ECLI:NL:RBNHO:2022:5919

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
9631775
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur in het kader van aanneming van werk met betrekking tot het bekleden van stoelen

In deze zaak heeft [eiseres], een bedrijf dat zich bezighoudt met de reparatie en stoffering van meubels, een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens het niet betalen van een factuur van € 125,- voor het bekleden van twee stoelen. De vordering is ingesteld op 30 december 2021, waarna [gedaagde] schriftelijk heeft geantwoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de factuur niet heeft betaald en dat er geen sprake was van een tekortkoming aan de zijde van [eiseres]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] niet bevoegd was om de overeenkomst te ontbinden, omdat de termijn voor het afwerken van de stoelen nog niet was verstreken. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de factuur, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat niet was aangetoond dat een kosteloze aanmaning had plaatsgevonden. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9631775 \ CV EXPL 22-274 (rvk)
Uitspraakdatum: 29 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres], h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende en kantoorhoudende te [plaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
in persoon procederend

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 30 december 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft een bedrijf in reparatie en stoffering van meubels.
2.2.
[gedaagde] is met [eiseres] overeengekomen dat [eiseres] tegen betaling voor [gedaagde] twee stoelen opnieuw zou bekleden.
2.3.
[eiseres] heeft op 28 oktober 2020 een factuur gezonden van € 125,-.
2.4.
[gedaagde] heeft deze factuur niet betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 165,00.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst gehouden is de factuur van € 125,- voor de geleverde diensten te voldoen.
3.3.
Ondanks betalingsverzoeken en aanmaningen is [gedaagde] niet overgegaan tot betaling, reden waarom [eiseres] naast de betaling van de factuur ook vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- vordert en de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [eiseres] een verkeerde tenaamstelling hanteert. Verder heeft [eiseres] na het ophalen van de stoelen gedurende lange tijd, meer dan vier maanden, niets van zich laten horen. Bij telefonische navraag heeft zij gezegd dat de stoelen binnen drie weken af zouden zijn, maar omdat vervolgens de stoelen binnen die termijn weer niet gereed waren, heeft [gedaagde] gezegd van de overeenkomst af te willen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter zal beginnen met de opmerking van [gedaagde] dat zijn naam op verschillende plaatsen in de processtukken, op de factuur en op diverse brieven verkeerd genoteerd staat. Er staat namelijk [xxx] , in plaats van [gedaagde] . De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] vindt dat dit onzorgvuldig overkomt, maar verbindt er in deze zaak geen gevolgen aan. [gedaagde] kon immers weten voor wie de post bestemd was en begrijpt blijkens zijn verweer ook wie er in de stukken bedoeld wordt met ‘ [xxx] ’, namelijk hij zelf.
5.2.
De overeenkomst tussen partijen betreft een overeenkomst van aanneming van werk. De aannemer ( [eiseres] ) is op grond van deze overeenkomst verplicht het overeengekomen werk tot stand te brengen en op te leveren. [gedaagde] als opdrachtgever dient de overeengekomen prijs te betalen. [gedaagde] heeft de factuur niet betaald en in deze procedure moet beoordeeld worden of [gedaagde] veroordeeld moet worden het bedrag van de factuur van € 125,- alsnog te betalen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en licht dat als volgt toe.
5.3.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] zo dat hij, omdat het allemaal te lang duurde, de overeenkomst heeft willen ontbinden. Het ontbinden van een overeenkomst is mogelijk als de andere partij tekort schiet in de nakoming van zijn prestatie en daarbij in verzuim is komen te verkeren. Tekortschieten kan er uit bestaan dat de prestatie uitblijft terwijl een termijn is afgesproken.
5.4.
De kantonrechter stelt vast, want [gedaagde] weerspreekt [eiseres] op dit punt niet, dat [eiseres] de stoelen op 3 augustus 2020 heeft opgehaald. Ook kan als onweersproken worden vastgesteld dat [gedaagde] in de week van 14 september 2020 heeft gebeld met [eiseres] met de vraag of de stoelen al gereed waren en dat [eiseres] in dat telefoongesprek tegen [gedaagde] heeft gezegd dat de stoelen nog niet af waren, maar dat zij binnen drie weken af zouden zijn. Uit de stukken blijkt niet dat [gedaagde] daar tegen heeft geprotesteerd, zodat hij geacht kan worden akkoord te zijn gegaan met een termijn van drie weken.
5.5.
[gedaagde] heeft vervolgens na enige tijd weer met [eiseres] gebeld en heeft toen gezegd dat hij ‘er van af wilde’ omdat de stoelen nog steeds niet klaar waren. [eiseres] stelt dat dit telefoongesprek plaatsvond in de week van 28 september 2020. [gedaagde] heeft geen datum genoemd, zodat uitgegaan wordt van de juistheid van de stelling van [eiseres] . Dat het hele traject meer dan vier maanden heeft geduurd is door [gedaagde] niet onderbouwd. Omdat de week van 28 september 2020 valt binnen de termijn van drie weken was er nog geen sprake van tekortschieten van [eiseres] . De bij conclusie van dupliek door [gedaagde] overgelegde Whatsapp-berichten van 3 oktober 2020 vallen ook binnen de termijn en maken het voorgaande dus niet anders.
5.6.
Dat leidt tot de conclusie dat [gedaagde] niet bevoegd was de overeenkomst te ontbinden. [eiseres] heeft dus recht op betaling van de factuur. De vordering van [eiseres] in hoofdsom zal worden toegewezen. De rente is niet betwist en eveneens toewijsbaar.
5.7.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat gesteld noch gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.
5.9.
Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 18,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 125,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 november 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 102,15
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 74,00
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 18,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter