Overwegingen
1. Op 19 juni 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van twee nieuwe woonhuizen op het perceel [perceel] te [plaats]. Bij de aanvraag zijn tekeningen, geveldetails, daglicht-, ventilatie- en isolatieberekeningen, een akoestisch onderzoek en een ruimtelijke onderbouwing ingediend.
2. In de aanvraag heeft eiseres aangegeven dat de geschatte bouwkosten € 250.000 (excl. BTW) bedragen.
3. De aanvraag was in strijd met het vigerende bestemmingsplan en wordt op grond van het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) mede gezien als een aanvraag voor afwijken van het bestemmingsplan.
4. Op 30 september 2019 is eiseres op de hoogte gesteld dat het college van B&W (het college) van plan was de aanvraag af te wijzen omdat het bouwplan niet passend was binnen het ruimtelijk beleid van de gemeente. Eiseres is hierbij in de gelegenheid gesteld het bouwplan binnen drie maanden aan te passen naar de bouw van één woning.
5. Op 13 november 2019 heeft eiseres de aanvraag ingetrokken. Op 28 november 2019 is de onderhavige aanslag leges aan eiseres opgelegd.
6. Bij besluit van 14 mei 2021 heeft verweerder de in rekening gebrachte leges verminderd en de in rekening gebrachte leges voor de activiteit bouw tot nihil terug gebracht en de in rekening gebrachte leges voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan gehandhaafd.
Geschil en standpunten van partijen
7. Niet langer in geschil is dat de aanslag leges verminderd dient te worden tot € 5.933,10 en dat het beroep in zoverre gegrond is.
8. In geschil is of verweerder terecht de (aldus verminderde) aanslag leges heeft gehandhaafd. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend, stellend dat de aanvraag aangemerkt had moeten worden als een conceptaanvraag en dat de gemeente maar beperkte werkzaamheden voor de behandeling van de vergunning heeft verricht. Verweerder beantwoordt bovengenoemde vraag bevestigend.
9. Voor de uitgebreide weergave van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
10. De rechtbank stelt het volgende voorop. Het belastbare feit voor de heffing van leges inzake een omgevingsvergunning is het in behandeling nemen van de aanvraag van die vergunning. De uitkomst van de aanvraagprocedure is in beginsel niet van belang, tenzij blijkt dat voor de desbetreffende activiteit geen vergunning benodigd is vanwege een vrijstelling. Indien sprake is van een dergelijke vrijstelling, dan behoeven er na afloop van de aanvraagprocedure geen leges te worden voldaan (vgl. Hoge Raad 22 december 2017, nr. 17/03326, ECLI:NL:HR:2017:3227, r.o. 2.2.3). Daarvan is in dit geval echter geen sprake. 11. Verder is het vaste jurisprudentie dat tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de ter zake van gemeentewege verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds geen rechtstreeks verband vereist is (vgl. Hoge Raad 14 augustus 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1943). 12. Voor zover eiseres aanvoert dat verweerder de aanvraag als een conceptaanvraag (waarvoor veel minder leges verschuldigd zouden zijn geweest) had moeten aanmerken is de rechtbank van oordeel dat uit de aanvraag met de bijgevoegde documentatie niet blijkt dat sprake is van een conceptaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag terecht kunnen aanmerken als een definitieve aanvraag.
13. Gelet op tekst en strekking van de aanvraag, heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor een project als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 van de Wabo, welk project bestaat uit het bouwen een bouwwerk (twee woningen). Gelet op het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onderdeel c, in samenhang met artikel 2.10, lid 2, van de Wabo, omvat het project waarvoor belanghebbende een omgevingsvergunning heeft aangevraagd echter ook het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Dit betekent dat eiseres ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag niet alleen de op grond van onderdeel 2.3.2 van de Tarieventabel berekende leges voor het bouwen van een bouwwerk verschuldigd is, maar ook de op grond van onderdeel 2.3.7 van de Tarieventabel berekende leges ter zake van het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, in dit geval bestaande uit een buitenplanse afwijking als bedoeld in onderdeel 2.3.7.3 van de Tarieventabel.
14. Eiseres heeft niet betwist dat de aanslag leges van € 5.933,10 voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 2.3.7.3 van de Tarieventabel bij de Legesverordening 2019 van de gemeenteraad van de gemeente Haarlemmermeer is berekend en dat op grond van hoofdstuk 10 Teruggaaf van de Tarieventabel geen recht op teruggave bestaat in geval van intrekking van de aanvraag.
15. Eiseres neemt echter het standpunt in dat, nu het college de omgevingsvergunning niet heeft verleend, verweerder ten onrechte voor de buitenplanse afwijking een bedrag van € 5.933,10 heeft geheven. In onderdeel 2.3.7.1 van de Tarieventabel staat immers dat het daar vermelde bedrag van € 5.933,10 wordt geheven indien artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2°, Wabo “wordt toegepast” en dat is, nu de omgevingsvergunning niet is verleend, niet gebeurd, aldus eiseres. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is eiseres ter zake van het in behandeling nemen van de door haar ingediende aanvraag (onder meer) de op de voet van onderdeel 2.3.7 berekende leges ter zake van het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, in dit geval bestaande uit een buitenplanse afwijking als bedoeld in onderdeel 2.3.7.3 van de Tarieventabel, verschuldigd. Dat in onderdeel 2.3.7.3 van de Tarieventabel staat dat het daar vermelde bedrag wordt geheven indien artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3°, Wabo ‘wordt toegepast’, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Anders dan eiseres meent, neemt het feit dat de omgevingsvergunning niet is verleend, niet weg dat door of vanwege het gemeentebestuur aan belanghebbende diensten zijn verleend, bestaande uit het in behandeling nemen en beoordelen van de aanvraag. Bij de beoordeling van de aanvraag heeft het college onder meer moeten onderzoeken of het project, waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd, zou leiden tot gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Gesteld noch gebleken is dat de kosten van de werkzaamheden die in het kader van het in behandeling nemen en beoordelen van de aanvraag zijn verricht of daarmee meer dan zijdelings samenhangen, niet op de gemeente hebben gedrukt.
16. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de Verordening en de Tarieventabel op voldoende duidelijke wijze inzicht in de belastingplicht, het belastbare feit en het tarief van de gevorderde leges. De aanslag is overeenkomstig het bepaalde in de Verordening en de Tarieventabel opgelegd.
17. Eiseres heeft verder nog betoogd dat ook van de heer [naam 3] (de koper van het onderhavige perceel) leges zijn geheven voor een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van één nieuw woonhuis op dit perceel, en dat dus onterecht twee maal leges in rekening worden gebracht. Deze grief stuit er op af dat van iedere aanvrager van een omgevingsvergunning leges mogen worden geheven, en dat bij brief van verweerder van 30 september 2019 ook eiseres is aangeboden haar aanvraag te wijzigen in een aanvraag voor één nieuw woonhuis. Dat zij daar om haar moverende redenen niet voor gekozen heeft en de aanvraag heeft ingetrokken, terwijl de heer [naam 3] op eigen naam een nieuwe aanvraag heeft ingediend, is een omstandigheid die in haar risicosfeer ligt, en betekent niet dat de aan haar opgelegde aanslag leges dient te vervallen.
18. Het vorenstaande betekent dat het beroep gegrond is (vanwege de vermindering van de leges bij besluit van 14 mei 2021).