kan worden voldaan. Bewindvoering aan Zee q.q. stelt voorts dat het van belang is dat [gedaagde 1] in de kamer kan blijven wonen omdat hij anders zijn uitkering verliest, waarna geen enkele betaling meer zal kunnen worden gedaan.
3.5.
De omvang van de betalingsachterstand rechtvaardigt op zichzelf de gevorderde ontbinding en ontruiming. De kantonrechter ziet echter aanleiding om aan deze ontbinding en ontruiming een voorwaarde te verbinden. Ter zitting is gebleken dat de huurachterstand is ontstaan in de periode dat [gedaagde 1] geen bewindvoerder had. Nadat de huidige bewindvoerder is aangesteld zijn de maandelijkse huurbetalingen weer opgestart. Ook heeft Bewindvoering aan Zee q.q. toegezegd de achterstand in te lopen. De kantonrechter zal de gevorderde ontbinding en ontruiming toewijzen onder de opschortende voorwaarde dat de bewindvoering over [gedaagde 1] wordt opgeheven voordat de achterstand is ingelopen. Dit betekent dat er alleen een einde komt aan de huurovereenkomst op basis van dit vonnis, wanneer de bewindvoering wordt opgeheven voordat de achterstand is ingelopen.
3.6.
De vordering zal dan ook worden toegewezen, zoals hierna vermeld.
3.7.
Voor het treffen van een betalingsregeling dient Bewindvoering aan Zee q.q. zich te verstaan met (de gemachtigde van) [eiseres] .
3.8.
De proceskosten komen voor rekening van Bewindvoering aan Zee q.q., omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt Bewindvoering aan Zee q.q. ook veroordeeld tot betaling van € 93,50 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart [eiseres] niet ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van [gedaagde 1] ;
4.2.
ontbindt de huurovereenkomst onder de opschortende voorwaarde dat de bewindvoering over [gedaagde 1] wordt opgeheven voordat de volledige achterstand is ingelopen;
4.3.
veroordeelt Bewindvoering aan Zee q.q. voor het geval de bewindvoering over [gedaagde 1] wordt opgeheven voordat de volledige achterstand is ingelopen, om de gehuurde woonruimte, kamer [nummer] op de begane grond aan de rechterzijde van de woning, aan de [adres] te [plaats] , leeg op te leveren en de sleutels over te dragen aan [eiseres] ;
4.4.
Veroordeelt Bewindvoering aan Zee q.q. om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen de som van € 2.814,44 voor achterstallige huurpenningen c.a., te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.595,00 vanaf 23 mei 2022 tot de dag van voldoening.
4.5.
Veroordeelt Bewindvoering aan Zee q.q. voorts om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 432,50 voor iedere maand, of gedeelte daarvan, dat Bewindvoering aan Zee q.q. het gehuurde vanaf 1 juni 2022 in gebruik houdt.
4.6.
veroordeelt Bewindvoering aan Zee q.q. tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 100,32
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 374,00 ;
4.7.
veroordeelt Bewindvoering aan Zee q.q. tot betaling van € 93,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.9.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter