ECLI:NL:RBNHO:2022:5922

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
9524904 CV EXPL 21-7444
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvorderingen tussen ex-echtgenoten met betrekking tot compensatie kinderopvangtoeslag en cryptocurrency

In deze bodemzaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, hebben ex-echtgenoten vorderingen tegen elkaar ingesteld. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.F.M. van Weegberg, vorderde een bedrag van € 15.000,- van de gedaagde, die werd bijgestaan door mr. M. Schildwacht en mr. O.W.J. van Noort. Dit bedrag vertegenwoordigt de helft van de compensatie kinderopvangtoeslag die de gedaagde heeft ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, aangezien de vorderingen niet meer dan € 25.000,- bedragen, wat binnen de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter valt.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde inderdaad € 15.000,- aan de eiser verschuldigd is, en heeft haar veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het herstelexploot. Daarnaast heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 111,61 aan de eiser, gerelateerd aan cryptocurrency, omdat de gedaagde haar rechten op een groter bedrag niet kon aantonen. Beide partijen zijn veroordeeld om hun eigen proceskosten te dragen, wat in lijn is met de redelijkheid gezien hun ex-echtelijke status.

De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de kantonrechter in civiele zaken met een beperkt bedrag en de noodzaak voor partijen om hun financiële verplichtingen na te komen, vooral in het kader van echtscheidingen en de verdeling van gemeenschappelijk vermogen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9524904 \ CV EXPL 21-7444
Uitspraakdatum: 6 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie/verweerder in reconventie in de hoofdzaak
verweerder in het incident
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.F.M. van Weegberg
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie/eiseres in reconventie in de hoofdzaak
eiseres in het incident
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigden: mr. M. Schildwacht en mr. O.W.J. van Noort
(toevoeging nr. [nummer] )
De zaak in het kort
Partijen – ex-echtgenoten – hebben vorderingen tegen elkaar ingesteld. De kantonrechter acht zich bevoegd van de zaak kennis te nemen. [gedaagde] wordt veroordeeld een bedrag van € 15.000,- aan [eiser] te betalen, zijnde de helft van de aan [gedaagde] uitgekeerde compensatie kinderopvangtoeslag van € 30.000,-. [eiser] wordt veroordeeld een bedrag van € 111,61 te betalen aan [gedaagde] betreffende cryptocurrency. Partijen dienen ieder de eigen proceskosten te dragen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 14 oktober 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. Op 19 oktober 2021 is een herstelexploot uitgebracht. Vervolgens heeft [gedaagde] een bevoegdheidsincident opgeworpen en schriftelijk geantwoord, waarbij zij een tegenvordering heeft ingediend.
1.2.
[eiser] heeft schriftelijk gereageerd in het incident en in de zaak van de tegenvordering.
1.3.
Op 2 juni 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft ter zitting een aanvullende productie overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 3 juni 2013 met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen.
2.2.
Bij beschikking van 7 april 2021 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het verzoek daartoe was bij de rechtbank ingekomen op 31 januari 2020.
2.3.
Op 29 april 2021 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.
2.4.
Bij brieven van 23 juni 2021 en 1 september 2021 van de directeur-generaal Toeslagen van het Ministerie van Financiën is aan [eiser] meegedeeld dat hij (toeslag)partner is van een ouder die gedupeerd is door de problemen met de kinderopvangtoeslag. Bij de brief van 23 juni 2021 is hem ook meegedeeld dat zijn partner
(kantonrechter: waarmee is bedoeld [gedaagde] )al geld heeft gekregen.
2.5.
[gedaagde] heeft wegens compensatie kinderopvangtoeslag € 30.000,- van het Ministerie van Financiën dan wel de Belastingdienst ontvangen.
2.6.
Tijdens het huwelijk van partijen heeft [eiser] cryptocurrency aangekocht.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat [eiser] recht heeft op een bedrag van € 15.000,-;
b. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van dat bedrag aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
c. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten (inclusief nakosten).
3.2.
[eiser] legt – kort weergegeven – het volgende aan de vordering ten grondslag.
3.3.
De problemen met de kinderopvangtoeslag dateren uit de huwelijkse periode van partijen vóór de ontbinding van de gemeenschap van goederen bij het verzoek tot echtscheiding. Partijen hebben tijdens het huwelijk samen geen kinderopvangtoeslag ontvangen, terwijl zij daar wel recht op hadden. Gelet op het toen bestaande fiscaal partnerschap en de gemeenschap van goederen, heeft [eiser] recht op de helft van het aan [gedaagde] uitgekeerde bedrag van € 30.000,-. Hoewel [eiser] [gedaagde] herhaaldelijk heeft verzocht € 15.000,- aan hem over te maken, heeft zij dat niet gedaan.
3.4.
[gedaagde] moet in de proceskosten worden veroordeeld, omdat de procedure niet nodig zou zijn geweest als zij het geld netjes verdeeld zou hebben toen [eiser] daar om vroeg.

4.Het bevoegdheidsincident

4.1.
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart van de zaak kennis te nemen en de zaak verwijst naar de civiele rechter.
4.2.
Zij voert daartoe aan dat de vordering van [eiser] er op neerkomt dat de compensatie kinderopvangtoeslag in de tussen partijen (ontbonden) huwelijksgemeenschap valt en dat deze tussen partijen moet worden verdeeld. Het is vaste rechtspraak dat de kantonrechter in verdelingszaken niet de absoluut bevoegde rechter is.
4.3.
[eiser] voert verweer. Volgens [eiser] is de kantonrechter in deze zaak wel degelijk de bevoegde rechter.

5.Het verweer tegen de vordering

5.1.
Voor het geval de kantonrechter zich wel bevoegd acht van de zaak kennis te nemen, voert [gedaagde] aan dat zij de vordering niet betwist, maar dat zij een betalingsregeling wenst te treffen van € 500,- per maand, subsidiair een door de kantonrechter vast te stellen betalingsregeling. [gedaagde] heeft namelijk wegens andere schulden niet meer de beschikking over het volledige bedrag, ook niet over het deel van € 15.000,- dat [eiser] toekomt. [gedaagde] heeft [eiser] al diverse keren om een betalingsregeling verzocht, maar hij is daarmee niet akkoord gegaan.
5.2.
De door [eiser] gevorderde proceskostenveroordeling moet worden afgewezen, gelet op het bepaalde in artikel 237 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6.De tegenvordering

6.1.
Voor het geval de kantonrechter zich bevoegd acht van de vordering van [eiser] kennis te nemen, vordert [gedaagde] dat de kantonrechter:
a. de in het bezit van [eiser] zijnde cryptocurrency tussen partijen verdeelt, inhoudende dat de cryptocurrency worden toegedeeld aan [eiser] onder betaling door [eiser] van de helft van de waarde van de cryptocurrency op het moment van de feitelijke verdeling, zijnde de datum van de uitspraak van de kantonrechter;
b. [eiser] veroordeelt volledige inzage te geven in zijn LiteBit account, zodat kan worden vastgesteld wat de omvang van de cryptocurrency is in het kader van de verdeling, waarbij de peildatum voor die omvang de datum is van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding (31 januari 2020);
c. de proceskosten compenseert, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
6.2.
[gedaagde] legt – kort weergegeven – het volgende aan haar tegenvordering ten grondslag.
6.3.
[eiser] is in het bezit van cryptocurrency die tot het huwelijkse vermogen behoren. Deze moeten tussen partijen worden verdeeld. [gedaagde] heeft [eiser] gevraagd wat de omvang van de cryptocurrency is geweest op het moment dat de gemeenschap is ontbonden. [eiser] heeft gedeeltelijk inzage gegeven door een aantal transacties te delen met [gedaagde] Dit is niet voldoende. [gedaagde] wenst volledige inzage. Zij heeft daarbij belang omdat hierdoor de omvang van de cryptocurrency komt vast te staan. Als peildatum voor de waardering van de cryptocurrency geldt de datum van de feitelijke verdeling, zijnde de datum van de uitspraak van de kantonrechter.

7.Het verweer tegen de tegenvordering

7.1.
[eiser] voert als verweer – samengevat – het volgende aan.
7.2.
Als [gedaagde] consequent is in haar standpunt, is de kantonrechter ook niet bevoegd om de verdeling van de waarde van de cryptocurrency te beoordelen. [eiser] kiest echter voor een praktische insteek.
7.3.
[eiser] heeft [gedaagde] al diverse keren benaderd om de waarde van de cryptocurrency te verdelen. [gedaagde] heeft pas via haar huidige advocaat hierom gevraagd en heeft over deze kwestie in de echtscheidingsprocedure nooit gerept.
7.4.
[eiser] heeft [gedaagde] wel degelijk volledig geïnformeerd over de omvang van de cryptocurrency. In 2018 zijn aankopen gedaan ter waarde van in totaal € 223,22. De verkoop heeft plaatsgevonden in 2021. De waarde bedroeg toen € 212,-. Het account staat op € 0,-. Uit de transacties valt de omvang op 31 januari 2020 af te leiden.
7.5.
[eiser] is bereid om [gedaagde] de helft van de aankoopwaarde of de helft van de verkoopwaarde van de cryptocurrency te voldoen.

8.De beoordeling

de bevoegdheid van de kantonrechter:
8.1.
De kantonrechter is van oordeel dat hij bevoegd is van de zaak kennis te nemen, zowel ten aanzien van de vordering als de tegenvordering. Ter zitting hebben partijen immers verklaard dat er geen verschil van mening (meer) is over de verdeling. [gedaagde] heeft erkend dat zij [eiser] de helft van het bedrag van € 30.000,- (€ 15.000,-) verschuldigd is. Ook heeft zij verklaard dat [eiser] haar, wat betreft de cryptocurrency, niet meer dan de helft van het bedrag van € 223,22 (€ 111,61) dient te voldoen, omdat zij haar rechten op het meerdere niet kan aantonen. Er is dus sprake van geldvorderingen met een beloop van niet meer dan € 25.000,- (de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter), zoals bedoeld in artikel 93 aanhef en onderdeel a Rv.
de vordering:
8.2.
De vordering van [eiser] is toewijsbaar, omdat [gedaagde] de verschuldigdheid van het gevorderde bedrag van € 15.000,- heeft erkend.
8.3.
Ook de wettelijke rente over dat bedrag is toewijsbaar en wel vanaf de datum van het herstelexploot (19 oktober 2021).
8.4.
Weliswaar heeft [gedaagde] om een betalingsregeling verzocht, maar [eiser] is daar niet mee akkoord gegaan en is daartoe ook niet verplicht. Het staat de kantonrechter niet vrij zelf een betalingsregeling te treffen.
de tegenvordering:
8.5.
[gedaagde] heeft ter zitting heeft verklaard genoegen te nemen met betaling door [eiser] van € 111,61 betreffende de cryptocurrency, omdat zij haar (beweerde) rechten op het meerdere niet kan aantonen. Hierom zal [eiser] tot betaling van dit bedrag worden veroordeeld en zal de tegenvordering voor het overige worden afgewezen.
de proceskosten (betreffende het incident, de vordering en de tegenvordering):
8.6.
Partijen zijn ex-echtgenoten. Daarom vindt de kantonrechter het redelijk om (overeenkomstig het bepaalde in artikel 237 lid 1 Rv) de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat zij ieder de eigen proceskosten dragen. De kantonrechter ziet in hetgeen [eiser] met betrekking tot de proceskosten heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding om anders te beslissen.

9.De beslissing

De kantonrechter:
in het bevoegdheidsincident
9.1.
verklaart zich bevoegd van de zaak kennis te nemen;
9.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
de vordering
9.3.
verklaart voor recht dat [eiser] recht heeft op een bedrag van € 15.000,-;
9.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van dat bedrag van € 15.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 oktober 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
9.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
9.6.
verklaart bovengenoemde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
9.7.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
9.8.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van € 111,61;
9.9.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
9.10 .
. verklaart bovengenoemde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
9.11 .
. wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter