Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
2 [gedaagde 2] B.V.,
1.[gedaagde 5]
[gedaagde 3] ,
1.De zaken in het kort
Op 18 december 2017 heeft [gedaagde 1] zijn percelen aan [gedaagde 2] verkocht. [eiser] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde 1] tekortkomt in de nakoming van zijn verplichtingen uit de intentieovereenkomst, althans dat [gedaagde 1] onrechtmatig heeft gehandeld door geen rekening te houden met haar belang bij levering van de percelen aan TOVV/ [gedaagde 5] . Ook [gedaagde 2] heeft volgens [eiser] onvoldoende rekening gehouden met het belang van [eiser] en daarmee onrechtmatig tegenover haar gehandeld. [eiser] houdt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daarom aansprakelijk voor de schade die zij stelt te hebben geleden. In verband met de aansprakelijkheidsstelling heeft [gedaagde 2] [gedaagde 5] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] in vrijwaring opgeroepen. Volgens haar dienen zij [gedaagde 2] te vrijwaren tegen de aanspraken van [eiser] , dit op grond van afspraken die [gedaagde 2] in september 2019 met hen heeft gemaakt.
2.De procedure
- de mondelinge behandeling van 19 mei 2022 en de daarvan door de griffier bijgehouden aantekeningen;
3.Feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
“Ik snap en begrijp jullie geheel”, waarna hij slechts een verzoek doet om nog even te wachten met het sluiten van een koopovereenkomst met een ander. Dat ook TOVV/ [gedaagde 5] het voorstel waarover in 2017 is onderhandeld als een nieuw aanbod ziet volgt bovendien uit het gegeven dat TOVV/ [gedaagde 5] aan [gedaagde 1] een hogere koopsom aanbiedt dan de koopsom genoemd in de intentieovereenkomst. Dat aanbod verhoogt TOVV/ [gedaagde 5] vervolgens nog eens in de e-mailwisseling op 18 december 2017. [gedaagde 1] heeft ervoor gekozen niet op dat aanbod in te gaan en stond daarin vrij.
“En laten wij met ingang van heden ook volledig transparant zijn naar elkaar. Dat voorkomt teleurstelling en we hebben elkaar nodig.”(zie 3.8). [gedaagde 5] is niet op die uitnodiging ingegaan. Achtergrond van deze afspraak van [gedaagde 2] met [gedaagde 1] was dat het project nog steeds niet van de grond leek te komen, omdat de door [gedaagde 5] beoogde financier zich had teruggetrokken, en [gedaagde 2] dus werd geconfronteerd met een gat in de geplande bouwproductie en mogelijk verlies van de investeringen die zij ten aanzien van dit project al had gedaan. Verder heeft [gedaagde 2] onbetwist gesteld dat [gedaagde 1] haar vertelde dat de koop van de percelen door TOVV/ [gedaagde 5] niet rond was, dat zij belang had bij een substantiële deelbetaling van de koopsom in 2017 en dat het haar vrijstond met andere geïnteresseerden te spreken omdat de intentieovereenkomst was verlopen. Dit laatste strookt met hetgeen [gedaagde 1] op 7 september 2020 in het voorlopig getuigenverhoor heeft verklaard. Dat in deze omstandigheden sprake zou zijn geweest van enige onrechtmatige uitlokking of misbruik van omstandigheden valt gelet op dit alles niet in te zien.