Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [gedaagde].
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Toetsingskader
1.016,00
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woonzorg Nederland (WZN) en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de ontruiming van een huurwoning na de ontdekking van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, waaronder heroïne, cocaïne en MDMA, in de woning van de gedaagde. De burgemeester van de gemeente heeft de woning gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, wat WZN de bevoegdheid gaf om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. WZN vorderde in kort geding de ontruiming van de woning, omdat de gedaagde na de sluitingstermijn van drie maanden de woning weer wilde betrekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde ernstig tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door de aanwezigheid van harddrugs en dat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtsgeldig was. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, met een termijn van één maand voor de gedaagde om de woning te verlaten. De voorzieningenrechter overwoog dat de belangen van WZN bij ontruiming zwaarder wogen dan die van de gedaagde bij behoud van de woning, gezien de ernst van de situatie en de impact op de leefbaarheid in de omgeving.