ECLI:NL:RBNHO:2022:5627

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
C/15/327996 / JU RK 22-743
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van ouderschapsconflict

Op 14 juni 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengd voor de duur van zes maanden. De minderjarige staat sinds twee jaar onder toezicht vanwege de aanhoudende conflicten tussen zijn ouders. De moeder heeft de minderjarige in april 2022 zonder overleg met de vader meegenomen naar Spanje voor een lange vakantie, wat heeft geleid tot stagnatie in de hulpverlening en het contactherstel tussen de minderjarige en de vader. De kinderrechter oordeelt dat, ondanks twijfels over de effectiviteit van gedwongen hulpverlening, een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De doelen van de verlenging zijn onder andere het inschrijven van de minderjarige op school, het voortzetten van de behandeling bij de kindertherapeut en het herstellen van het contact met de vader. De ouders communiceren niet goed en hebben verschillende visies op de opvoeding, wat de situatie van de minderjarige verder bemoeilijkt. De kinderrechter concludeert dat de ouders hulp nodig hebben om de benodigde zaken voor de minderjarige te regelen en dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de belangen van de minderjarige te beschermen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/327996 / JU RK 22-743
Datum uitspraak: 14 juni 2022
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam),
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. J.J.C. Engels, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 13 mei 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
1.2.
Op 14 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- mr. J.J.C. Engels;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- [de minderjarige] ;
- de moeder.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.3.
[de minderjarige] is bij beschikking van 7 juni 2020 onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling bij beschikking van 23 juni 2021 is verlengd tot 7 juli 2022.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden.
[de minderjarige] zit klem tussen de ouders vanwege de strijd die zij onderling voeren. De ouders zitten niet met elkaar op één lijn en communiceren minimaal tot niet met elkaar. De onderlinge strijd verstoort de rust en zorgt voor spanningen bij de ouders en [de minderjarige] . Daarnaast is het onduidelijk hoe de omgang tussen [de minderjarige] en de vader er nu uitziet. [de minderjarige] krijgt vanaf halverwege februari 2021 de verantwoordelijkheid om zelf de omgang te regelen. Daardoor wordt hij belast met volwassenzaken en komt nog meer klem te zitten tussen de ouders. [de minderjarige] laat hierin vermijdend gedrag zien.
De afgelopen periode heeft de gezinsmanager hulpverlening ingezet. Enerzijds een kindbehartiger ( [kindbehartiger] ) die het traject parallel ouderschap voor ouders is gestart en anderzijds een kindertherapeut ( [kindertherapeut] ) die gesprekken met [de minderjarige] voert met als doel om het contact met de vader te herstellen. De omgang moet weer vastgelegd worden zodat er duidelijkheid ontstaat en [de minderjarige] niet de onrust voelt dat hij steeds iets moet regelen. Zijn voorstel is om eens per twee weken van vrijdag 17.00 uur tot zaterdag 19.00 uur bij de vader te zijn. Dit voorstel is nooit van de grond gekomen omdat de moeder met [de minderjarige] begin april 2022 naar Spanje is vertrokken (in principe tot 30 juni 2022). Zij heeft daarover geen overleg gehad met de vader en met de leerplichtambtenaar. In Spanje volgt [de minderjarige] online onderwijs en het afgelopen jaar is het onderwijs voor [de minderjarige] instabiel geweest. [de minderjarige] vindt school saai en het lukt de moeder niet om [de minderjarige] te motiveren voor school in Nederland. De GI ziet dat de moeder [de minderjarige] wil beschermen voor faalervaringen en keuzes maakt om zijn leven te versoepelen. Daarmee beperkt ze zijn ontwikkeling omdat hij niet het reguliere schooltraject volgt en niet kan aangaan waar hij tegenaan loopt.
Het traject parallel ouderschap is moeizaam verlopen. De moeder heeft enkele gesprekken met de kindbehartiger gehad maar gesprekken met de vader zijn niet van de grond gekomen. De vader is ambivalent in het aanvaarden van hulp. Wel pikt de vader de adviezen vanuit de kindertherapeut op om de omgang weer te herstellen en in contact te komen met [de minderjarige] , totdat hij zich zorgen maakt en vooral vanuit emoties reageert.
De GI ziet dat er ondanks inzet van hulpverlening weinig bereikt wordt bij ouders omdat de moeder haar eigen plan trekt en de vader ambivalent is in het contact. De GI maakt zich op dit moment zorgen over de onrust die er heerst rondom de terugkomst van [de minderjarige] uit Spanje en de start van het nieuwe schooljaar. De GI ziet geen andere oplossing dan langer betrokken te blijven met als doel om samen met de hulpverlening een advies aan ouders te geven ten aanzien van de omgang met de vader en de schoolgang vanaf het nieuwe schooljaar. Als dit nodig is zal de GI de rechtbank verzoeken om de omgangsregeling te wijzigen.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder
De moeder staat niet achter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De advocaat van de moeder heeft ter zitting een brief van de moeder voorgelezen. De moeder schrijft daarin dat GI onvoldoende verantwoordelijkheid heeft genomen. Het is de GI niet gelukt om de omgang tussen [de minderjarige] en de vader te herstellen en de vader te bewegen om toestemming te geven voor een vakantie met [de minderjarige] en om [de minderjarige] in te schrijven op een school. Pogingen hiertoe zijn wel door de moeder en [de minderjarige] gedaan, zonder hulp van de GI. De moeder zorgt al dertien jaar alleen voor [de minderjarige] . Ze heeft haar zaken goed op orde en [de minderjarige] groeit op in een stabiele omgeving. Zij is met [de minderjarige] naar Spanje gegaan voor een lange (werk)vakantie voor de benodigde rust en om even afstand te nemen van de spanningen en stress thuis. De moeder werkt vanuit Spanje en [de minderjarige] volgt er online onderwijs. Hij heeft nu geen concentratieproblemen meer en hij ervaart ruimte om over zijn emoties te praten. Bovendien wordt [de minderjarige] ouder en maakt hij zijn eigen keuzes met betrekking tot het contact met de vader. De moeder wenst dat de nu nog geldende omgangsregeling wordt beëindigd en (het verlengen van) de ondertoezichtstelling heeft volgens haar geen meerwaarde. De moeder ziet wel dat [de minderjarige] baat heeft bij de behandeling van de kindertherapeut, maar de benodigde hulpverlening kan ook in vrijwillig kader doorlopen.
De advocaat van de moeder heeft daar nog aan toegevoegd dat ze wel ziet dat [de minderjarige] wordt bedreigd in zijn ontwikkeling, maar dat de ondertoezichtstelling [de minderjarige] alleen maar verder onder druk zet. De ouders staan lijnrecht tegenover elkaar maar hulpverlening zal dat niet kunnen veranderen. De enige oplossing is dat de ouders intrinsiek gemotiveerd raken om te veranderen. De verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom geen verbetering teweeg brengen.
De vader
De vader verzet zich niet tegen het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Hij heeft al tien jaar niks meer te vertellen in het leven van [de minderjarige] en de moeder heeft [de minderjarige] zonder toestemming van de leerplichtambtenaar en de vader van school gehaald en meegenomen naar Spanje. De moeder heeft een huis in Spanje maar ze wil niet zeggen waar. De vader houdt van [de minderjarige] en heeft thuis een fijne plek voor hem, maar de moeder zorgt ervoor dat [de minderjarige] zijn emoties niet tegenover de vader uit. De vader maakt zich ernstige zorgen over [de minderjarige] . [de minderjarige] is niet gemotiveerd voor school en de moeder laat hem voor al zijn problemen weglopen. De moeder heeft hem nu voor de vierde keer van een school gehaald. De ouders hebben hele andere ideeën over de opvoeding en welke rol een vader daarin heeft. De vader wil graag weer contact met [de minderjarige] maar strijdt hier niet meer voor omdat dit ten koste van het welzijn van [de minderjarige] en de andere kinderen van de vader gaat. In het kader van ondertoezichtstelling moet worden bewerkstelligd dat [de minderjarige] wordt ingeschreven op een school en behandeling bij de kindertherapeut kan blijven volgen. De vader staat er niet achter dat [de minderjarige] therapie vanuit de Pinkstergemeente krijgt, zoals de moeder volgens hem wil.

5.De beoordeling

Op basis van de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [de minderjarige] nog steeds zodanig opgroeit, dat hij ernstig in zijn ontwikkelingsbedreiging wordt bedreigd. [de minderjarige] zit onverminderd klem tussen de ouders en de moeder heeft [de minderjarige] zonder overleg met de vader meegenomen naar Spanje voor een lange (werk)vakantie. Daardoor is de hulpverlening gestagneerd; het is niet mogelijk geweest om aan de ontwikkeling van [de minderjarige] te werken of aan het contactherstel tussen [de minderjarige] en de vader. [de minderjarige] heeft nu al tweeënhalve maand geen contact met de vader en het is nog onduidelijk naar welke school hij komend schooljaar gaat. De ouders communiceren niet over belangrijke zaken zoals schoolkeuze en hebben een andere visie op zijn opvoeding.
De kinderrechter is verder van oordeel dat de ouders hulp nodig hebben om de benodigde zaken voor [de minderjarige] te regelen. Het is aan de ouders om in het belang van [de minderjarige] hun communicatie te verbeteren, maar de vraag is of hulpverlening in het gedwongen kader hierin iets zal verbeteren. De verlenging van de ondertoezichtstelling heeft voor nu vooral als doel dat (1) gezorgd wordt dat [de minderjarige] op een school wordt ingeschreven, (2) [de minderjarige] behandeling bij de kindertherapeut kan blijven volgen en 3) het contact tussen [de minderjarige] en de vader wordt hersteld, waarbij de verantwoordelijkheid niet langer bij [de minderjarige] wordt gelaten om de omgang te regelen maar duidelijk is wanneer hij naar de vader gaat. Een gedwongen kader is mede gelet op de wisselende houding van de ouders ten opzichte van hulpverlening, hun gebrek aan samenwerking en verschillende opvattingen over wat goed is voor [de minderjarige] daarbij noodzakelijk om te waarborgen dat bovengenoemde doelen worden behaald.
Ten slotte lijkt nu de verwachting gerechtvaardigd dat de ouders in staat zullen zijn binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling van artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 7 januari 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022 door mr. E.L. Grosheide, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 28 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.