ECLI:NL:RBNHO:2022:5941

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
C/15/314882 / HA ZA 21-185
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over schadevergoeding na ontbinding van overeenkomst voor levering van onderdelen voor ovens

In deze zaak vorderde 3Dealise B.V. schadevergoeding van ICE-BT B.V. na een ontbinding van hun overeenkomst over de levering van onderdelen voor ovens. 3Dealise stelde dat ICE de overeenkomst voortijdig had opgezegd, terwijl ICE betoogde dat 3Dealise in verzuim was geraakt door de onderdelen te laat te leveren. De rechtbank oordeelde dat er geen fatale termijn was afgesproken, maar dat 3Dealise wel in verzuim was geraakt omdat zij een redelijke termijn voor de levering had laten verstrijken. De vordering van 3Dealise werd afgewezen, terwijl de schadevergoeding van ICE deels werd toegewezen. De rechtbank concludeerde dat ICE de overeenkomst rechtsgeldig had ontbonden en dat 3Dealise aansprakelijk was voor de schade die ICE had geleden door de tekortkomingen van 3Dealise. De rechtbank wees de vorderingen van 3Dealise af en veroordeelde 3Dealise tot betaling van schadevergoeding aan ICE, alsook tot betaling van proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/314882 / HA ZA 21-185
Vonnis van 13 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
3DEALISE B.V.,
gevestigd te Goor,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W. Terpstra te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ICE-BT B.V.,
gevestigd te Nieuw-Vennep,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B. Parmentier te Haarlem.
Partijen zullen hierna 3Dealise en ICE genoemd worden.
De zaak in het kort
Partijen hadden een overeenkomst waarbij 3Dealise aan ICE onderdelen zou leveren voor door ICE te produceren ovens. 3Dealise vordert schadevergoeding omdat ICE de overeenkomst voortijdig heeft opgezegd. ICE vordert schadevergoeding omdat zij de overeenkomst heeft ontbonden omdat ICE de onderdelen te laat leverde en ICE die onderdelen elders heeft moeten laten maken. De rechtbank oordeelt dat partijen weliswaar geen fatale leveringstermijn waren overeengekomen, maar dat 3Dealise toch in verzuim is geraakt omdat zij een redelijke termijn voor het leveren van de resterende onderdelen heeft laten verlopen. De vordering van 3Dealise wordt daarom afgewezen en de schadevergoedingsvordering van ICE wordt deels toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 maart 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties;
  • het tussenvonnis van 10 november 2021;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
  • de op 1 juni 2022 gehouden mondelinge behandeling. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De advocaten van partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen en deze overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ICE produceert in opdracht industriële ovens. Voor een opdracht had ICE met spoed onderdelen nodig. 3Dealise houdt zich, onder meer, bezig met de productie van metalen onderdelen. Daarbij worden met zogenaamde 3D-technologie mallen gevormd in zand. In die mallen kunnen vervolgens de te produceren (metalen) onderdelen worden gegoten. Het gieten van die onderdelen doet 3Dealise niet zelf. Daarvoor huurt zij gieterijen in.
2.2.
Begin november 2019 zijn partijen met elkaar in contact gekomen over door 3Dealise te produceren onderdelen voor ICE. Op 12 november 2019 heeft 3Dealise een eerste offerte aan ICE gestuurd. Op verzoek van ICE heeft 3Dealise ook op 12 en 14 november 2019 nog offertes uitgebracht voor (andere) aan ICE te leveren onderdelen. Deze offertes vermelden steeds, onder meer, de volgende tekst:

Levertijd na opdracht en ontvangst van alle details
Zandvorm engineering : 1 werkweek
Zandprint : 1 werkweek
Onbewerkt gietstuk: 2 à 4 werkweken (4 à 6 voor staal)
Bij spoed graag bellen voor de actuele planning
2.3.
Op 27 november 2019 heeft ICE een bestelopdracht gedaan voor de levering van diverse onderdelen. Als leverdatum vermeldt de bestelopdracht 20 december 2019. De rechtbank zal deze bestelopdracht kortheidshalve aanduiden als de eerste bestelling. In de mail waarmee de bestelopdracht naar 3Dealise werd gestuurd, staat vermeld dat de volgende ochtend de bestelling nog zal worden doorgesproken “
om wederzijdse acties af te spreken”. Op 28 november 2019 heeft ICE nog tekeningen, die betrekking hadden op de onderdelen, naar 3Dealise gestuurd.
2.4. 3
Dealise heeft op of vóór 20 december 2019 geen onderdelen aan ICE geleverd.
2.5.
Op 3 januari 2020 is de heer [betrokkene 1] van ICE (hierna: [betrokkene 1]) bij 3Dealise op bezoek geweest en er is toen gesproken over de levering van de onderdelen uit de eerste bestelling.
2.6.
Op 9 januari 2020 heeft ICE een bestelopdracht aan 3Dealise gestuurd voor een hoeveelheid andere onderdelen. De rechtbank zal deze bestelopdracht kortheidshalve aanduiden als de tweede bestelling.
2.7.
In de daaropvolgende periode hebben partijen overleg gehad over de te leveren onderdelen uit de eerste bestelling.
In ieder geval vanaf 3 februari 2020 is ICE zich daarbij op het standpunt gaan stellen dat voor de eerste bestelling als uiterste leveringsdatum 20 december 2020 gold. In haar mail van 3 februari 2020 vroeg ICE ook om een schriftelijke bevestiging van 3Dealise dat de tweede bestelling zal worden uitgevoerd. 3Dealise reageerde nog dezelfde dag per mail en deelde mee dat zij nooit garanties geeft waar het gaat om leveringstermijnen. Waar het gaat om de tweede bestelling van ICE, deelde 3Dealise aan ICE mee dat zij die bestelling nooit heeft bevestigd. Partijen hebben daarna hun standpunt over en weer veelvuldig herhaald.
2.8.
Vanaf half februari 2020 is 3Dealise begonnen met het leveren van onderdelen die waren opgenomen in de eerste bestelling.
2.9.
Bij brief van 12 maart 2020 heeft ICE bij 3Dealise opnieuw geklaagd over de late levering van onderdelen. Samengevat stelt ICE aan 3Dealise voor per direct uit elkaar te gaan en de overeenkomsten (die zien op de eerste en de tweede bestelling) per direct te beëindigen. Voor het geval 3Dealise daartoe niet bereid is en meent alsnog aan de overeenkomst te kunnen voldoen, heeft ICE 3Dealise in gebreke gesteld en een termijn van twee weken gegeven om alle onderdelen alsnog te leveren. ICE deelde daarbij mee dat, indien 3Dealise daaraan niet voldoet, de overeenkomst zal worden ontbonden en de schade op 3Dealise zal worden verhaald.
2.10. 3
Dealise heeft vervolgens bij mail van 13 maart 2020 gereageerd. Zij wijst de verwijten van ICE van de hand. Over het ontbinden van de overeenkomst, deelt 3Dealise mee daarmee akkoord te zijn als ICE de reeds gemaakte en nog niet betaalde kosten vergoed. 3Dealise is ook bereid de overeenkomst voort te zetten op basis van de door 3Dealise op 21 februari 2021 afgegeven herziene leveringstermijnen. Tenslotte kan ICE ervoor kiezen de reeds geprinte mallen af te laten leveren bij een door ICE aan te wijzen gieterij, tegen de overeengekomen betalingscondities, aldus 3Dealise in haar mail.
2.11.
Harerzijds heeft ICE bij brief van 17 maart 2020 gereageerd en meegedeeld de overeenkomst als ontbonden te beschouwen, tenzij 3Dealise alsnog tijdig levert.
2.12.
Bij mail van 20 maart 2020 heeft 3Dealise ICE een aantal facturen tot een totaalbedrag van € 22.163,57 toegestuurd. Die facturen hebben, naar de rechtbank begrijpt, betrekking op betaling van reeds geproduceerde zandprints. ICE heeft die facturen niet betaald.
2.13.
Bij brief van 2 april 2020 heeft ICE de overeenkomst met 3Dealise (opnieuw) gedeeltelijk ontbonden en 3Dealise aansprakelijk gesteld voor geleden schade.

3.Het geschil

in conventie

3.1. 3
Dealise vordert samengevat - veroordeling van ICE tot betaling van:
- € 24.866,75 € 24.866,75 wegens nakoming van de overeenkomst bestaande uit het betalen van de onbetaalde facturen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente tot 7 april 2021 en buitengerechtelijke incassokosten;
- € 871,30 wegens schadevergoeding; en
- veroordeling van ICE in de proces- en nakosten.
3.2. 3
Dealise legt, verkort en zakelijk weergegeven, aan haar vordering ten grondslag dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen over het produceren en leveren van de onderdelen aan ICE. Die afspraken zijn vastgelegd in de opdrachtbevestiging voor de eerste bestelling die 3Dealise op 3 januari 2020 aan ICE heeft overhandigd. Een tweede bestelling heeft 3Dealise nooit geaccepteerd. Omdat ICE bij brief van 20 maart 2020 aan 3Dealise meedeelde de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden, terwijl daarvoor geen grond was, was het voor 3Dealise duidelijk dat ICE de overenkomst niet meer zou nakomen. 3Dealise heeft daarop de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden waar het gaat om de onderdelen die zij nog niet aan ICE had geleverd. Voor het werk dat wel al was uitgevoerd maar nog niet gefactureerd, dient ICE haar verplichtingen na te komen. Het gaat daarbij om het gefactureerde werk tot een bedrag van € 22.163,57. Over dat bedrag is ICE wettelijke handelsrente verschuldigd. Daarnaast vordert 3Dealise € 996,64 wegens buitengerechtelijke incassokosten en € 871,30 wegens gederfde winst ten gevolge van het niet-nakomen van de overeenkomst door ICE.
3.3.
ICE voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
ICE vordert, samengevat:
- voor recht te verklaren dat 3Dealise toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met ICE en dat de overeenkomst op juiste wijze en goede gronden is ontbonden;
- veroordeling van 3Dealise tot terugbetaling van € 34.068,63, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en kosten; en
- veroordeling van 3Dealise in de reeële proces- en nakosten, alsmede buitengerechtelijke kosten te ver,eerderen met wettelijke handelsrente.
3.6.
ICE legt, verkort en zakelijk weergegeven, aan haar vordering ten grondslag dat zij twee overeenkomsten met 3Dealise heeft gesloten. De eerste overeenkomst is tot stand gekomen op 27 november 2019 en daarbij gold als fatale levertermijn 20 december 2019. Die termijn heeft 3Dealise niet gehaald en zij is daarmee van rechtswege in verzuim geraakt. Op 9 januari 2020 is een tweede overeenkomst tot stand gekomen. Ondanks dat ICE 3Dealise ruimschoots de tijd heeft gegeven om ook na 20 december 2020 de onderdelen te leveren, is 3Dealise haar afspraken keer op keer niet nagekomen en is zij in verzuim geraakt. ICE was daarom gerechtigd de overeenkomsten te ontbinden. Een deel van de wel-geleverde onderdelen voldeed niet aan de daaraan te stellen eisen. Door de toerekenbare tekortkomingen van 3Dealise heeft ICE extra tijd moeten besteden en de niet-geleverde onderdelen elders moeten bestellen. De schade van ICE bedraagt € 34.068,63. Tenslotte maakt 3Dealise aanspraak op volledige vergoeding van de buitengerechtelijke en proceskosten. Subsidiair maakt 3Dealise aanspraak op € 1.155,68 wegens buitengerechtelijke incassokosten.
3.7. 3
Dealise voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De zaken in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2.
De vorderingen van partijen hebben in de kern betrekking op de afwikkeling van hun misgelopen handelsrelatie. Zij verwijten elkaar dat het is misgegaan. Volgens ICE was er een fatale leveringstermijn afgesproken en is 3Dealise die niet nagekomen. ICE vindt dat 3Dealise in verzuim is met de tijdige levering van onderdelen en zij vindt dat de wel geleverde onderdelen gebrekkig zijn. Het gaat daarbij, bovendien, om twee bestellingen/orders. Die van 27 november 2019 en een aanvullende bestelling van 9 januari 2020. Wegens de toerekenbare tekortkomingen van 3Dealise heeft ICE de overeenkomsten ontbonden en wil zij schadevergoeding.
3Dealise, daarentegen, betwist dat zij twee overeenkomsten met ICE heeft gesloten en heeft verder aangevoerd dat zij geen fatale leveringstermijn is overeengekomen. Dat doet 3Dealise nooit omdat zij voor de productie van onderdelen afhankelijk is van derden (o.a. de gieterijen waarmee zij samenwerkt). Het is juist ICE die haar verplichtingen uit de overeenkomst met 3Dealise niet is nagekomen. 3Dealise heeft de overeenkomst daarom (gedeeltelijk) ontbonden.
Is sprake van één of twee overeenkomsten?
4.3.
Voordat de rechtbank ingaat op het vraagstuk rond de ontbinding van de overeenkomst(en), moet zij de vraag beantwoorden of partijen één of twee overeenkomsten hebben gesloten. 3Dealise betwist immers het bestaan van een overeenkomst voor de tweede bestelling van ICE. Op de vraag wat partijen in de eerste overeenkomst zijn overeengekomen, komt de rechtbank hierna terug.
4.4.
Uit hetgeen ICE heeft aangevoerd blijkt niet dat partijen voor de tweede bestelling een overeenkomst hebben gesloten. Weliswaar staat vast dat ICE op 9 januari 2020 een tweede bestelling bij 3Dealise heeft gedaan, maar nergens blijkt uit dat 3Dealise die bestelling (het aanbod voor het aangaan van een overeenkomst) heeft aanvaard. Dat geen tweede overeenkomst is gesloten wordt ook bevestigd door het feit dat 3Dealise zich ook later, toen ICE vroeg of 3Dealise die tweede order zou gaan uitleveren, steeds op het standpunt stelde dat zij die order eerst nog moest bevestigen en dat zij dat (nog) niet had gedaan (zie ook hiervoor onder 2.7). Daartegen heeft ICE ook nooit concreet geprotesteerd. Voor zover ICE haar vorderingen grondt op het bestaan van een tweede overeenkomst met 3Dealise, liggen die voor afwijzing gereed. Aan bewijslevering komt de rechtbank niet toe.
Ontbinding van de overeenkomst
4.5.
Dan de ontbinding van de overeenkomst. Uit de stellingen van ICE kunnen twee momenten worden afgeleid waarop de overeenkomst tussen partijen volgens haar gedeeltelijk zou zijn ontbonden, te weten 17 maart 2020 en 2 april 2020. 3Dealise stelt daartegenover dat zij de overeenkomst op 20 maart 2020 zelf (gedeeltelijk) heeft ontbonden. De vraag is wie de overeenkomst heeft ontbonden en wanneer.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst te ontbinden. Dit is slechts anders als de tekortkoming deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Of ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd is, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval (HR 28 september 2018, ECLI:NL:2018:1810). Om een overeenkomst te kunnen ontbinden is vereist dat de wederpartij in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen. In deze zaak is immers niet gebleken dat nakoming door één van beide partijen tijdelijk of blijvend onmogelijk was. Om in verzuim te raken moet de schuldeiser de schuldenaar in gebreke stellen door haar schriftelijk een redelijke termijn te geven om alsnog haar verplichtingen na te komen. Geen ingebrekestelling hoeft plaats te vinden wanneer, voor zover hier relevant, (i) een voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt zonder dat de verbintenis is nagekomen, tenzij blijkt dat de termijn een andere strekking heeft of (ii) wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten.
Ontbinding van de overeenkomst door ICE
4.7.
De rechtbank zal eerst ingaan op de ontbinding van de overeenkomst door ICE, zoals genoemd in haar brief van 17 maart 2020 (zie hiervoor onder 2.11). ICE heeft de overeenkomst ontbonden omdat 3Dealise de bestelde onderdelen niet binnen de gestelde termijn heeft geleverd. Zoals hiervoor overwogen, moest 3Dealise in verzuim zijn voordat ICE de overeenkomst kon ontbinden. Om in verzuim te raken moest 3Dealise in beginsel in gebreke gesteld worden, maar een ingebrekestelling kan achterwegen blijven indien een fatale termijn voor de levering was afgesproken. Volgens ICE was dat het geval omdat partijen voor de order van 27 november 2019 als uiterste leveringsdatum 20 december 2019 hadden afgesproken, zoals ook in de bestelopdracht staat vermeld. Dat was ook mondeling met 3Dealise besproken, aldus ICE. 3Dealise betwist dat er een fatale termijn is afgesproken.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat de opdracht van ICE aan 3Dealise weliswaar 20 december 2019 als leveringsdatum vermeldt, maar daarmee staat nog niet vast dat dit ook voor partijen een fatale termijn was. Wellicht is al eerder concreet over die datum gesproken (3Dealise betwist dat), maar dat maakt nog niet dat dit een fatale termijn was. Op welke wijze partijen mondeling hebben afgesproken dat 20 december 219 een fatale termijn was, heeft ICE onvoldoende concreet gemaakt. Het ligt ook niet voor de hand dat 3Dealise heeft ingestemd met zo een krappe fatale leveringstermijn. Vast staat immers dat 3Dealise na het plaatsen van de order nog het nodige werk moest verrichten om de door ICE aangeleverde tekeningen van onderdelen te vertalen naar een bruikbare versie voor de 3D-printer. Bovendien hadden de eerder door 3Dealise gestuurde offertes betrekking op kleinere hoeveelheden onderdelen dan de hoeveelheden in de order van 27 november 2020. Verder vermelden die offertes globale termijnen voor zandvormengineering, zandprint en productie van de onderdelen. Voor zover ICE de datum 20 december 2019 baseerde op de termijnen die 3Dealise in haar offertes noemde (zie hiervoor onder 2.2), zijn die termijnen te globaal om daaruit een fatale leveringstermijn te kunnen afleiden.
4.9.
Daar komt nog bij dat [betrokkene 1] namens ICE tijdens de mondelinge behandeling verklaarde dat hij op 3 januari 2020 sprak met 3Dealise over de te leveren onderdelen en dat hij begrip had voor het feit dat die onderdelen toen nog niet geleverd waren.
De conclusie is dat 20 december 2019 geen fatale levertermijn voor de bestelling was. 3Dealise is dan ook niet op 20 december 2020 in verzuim geraakt.
4.10. 3
Dealise is wel in verzuim geraakt nadat ICE op 12 maart 2020 een ingebrekestelling aan 3Dealise stuurde (hiervoor onder 2.9). In die brief gaf ICE aan 3Dealise nog een termijn van twee weken om de bestelde onderdelen te leveren. Zo niet, dan zou de overeenkomst ontbonden worden. Vast staat dat 3Dealise de resterende onderdelen (van de eerste bestelling) niet alsnog aan ICE heeft geleverd binnen die termijn. Integendeel. 3Dealise deelde op 13 maart 2020 aan ICE mee dat zij de brief van ICE beschouwde als annulering en 3Dealise was slechts bereid te leveren volgens een eenzijdige door haarzelf opgestelde prognose.
4.11.
Anders dan 3Dealise betoogt, bevatte de brief van 12 maart 2020 wel een redelijke termijn om alsnog te leveren. 3Dealise heeft ook niet concreet gemaakt waarom zij niet in staat zou zijn de resterende onderdelen binnen die termijn van twee weken aan ICE te leveren. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in overweging:
  • Partijen waren vanaf begin november 2019 in overleg over de door 3Dealise te produceren onderdelen. Het betrof eerder door ICE gebruikte onderdelen en zij heeft bij haar offerteaanvragen technische tekeningen van de betreffende onderdelen meegestuurd.
  • Het was 3Dealise bekend dat ICE de onderdelen met (enige mate van) spoed nodig had.
  • De order is geplaatst op 27 november 2019.
  • Op 3 januari 2020 hebben 3Dealise en ICE gesproken over de voortgang van de order. Onbetwist heeft 3Dealise gesteld dat toen is afgesproken dat de test- en productiefase gelijktijdig zouden plaatsvinden en dat 3Dealise zo spoedig mogelijk met de productie van de onderdelen zou beginnen.
  • Op 9 januari 2020 vroeg [betrokkene 1] namens ICE aan [betrokkene 2] van 3Dealise of op maandag 13 januari 2020 de eerste zending onderdelen opgehaald kon worden. [betrokkene 2] antwoorde daarop dat die maandag niet zou lukken, maar de donderdag of vrijdag (= 16 of 17 januari 2020) wel en op 14 januari 2020 bevestigde [betrokkene 2] dat donderdag “alles” opgehaald kon worden (
  • Op donderdag 16 januari 2020 deelde [betrokkene 2] mee dat de onderdelen die dag toch niet opgehaald konden worden. Dit omdat [betrokkene 2] in de verkeerde planning had zitten kijken en zich had vergist (
  • Op dinsdag 21 januari 2020 deelde [betrokkene 2] aan ICE mee dat 3Dealise vanaf donderdag (23 januari 2020) zou gaan leveren. Levering heeft die donderdag niet plaatsgevonden (
  • Op 29 januari 2020 stuurt 3Dealise ICE een “
  • ICE reageerde daar op 29 januari 2020 met de mededeling dat die planning onacceptabel is en dat zij in plaats van de voorgestelde 8 stuks per onderdeel er minimaal 24 nodig heeft (
  • Op 30 januari 2020 hebben partijen telefonisch contact waarbij 3Dealise toezegt van elk onderdeel op zo kort mogelijke termijn 16 stuks te maken en zo snel mogelijk daarna een tweede batch van 16 stuks (
  • Op 3 februari 2020 vraagt ICE naar de planning van de te leveren onderdelen en deelt ICE mee de volgende dag langs te komen om de eerste 8 stuks van elk onderdeel op te halen. 3Dealise deelt daarop mee dat de eerste 8 stuks nog niet gereed zijn en zij verwijst naar de eerdere planning. Zij deelt verder aan ICE mee dat wegens onvoorziene problemen de eerdere planning niet gehaald gaat worden maar geen zicht te hebben op de nieuwe planning. (
  • Op 4 februari 2020 deelt ICE telefonisch aan 3Dealise mee hoe groot het probleem van ICE is door de late levering van de onderdelen (
  • Op 6 februari 2020 vraagt ICE per mail naar de planning voor het leveren van de onderdelen. Daarbij verwijst ze naar een mededeling van 3Dealise dat de eerste 8 stuks van de onderdelen (gietdelen) pas op woensdag 12 februari 2020 beschikbaar zouden zijn en dat nog onduidelijk is wanneer de volgende serie van 8 gietdelen geleverd wordt. Verder is onduidelijk wanneer de aluminium waaiers geleverd gaan worden. ICE vraagt in die mail nogmaals om een planning. In reactie hierop houdt 3Dealise slagen om de arm over de vraag of ze dit kan nakomen. Op 7 februari 2020 mailt 3Dealise aan ICE dat ze de tweede acht met voorrang zal behandelen (
  • Vanaf 13 februari 2020 is 3Dealise de eerste onderdelen aan ICE gaan uitleveren.
4.12.
Al deze omstandigheden bij elkaar nemend, is de rechtbank van oordeel dat de termijn van twee weken die ICE aan 3Dealise op 12 maart 2020 gaf, een redelijke termijn was. Dat 3Dealise voor de levering van de onderdelen afhankelijk was van anderen en dat zij meerdere orders heeft, waardoor leveringstermijnen altijd met een voorbehoud worden gegeven, doet daaraan niet af. 3Dealise verliest namelijk uit het oog dat ICE een kenbaar spoedeisende belang had bij bestelde onderdelen en haar eigen planning moest aanpassen aan de leveringstermijnen van 3Dealise. Daarbij komt dat 3Dealise ondanks het tijdverloop (i) qua aantallen en termijn steeds zeer terughoudend was met het geven van prognoses over de levering van onderdelen, (ii) 3Dealise meermalen is teruggekomen op gedane leveringstoezeggingen zonder concreet te maken wanneer wel tot (al dan niet volledige) levering zou worden gekomen en (iii) 3Dealise naar aanleiding van de (begrijpelijke) toenemende irritaties van ICE geen enkele blijk heeft gegeven van enig gevoel van urgentie om de order op korte termijn alsnog volledig uit te leveren. ICE had er daarom belang bij en recht op dat er een einde zou komen aan de voortslepende onzekerheid.
4.13.
Terecht wijst 3Dealise er op dat de gestelde termijn van twee weken nog niet was verstreken toen ICE de overeenkomst op 17 maart 2020 ontbond. 3Dealise verliest echter uit het oog dat ICE uit de mail van 13 maart 2020 van 3Dealise (zie hiervoor onder 2.10) mocht afleiden dat 3Dealise in de nakoming van de verbintenis zou tekortschieten. Het verzuim van 3Dealise was dus al op 13 maart 2020 ingetreden.
4.14.
De conclusie is dat ICE de overeenkomst met 3Dealise rechtsgeldig heeft ontbonden en wel per 17 maart 2020. Of 3Dealise nou wel of niet op 3 januari 2020 een opdrachtbevestiging voor de eerste bestelling aan [betrokkene 1] van ICE heeft meegegeven, kan in het midden blijven. Het bestaan van die eventuele opdrachtbevestiging (ICE betwist die ontvangen te hebben) doet namelijk niet af aan de verplichting die op 12 maart 2020 voor 3Dealise was ontstaan om de onderdelen binnen veertien dagen te leveren.
De vorderingen van 3Dealise
4.15.
Omdat ICE de overeenkomst met 3Dealise rechtsgeldig heeft ontbonden, was en is er voor haar geen verplichting de resterende onderdelen al dan niet gedeeltelijk af te nemen. Met andere woorden; ICE is niet (toerekenbaar) tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Er bestond voor 3Dealise dan ook geen grond om zelf de overeenkomst (gedeeltelijk) te ontbinden. Omdat 3Dealise niet gerechtigd was en is de overeenkomst met ICE te ontbinden en ICE ook overigens niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, heeft 3Dealise geen recht op enige vorm van schadevergoeding. De vorderingen van 3Dealise worden daarom afgewezen.
De vorderingen van ICE
4.16.
ICE vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat 3Dealise toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. ICE noemt daarvoor twee redenen. ICE was te laat met het leveren van onderdelen en de wel geleverde onderdelen zouden niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Hiervoor is al uitgelegd dat 3Dealise de onderdelen niet binnen de gestelde termijn heeft geleverd en dat dit een toerekenbare tekortkoming is in de nakoming van de verplichtingen van 3Dealise uit de overeenkomst. De verklaring voor recht is daarom ten aanzien van het eerste gedeelte toewijsbaar.
4.17.
Voor zover ICE wil dat de verklaring voor recht ook betrekking heeft op gebreken in de wel door 3Dealise geleverde onderdelen, is dat ten onrechte. In de eerste plaats heeft ICE onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom de betreffende onderdelen niet voldeden aan de daaraan te stellen eisen. Daarbij weegt mee dat ICE niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe die ondeugdelijkheid zich verhoudt tot de afspraak die partijen op 3 januari 2020 hebben gemaakt, inhoudende dat 3Dealise zou beginnen met het leveren van onderdelen voordat er eerst prototypen en/of proefgietingen gemaakt zouden worden. Dit om het productieproces te versnellen. Verder is niet gebleken dat 3Dealise op dit punt in verzuim is geraakt. ICE moest 3Dealise immers eerst in de gelegenheid stellen eventuele gebreken aan de onderdelen zelf te verhelpen, maar dat heeft zij niet gedaan. Dat een ingebrekestelling niet nodig was of geen zin had, heeft ICE niet aangevoerd.
4.18.
Daarnaast vordert ICE schadevergoeding. Zij noemt een aantal schadecomponenten met een totaalbedrag van € 34.068,63. Het betreft de volgende schadeposten:
€ 17.288,60 wegens meerprijs alternatieve levering stalen branderdelen (meerprijs alternatieve levering);
€ 1.990,03 wegens meerprijs alternatieve levering aluminium branderdelen;
€ 7.790,- wegens matrijskosten voor alternatieve levering;
€ 1.912,50 wegens het doorvoeren van projectaanpassingen i.v.m. andere leverancier;
€ 164,- wegens zinloos transport i.v.m. het niet gereed zijn van gietstukken;
€ 732,80 wegens onnodig geregelde mankracht i.v.m. niet gereed zijn van gietstukken;
€ 595,40 wegens onnodig geregelde mankracht i.v.m. niet gereed zijn van gietstukken;
€ 3.595,30 wegens extra bewerkingstijd i.v.m. afwijkende maatvoering onderdelen.
4.19.
Het is de rechtbank opgevallen dat ICE in haar conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie zeer uitvoerig is ingegaan op het verloop van de diverse contacten met 3Dealise en dat zij daarbij ook zeer uitvoerig de tussen partijen gevoerde correspondentie heeft weergegeven. Daar staat tegenover dat ICE het bestaan en de omvang van de diverse schadeposten maar heel summier heeft onderbouwd. Daarbij heeft zij vooral verwezen naar haar productie 20 met daarin een, de rechtbank neemt aan, door ICE zelf opgesteld schadeoverzicht en een aantal facturen waaruit die schade moet blijken. Ook tijdens de mondelinge behandeling is ICE niet of nauwelijks inhoudelijk op de schadeposten ingegaan. Dit terwijl het aan ICE is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij schade heeft geleden ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming van 3Dealise. Met dit in het achterhoofd, zal de rechtbank de diverse schadeposten bespreken.
a. € 17.288,60 wegens meerprijs alternatieve levering stalen branderdelen
4.20.
Omdat het de rechtbank niet duidelijk is op welke onderdelen deze schadepost betrekking heeft, heeft zij tijdens de mondelinge behandeling van de zaak ICE hiernaar gevraagd. Gebleken is dat deze schadepost betrekking heeft op de tweede bestelling. Zoals hiervoor overwogen, is er voor de tweede bestelling geen overeenkomst tot stand gekomen. 3Dealise kan daarom ook niet aansprakelijk zijn voor eventuele meerkosten omdat ICE de betreffende onderdelen elders heeft moeten bestellen. Deze schadepost wordt afgewezen.
b. € 1.990,03 wegens meerprijs alternatieve levering aluminium branderdelen
4.21.
Ook deze schadepost wordt afgewezen. Uit hetgeen ICE heeft aangevoerd, kan de rechtbank niet afleiden op welke onderdelen deze post betrekking heeft (de eerste of de tweede bestelling). Verder heeft ICE niet inzichtelijk gemaakt hoe zij is gekomen tot het schadebedrag, te weten het verschil tussen de inkooprijs bij 3Dealise en de uiteindelijk betaalde inkoopprijs voor de betreffende onderdelen.
c. € 7.790,- wegens matrijskosten voor alternatieve levering
4.22.
De rechtbank begrijpt uit de toelichting van ICE op deze schadepost dat zij, omdat zij de bij 3Dealise bestelde onderdelen elders moest laten maken, nieuwe matrijzen voor de onderdelen heeft moeten laten maken. Ter onderbouwing van deze schadepost heeft ICE een factuur van De Sweemer Precision Casting N.V. overgelegd ten bedrage van € 7.790,-.
4.23.
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost wel toewijsbaar is. Uit genoemde factuur blijkt dat het gaat om matrijzen voor de onderdelen ICE0180-1010, ICE0180-1020 en ICE0180-1100. Dat zijn onderdelen uit de eerste bestelling van ICE. Omdat 3Dealise heeft nagelaten die onderdelen tijdig te leveren en ICE de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden, was ICE genoodzaakt die onderdelen elders te bestellen. Omdat daarvoor, anders dan bij 3Dealise, wel matrijzen gemaakt moesten worden, komen de kosten voor het maken daarvan voor schadevergoeding in aanmerking. Indien 3Dealise niet tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, had ICE die kosten immers niet hoeven maken.
d. € 1.912,50 wegens het doorvoeren van projectaanpassingen i.v.m. andere leverancier
4.24.
De rechtbank neemt aan dat deze schadepost betrekking heeft op interne kosten van ICE in verband met het vinden van een nieuwe leverancier en de eventuele gevolgen daarvan voor het project waarin de betreffende onderdelen worden gebruikt. Op zich kunnen dergelijke kosten als zijnde schade worden vergoed. Daarvoor is wel vereist dat ICE inzichtelijk maakt waarom die kosten zijn gemaakt en hoe deze schadepost is opgebouwd. Dat heeft ICE niet gedaan. De rechtbank heeft daarover in de processtukken in ieder geval niets (begrijpelijks) kunnen vinden. Deze schadepost wordt afgewezen.
e. € 164,- wegens zinloos transport i.v.m. het niet gereed zijn van gietstukken
f. € 732,80 wegens onnodig geregelde mankracht i.v.m. niet gereed zijn van gietstukken
g. € 595,40 wegens onnodig geregelde mankracht i.v.m. niet gereed zijn van gietstukken
4.25.
De rechtbank bespreekt deze drie schadeposten gezamenlijk. Ook deze schadeposten heeft ICE niet of nauwelijks toegelicht. De rechtbank had de indruk dat deze posten (of een deel daarvan) betrekking hadden op een voorval op donderdag 16 januari 2020. 3Dealise had in de week daarvoor toegezegd dat ICE op die dag onderdelen bij 3Dealise kon ophalen. Op de dag dat ICE die onderdelen zou ophalen, 16 januari 2020, mailde [betrokkene 2] namens 3Dealise aan ICE dat ICE de onderdelen niet kon ophalen en dat [betrokkene 2] in de verkeerde planning had zitten kijken. [betrokkene 2] zegde verder toe dit te compenseren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank aan ICE voorgehouden dat zij het vermoeden had dat deze schadeposten op dit voorval betrekking hadden. ICE sprak dat tegen. Volgens haar hebben deze schadeposten betrekking op de ontbinding van de overeenkomst met 3Dealise. ICE heeft echter niet inzichtelijk gemaakt hoe deze schadeposten verband houden met de ontbinding van de overeenkomst. Ze worden daarom afgewezen.
h. € 3.595,30 wegens extra bewerkingstijd i.v.m. afwijkende maatvoering onderdelen
4.26.
Deze schadepost heeft betrekking op extra werk dat ICE heeft moeten doen omdat de wel-geleverde onderdelen gebreken vertoonden. Hiervoor onder 4.17 heeft de rechtbank al overwogen dat er geen grond is voor schadevergoeding wegens eventuele gebreken aan wel-geleverde onderdelen.
Conclusie
4.27.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van ICE tot schadevergoeding zoals geformuleerd onder a, b en d t/m h worden afgewezen.
4.28.
De door ICE onder II gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen. Daarnaast zal de rechtbank 3Dealise veroordelen tot betaling van € 7.790,- als schadevergoeding. Over dat bedrag is 3Dealise wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW) verschuldigd vanaf de datum van ontbinding van de overeenkomst, 17 maart 2020. Er is geen grond voor vergoeding van wettelijke handelsrente. De veroordeling betreft de betaling van een geldsom als schadevergoeding en ziet niet op de nakoming van een handelsovereenkomst.
4.29. 3
Dealise is tevens buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De rechtbank zal de buitengerechtelijke incassokosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 764,50, en voor het overige afwijzen. In hetgeen ICE heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van dit tarief. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW is toewijsbaar vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis. Ook hier is geen grond voor vergoeding van wettelijke handelsrente om de reden als genoemd onder 4.28.
4.30.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij moet 3Dealise de proceskosten dragen. Ook voor de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding voor vergoeding van de volledige proceskosten. De rechtbank gaat uit van het gebruikelijke liquidatietarief. Voor de kosten van de advocaat in de zaak in reconventie, zal de rechtbank aansluiten bij het tarief op basis van het toe te wijzen bedrag.
De kosten aan de zijde van ICE worden in conventie begroot op:
- griffierecht 2.076,00
- salaris advocaat
1.442,00(2 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 3.518,00
Wegens de samenhang met de zaak in conventie, worden de proceskosten in reconventie tot op heden begroot op € 239,- wegens salaris advocaat (1 punt x factor 0,5 x € 478,-).
De nakosten en wettelijke rente over de proceskosten zijn toewijsbaar als hierna te melden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt 3Dealise in de proceskosten, aan de zijde van ICE tot op heden begroot op € 3.518,00 (drieduizend vijfhonderdenachttien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
5.3.
verklaart voor recht dat 3Dealise toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met ICE en dat de overeenkomst op de juiste wijze en goede gronden is ontbonden,
5.4.
veroordeelt 3Dealise aan ICE te betalen een bedrag van € 8.554,50 (achtduizendvijfhonderdvierenvijftig euro en vijftig eurocent),
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 7.790,00 met ingang van 17 maart 2020 en
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 764,50 vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis,
telkens tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt 3Dealise in de proceskosten, aan de zijde van ICE tot op heden begroot op € 239,00 (tweehonderdnegenendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt 3Dealise in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat 3Dealise niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.7.
verklaart dit vonnis voor de onderdelen 5.2, 5.4. 5.5 en 5.6 uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: JG