Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser]
[eiseres]
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering, het verweer en de tegenvordering
4.De beoordeling
“dat [eiser] haar tijd zou geven om de mogelijkheden te onderzoeken om het huis te kopen in huidige staat, als dit zou lukken zou probleem daarmee opgelost kunnen worden maar als dit niet zou lukken, zou zij naar een andere woning gaan zoeken en verhuizen en daarmee [eiser] de gelegenheid geven het huis op te knappen en te verkopen. De planning van dit opknappen was ca maand juni 2021. [gedaagde] stemde hiermee in.”Verder schrijft [zwager] dat [gedaagde] met de jaarcijfers, die eind januari/begin februari bekend waren, hypotheekadvies heeft ingewonnen en maximaal € 260.000,00 kon lenen, en dat zij de woning had laten taxeren op € 380.000,00, zodat de conclusie volgens [zwager] was
“dat [gedaagde] dit huis niet kon kopen en dus op zoek zou gaan naar een andere woning.”
“de woning – overeenkomstig gemaakte afspraken – wenst terug te kopen van cliënten, dan wel in te stemmen met een beëindiging van de huurovereenkomst zodat cliënten tot renovatie van de woning kunnen overgaan.”Mr. Van der Linden vervolgt met de vaststelling dat [gedaagde] heeft aangegeven niet in staat te zijn de woning terug te kopen én niet in te stemmen met de voorgestelde beëindiging met wederzijds goedvinden, zodat wordt overgegaan tot opzegging van de huurovereenkomst. Daarbij hebben [eiser] en [eiseres] nog een eenmalig aanbod aan [gedaagde] gedaan tot beëindiging met wederzijds goedvinden, inhoudende dat [gedaagde] ofwel gedurende de te verrichten renovatiewerkzaamheden de woning vrijwillig verlaat en na afronding van de werkzaamheden terugkeert met verhoging van de huurprijs naar € 1.750,00 per maand, ofwel instemt met beëindiging van de huurovereenkomst, tegen betaling van een eenmalige tegemoetkoming van € 50.000,00 in geval [gedaagde] op voorhand instemt met beëindiging en de woning op 1 juni 2021 leeg oplevert. Ook uit deze brief blijkt dus geenszins dat al in november 2020, althans februari 2021, overeenstemming met [gedaagde] was bereikt over ontruiming van de woning. Vervolgens schrijft de advocaat van [eiser] en [eiseres] in een brief van 21 mei 2021 dat hij heeft begrepen dat er door een gezamenlijke relatie van partijen een bemiddelingspoging wordt gedaan, waarbij gestreefd wordt om buiten rechte tot een oplossing te komen. Ook dit strookt niet met de stellingen van [eiser] en [eiseres] , en evenmin met de later opgestelde schriftelijke verklaring van [zwager] . Voor het eerst in de kort geding procedure hebben [eiser] en [eiseres] een beroep gedaan op een in november 2020 met [gedaagde] gemaakte afspraak.
De renovatiewerkzaamheden zijn inmiddels uitgevoerd, en kunnen dus geen grond meer vormen voor beëindiging van de huurovereenkomst. Ook de in de opzegbrief van 13 april 2021 genoemde grond dat [gedaagde] zich niet zou hebben gedragen zoals een goed huurder betaamt, wordt door de kantonrechter buiten beschouwing gelaten, gelet op hetgeen daarover van de zijde van [eiser] en [eiseres] op de zitting is gezegd.