Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9168216 \ CV EXPL 21-2684
Uitspraakdatum: 6 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Airhelp GmbH
Airhelp GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.gevestigd te Ankara (Turkije)
Turk Havayollari A.O.gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir
1.Het procesverloop
1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 7 juli 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Airhelp heeft hierna nog een akte genomen.
2.De feiten
2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport (Turkije) naar Suvarnabhumi Airport Bangkok (Thailand) op 3 mei 2019, hierna: de vlucht.
3.De vordering en het verweer
3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
- € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is Airhelp te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat het op de weg van Airhelp had gelegen om de vervoerder een (juiste) aanmaning namens de (juiste) eisende partij te sturen voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. Het belang van de stelling dat de vervoerder niet heeft gereageerd op de ‘letter before action’ van 20 mei 2019 verzonden namens zowel Airhelp Limited als de passagier, voor de eerdere procedure, zodat geen sprake kan zijn van rauwelijks dagvaarden ontgaat de kantonrechter. Dat in een eerdere procedure is geconcludeerd dat niet de passagier maar Airhelp Limited over het vermeende vorderingsrecht beschikt maakt dan ook niet dat Airhelp geen aanmaning meer hoeft te versturen. Met name omdat tussen partijen eerder in discussie is geweest welke partij (de passagier of Airhelp Limited) over het vermeende vorderingsrecht beschikt en het vermeende vorderingsrecht nu blijkbaar bij een derde partij ligt, te weten Airhelp. Airhelp heeft door haar werkwijze en proceshouding de vervoerder niet in de gelegenheid gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen. Naar het oordeel van de kantonrechter is er dan ook gelet op deze proceshouding, waarbij Airhelp op geen enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, sprake van rauwelijks dagvaarden. Dit kan echter niet tot afwijzing van de hoofdsom leiden, maar eventueel gevolgen met zich meebrengen voor de toe te wijzen proceskosten.
4.3.
Op grond van de Verordening en bijbehorende jurisprudentie hebben passagiers recht op compensatie indien hun vlucht is geannuleerd of indien zij met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Airhelp beroept zich op het rechtsgevolg van de gestelde vertraging bij aankomst op de eindbestemming. Dit betekent dat zij ingevolge artikel 150 Rv daarvan de stelplicht en bewijslast draagt. Het Hof Amsterdam (3 november 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2942) heeft daarbij overwogen dat Airhelp voldoende concrete aanknopingspunten dient te verstrekken omtrent de gestelde vertraging, zodat de vervoerder daartegen kan verweren. In elk geval dient het tijdstip van vertrek vanaf de luchthaven van vertrek alsmede het tijdstip van aankomst op de eindbestemming vermeld te worden, zo mogelijk onder overlegging van relevante bewijsmiddelen (zoals schriftelijke verklaringen van de passagiers of getuigen en de boarding pass). Airhelp stelt in de dagvaarding dat de vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Istanbul vertraging heeft opgelopen waardoor de passagier de aansluitende vlucht naar de eindbestemming heeft gemist. Zij stelt verder dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat hij de passagier een alternatieve vlucht heeft geboden zodat de passagier alsnog tijdig is gearriveerd op de eindbestemming. Niet gesteld is dat de vertraging op de eindbestemming meer dan drie uur bedraagt, hetgeen is vereist. De vordering tot betaling van compensatie wordt dan ook op grond hiervan afgewezen.
4.4.
De proceskosten komen conform het liquidatietarief voor rekening van Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt.
5.De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter