ECLI:NL:RBNHO:2022:5591

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
9757169 \ CV EXPL 22-1042
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van proceskosten en wettelijke rente in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft SVP Distributie & Levering B.V. (hierna: SVP) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot de betaling van proceskosten en wettelijke rente. De zaak betreft een overeenkomst tussen SVP en [gedaagde] voor de levering van warmte, waarbij [gedaagde] in gebreke bleef met de betaling van voorschotbedragen. Na het uitbrengen van de dagvaarding op 4 maart 2022 heeft [gedaagde] de hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten voldaan, maar SVP heeft de procedure niet ingetrokken. De kantonrechter oordeelt dat SVP had moeten inzien dat de procedure niet meer nodig was, gezien de betaling door [gedaagde]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd is, maar dat de proceskosten voor rekening van beide partijen komen, omdat SVP de procedure voortzette voor een gering bedrag. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 0,53 aan SVP, maar heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9757169 \ CV EXPL 22-1042 /MdV
Uitspraakdatum: 7 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
SVP Distributie & Levering B.V.
gevestigd te Purmerend
eiseres
verder te noemen: SVP
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor H.J. Jansen B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. [gedaagde] heeft de hoofdsom en de incassokosten na het uitbrengen van de dagvaarding voldaan. De kantonrechter oordeelt dat van SVP verwacht had mogen worden dat zij de procedure vervolgens had ingetrokken. Dit heeft SVP niet gedaan waardoor de kantonrechter het redelijk acht dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

1.Het procesverloop

1.1.
SVP heeft bij dagvaarding van 4 maart 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
SVP heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Tussen SVP en [gedaagde] bestaat een overeenkomst op grond waarvan SVP tegen betaling door [gedaagde] warmte levert en/of transport van warmte verzorgt aan het verbruiksadres van [gedaagde] , zijnde [adres] te [plaats] .
2.2.
Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden Warmte (versie 2014) van toepassing. Artikel 15 van deze voorwaarden bepaalt dat een factuur dient te zijn voldaan binnen veertien dagen na ontvangst van de factuur.
2.3.
[gedaagde] moet maandelijks voorschotbedragen aan SVP betalen. Deze voorschotten worden maandelijks rond de 27ste van de maand middels automatische incasso geïncasseerd. De automatische incasso van december 2021 is gestorneerd, waarna SVP [gedaagde] er op 30 december 2021 op heeft gewezen dat het voorschot voor die maand niet is betaald, dat dit voorschot binnen veertien dagen alsnog moet worden voldaan en zij anders ook incassokosten verschuldigd is.
2.4.
Op 20 januari 2022 heeft SVP [gedaagde] een tweede aanmaning toegestuurd, waarin de vordering is verhoogd met buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft vervolgens op 24 januari 2022 het voorschotbedrag voor de maand december 2021 betaald. De incassokosten zijn onbetaald gelaten.
2.5.
De automatische incasso van 27 februari 2022 is eveneens gestorneerd, waarna SVP over is gegaan tot rechtsmaatregelen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
SVP vordert, nadat zij haar vordering heeft verminderd, dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 0,53, zijnde de wettelijke rente tot 4 maart 2022, vermeerderd met de proceskosten.
3.2.
SVP legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] in december 2021 een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. Aan [gedaagde] is vervolgens een termijn van veertien dagen gegeven om alsnog te betalen. Omdat zij dit heeft nagelaten is [gedaagde] buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. [gedaagde] heeft uiteindelijk de termijn van december 2021 alsnog betaald, maar heeft daarna opnieuw een termijn onbetaald gelaten. SVP is daarom overgegaan tot rechtsmaatregelen. De hiermee gepaard gaande kosten moet [gedaagde] ook betalen.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat SVP haar ten onrechte heeft gedagvaard. De termijn voor de maand februari was nog niet vervallen op het moment dat [gedaagde] daar een dagvaarding voor ontving. Ook betwist hij dat hij de aanmaning van 15 februari 2022 heeft ontvangen waardoor hem de kans is ontnomen om extra kosten te voorkomen. De buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten is hij daarom niet verschuldigd. Bovendien heeft hij na het uitbrengen van de dagvaarding alsnog de betalingsachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten aan SVP voldaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat [gedaagde] na het uitbrengen van de dagvaarding de hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten heeft voldaan, zodat het in deze procedure feitelijk alleen nog gaat over de vraag of [gedaagde] de wettelijke rente en de proceskosten moet betalen. [gedaagde] heeft echter bezwaar gemaakt tegen de buitengerechtelijke incassokosten die bij hem in rekening zijn gebracht. De kantonrechter zal daarom ook de vraag beantwoorden of [gedaagde] deze kosten al dan niet terecht heeft betaald.
4.2.
SVP stelt dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is geworden, omdat hij het voorschotbedrag voor de maand december niet binnen de termijn van veertien dagen, zoals genoemd in de aanmaning van 30 december 2021, heeft voldaan. De kantonrechter volgt SVP hierin. [gedaagde] heeft niet weersproken dat hij de aanmaning van 30 december 2021 heeft ontvangen en vervolgens pas na verloop van de in die brief genoemde termijn het voorschotbedrag voor de maand december 2021 heeft betaald. Omdat de door SVP verstuurde aanmaning voldoet aan de wettelijke vereisten en het bij [gedaagde] in rekening gebrachte bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten overeenkomt met het in het Besluit bepaalde tarief, moest [gedaagde] deze betalen. SVP hoeft deze kosten dan ook niet aan [gedaagde] terug te betalen.
4.3.
Aan het verweer van [gedaagde] dat hij de buitengerechtelijke incassokosten niet verschuldigd is, omdat SVP gedurende enige tijd niet telefonisch bereikbaar was voor het beantwoorden van vragen over de verhoging van zijn termijnbedrag en hij de aanmaning van 15 februari 2022 niet heeft ontvangen, gaat de kantonrechter voorbij. Zoals hiervoor overwogen was [gedaagde] vanaf half januari 2022 incassokosten verschuldigd, omdat hij de termijn voor december 2021 niet heeft betaald. Op dat moment betaalde hij nog een lager voorschotbedrag, aangezien het voorschotbedrag pas in januari 2022 is gewijzigd. De incassokosten houden dus geen verband met de verhoging van het voorschot. Verder is voor de vraag of [gedaagde] de incassokosten moet betalen niet van belang of hij de brief van 15 februari 2022 wel of niet heeft ontvangen, omdat de verschuldigdheid van die kosten niet afhankelijk is de ontvangst van die brief.
4.4.
Ook de wettelijke rente is [gedaagde] verschuldigd. Omdat [gedaagde] de door hem verschuldigde voorschotten niet steeds tijdig heeft voldaan, is hij in verzuim geraakt en daardoor wettelijke rente verschuldigd. De in de dagvaarding berekende rente zal daarom worden toegewezen. Aangezien de hoofdsom inmiddels is voldaan, zal de verdere rente worden afgewezen.
4.5.
Tot slot geldt ten aanzien van de proceskosten dat op grond van de wet de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Omdat de betalingsachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten pas na het uitbrengen van de dagvaarding door [gedaagde] zijn voldaan en de buitengerechtelijke incassokosten en rente - zoals hiervoor overwogen- voor zijn rekening komen, wordt [gedaagde] aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij.
4.6.
De kantonrechter kan echter kosten die nodeloos worden aangewend of veroorzaakt, voor rekening laten van de partij die deze kosten aanwendde of veroorzaakte. Vast staat dat [gedaagde] de hoofdsom en de incassokosten op 21 maart 2022 –en dus ruim voor de eerste rolzitting van 31 maart 2022- aan SVP heeft voldaan. SVP heeft, ondanks de ontvangst van de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten, de procedure doorgezet louter voor een bedrag van € 0,53 aan rente. SVP kan weliswaar niet het recht worden ontzegd, een gering bedrag in rechte te vorderen, maar dat laat onverlet dat het voeren van een gerechtelijke procedure, voor de inning van een objectief gezien zeer gering bedrag niet is bedoeld, mede gelet op de belasting van het gerechtelijk systeem. Daar komt bij dat de kantonrechter het voldoende aannemelijk acht dat [gedaagde] de aanmaning van 15 februari 2022 niet heeft ontvangen, waardoor hem de kans is ontnomen om de extra kosten van een gerechtelijke procedure te voorkomen. Verder is nog van belang dat het grootste gedeelte van de vordering waarvoor SVP [gedaagde] in rechte heeft betrokken bestaat uit een voorschotbedrag waarvan het maar de vraag is of die, op het moment dat de dagvaarding werd uitgebracht, al vervallen was. De automatische incasso voor die termijn is op of omstreeks 27 februari 2022 uitgevoerd en al op 4 maart 2022 heeft SVP [gedaagde] , zonder nadere berichtgeving dat de automatische incasso was mislukt, gedagvaard. Dit terwijl SVP in haar algemene voorwaarden vermeld dat zij een betaaltermijn van twee weken na ontvangst van de factuur hanteert. Van SVP had dan ook verwacht mogen worden dat zij na de betaling van [gedaagde] van 21 maart 2022 de procedure had ingetrokken teneinde verdere kosten te voorkomen. Omdat SVP dat niet heeft gedaan acht de kantonrechter het redelijk dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.
4.7.
Dat [gedaagde] heeft betaald aan SVP zelf en niet aan haar gemachtigde doet aan het voorgaande niet af. Ondanks dat SVP haar vordering uit handen had gegeven aan haar gemachtigde kon [gedaagde] bevrijdend betalen aan SVP. Van SVP had verwacht mogen worden dat zij die betaling, direct na ontvangst, had doorgegeven aan haar gemachtigde. Voor zover SVP dat niet heeft gedaan komt dat voor haar rekening en risico.
4.8.
Deze uitspraak heeft tot gevolg dat het bedrag wat [gedaagde] van SVP tegoed heeft groter is dan het bedrag wat hij SVP moet betalen. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat SVP zo snel mogelijk na dit vonnis, maar in ieder geval binnen twee weken, de voorstand die [gedaagde] heeft aan hem uitbetaalt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan SVP van € 0,53;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter