ECLI:NL:RBNHO:2022:5946

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
9436499 \ CV EXPL 21-6207
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een vennootschap gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen de vervoerder Air Europa Lineas Aereas S.A. vanwege een vertraging van meer dan drie uur van een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Madrid Barajas op 1 september 2019. De passagiers hebben hun vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp, die compensatie heeft gevorderd op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft betwist dat zij aansprakelijk is, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een storing in de computersystemen van de Franse luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming. De vervoerder diende aan te tonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de vertraging volledig het gevolg was van de computerstoring. Hierdoor kon de kantonrechter niet concluderen dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de compensatie.

De vordering van AirHelp tot betaling van € 1.250,00 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan AirHelp, omdat de vervoerder ongelijk kreeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9436499 \ CV EXPL 21-6207
Uitspraakdatum: 6 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air Europa Lineas Aereas S.A.
gevestigd te Balearen (Schiphol)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. N. Bekri

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 27 augustus 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Madrid Barajas Airport, Madrid (Spanje) op 1 september 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben hun gepretendeerde vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. De voorafgaande vlucht vanuit Madrid naar Amsterdam is vanwege problemen in de computers en communicatiesystemen van de Franse luchtverkeersleiding met vertraging uitgevoerd. Hierdoor kon de vlucht niet op het geplande tijdstip worden uitgevoerd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat op 1 september 2019 sprake was van een storing in de computersystemen van de Franse luchtverkeersleiding, hetgeen ook niet door Airhelp wordt betwist. Anders dan Airhelp is de kantonrechter van oordeel dat een storing in het computersysteem van de Franse luchtverkeersleiding een buitengewone omstandigheid kan vormen. Tegenover de stelling van Airhelp dat uit de overgelegde stukken niet duidelijk wordt of de vertraging het gevolg is van de storing dan wel een andere oorzaak aan de vertraging ten grondslag ligt heeft de vervoerder echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraging van de passagiers (volledig) het gevolg is van de computerstoring. Uit de overgelegde stukken kan niet worden opgemaakt dat alle vluchten door de storing zijn gehinderd. In het bericht van Eurocontrol staat immers dat sprake is van een capaciteitsrestrictie. De vervoerder heeft weliswaar een intern stuk overgelegd, genaamd ‘certificate’, waarin de vervoerder zelf aangeeft wat de reden is geweest van de vertraging, maar er zijn geen vluchtrapporten overgelegd. In het certificate is bovendien opgenomen dat ATC restricties zijn opgelegd aan de voorafgaande vlucht, maar ook deze zijn niet overgelegd. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om, gelet op de betwisting van Airhelp, voldoende gegevens en onderbouwing daarvan te verstrekken opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen. De vervoerder heeft dit onvoldoende gedaan, waardoor de kantonrechter niet kan beoordelen of de vertraging (volledig) het gevolg is geweest van de computerstoring. De vervoerder is dan ook niet in is geslaagd om aan te tonen dat de vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5, lid 3, van de Verordening. De kantonrechter komt derhalve niet toe aan de beoordeling van de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
5.5.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
5.6.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. Airhelp heeft wettelijke rente gevorderd met ingang “vanaf datum vlucht”. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 1 september 2019, zijnde de datum waarop de vlucht met vertraging op de eindbestemming is aangekomen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 1.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 september 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 507,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter