ECLI:NL:RBNHO:2022:6005

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
9784887 \ CV EXPL 22-1640
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor schilderwerk met geschil over kwaliteit en uitvoering

In deze zaak vordert eiser betaling van facturen voor schilderwerk dat hij heeft uitgevoerd in opdracht van gedaagde. Gedaagde is ontevreden over de kwaliteit van het werk en heeft haar betaling opgeschort totdat eiser de werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde slechts een beperkt bedrag van € 300,00 mag opschorten van het totale factuurbedrag van € 4.483,85. De rechter stelt vast dat eiser niet alle werkzaamheden heeft uitgevoerd, met name aan het balkon, maar dat het bedrag dat gedaagde mag opschorten in verhouding moet staan tot de tekortkoming. De kantonrechter wijst de vordering van eiser grotendeels toe, met uitzondering van het op te schorten bedrag, en veroordeelt gedaagde tot betaling van € 4.727,24, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een redelijke verhouding tussen de opschorting en de wanprestatie van de wederpartij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9784887 \ CV EXPL 22-1640 WD
Uitspraakdatum: 20 juli 2022 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] ,handelend onder de naam
[bedrijfsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
verder te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: K.W.A. van der Meer
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
De zaak in het kort[eiser] vordert betaling van facturen voor uitgevoerd schilderwerk. [gedaagde] is niet tevreden over het uitgevoerde schilderwerk en schort haar betaling op tot het moment dat [eiser] de werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd. De kantonrechter is van oordeel dat het [gedaagde] slechts een beperkt deel (€ 300,00) van het openstaande factuurbedrag
(€ 4.483,85) mag opschorten en de rest moet betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 28 maart 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 4 juli 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brief van 17 juni 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] schilderwerkzaamheden uitgevoerd aan het aan [gedaagde] toebehorende woonhuis. De overeenkomst is gesloten op basis van een door [eiser] opgestelde offerte. Het geoffreerde bedrag is € 5.842,40 voor buitenwerk en
€ 3.300,00 voor binnenwerk. De offerte bevat de volgende passage:
“Schilderwerk : (…)afschilderen in bestaande kleurstelling”.
2.2.
[eiser] heeft door middel van verschillende facturen de geoffreerde bedragen bij [gedaagde] in rekening gebracht. Voor het binnenwerk is één factuur verzonden. Het buitenwerk is in termijnen gefactureerd. De eindnota voor het buitenwerk bedraagt
€ 1.183,85. Deze eindnota bevat onder de noemer:
“minderwerk: balkon”een creditpost van € 250,00 exclusief 9% btw.
2.3.
[gedaagde] heeft de eindnota voor het buitenwerk van € 1.183,85 niet betaald. Het voor het binnenwerk in rekening gebrachte bedrag van € 3.300,00 heeft zij evenmin betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een factuurbedrag van € 4.483,85, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[eiser] voert daartoe, kort gezegd, aan dat [gedaagde] dient te betalen voor de in haar opdracht uitgevoerde schilderwerkzaamheden. [gedaagde] weigert tot betaling over te gaan. Vanwege de wanbetaling dient zij de door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke kosten en verschuldigde rente te vergoeden.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] voert verweer op, kort gezegd, de navolgende gronden. Het uitgevoerde schilderwerk beantwoordt niet aan de overeenkomst. De kwaliteit van het werk is onvoldoende. Daarnaast is een gedeelte van het aangenomen (schilder)werk niet uitgevoerd. [gedaagde] wenst dat [eiser] alsnog de overeenkomst helemaal nakomt en alle opgedragen werkzaamheden naar behoren uitvoert, eventueel na consultatie van een in overleg aan te wijzen deskundige. In afwachting daarop schort [gedaagde] haar betaling op.

5.De beoordeling

5.1.
Deze zaak draait om de vraag of [gedaagde] moet betalen voor de door [eiser] in haar opdracht uitgevoerde schilderwerkzaamheden. De hoogte van het in rekening gebrachte bedrag is op zichzelf niet in geschil. Het verweer van [gedaagde] ziet met name op de wijze waarop [eiser] de werkzaamheden heeft uitgevoerd en de kwaliteit van het resultaat. De kantonrechter zal het verweer bespreken en daarbij eerst ingaan op het buitenwerk en daarna op het binnenwerk.
het buitenwerk
5.2.
Ter zitting heeft [gedaagde] desgevraagd bevestigd dat de enige reden dat zij het voor het buitenwerk in rekening gebrachte bedrag nog niet betaalt, is gelegen in het feit dat [eiser] de opgedragen werkzaamheden aan het balkon aan de noordzijde van de woning niet uitvoert. Het beroep op opschorting wordt niet (ook niet voor een deel) gegrond op de aanmerkingen die [gedaagde] heeft over de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden aan de daklijst en aan de deur van de fietsenschuur. Wat [gedaagde] hierover heeft aangevoerd, hoeft daarom niet te worden besproken.
5.3.
Over het balkon aan de noordzijde van de woning wordt als volgt overwogen. Vast staat dat het reinigen en behandelen van het balkon tot de aan [eiser] opgedragen werkzaamheden behoort. In de offerte is hierover het volgende opgenomen:
“Balkon achterzijde wordt hogedruk gereinigd vloerdelen worden in de vloerolie gezet en balkon hek wordt na voorbehandeling 2 maal geschilderd (…).”Ook staat vast dat [eiser] deze werkzaamheden niet heeft uitgevoerd, althans niet heeft voltooid.
5.4.
[eiser] heeft hierover aangevoerd dat tijdens het reinigen van de vloerdelen van het balkon bleek dat het houtwerk van het balkonhek te slecht was om te schilderen en dat het houtwerk niet droogde. Hierom heeft [eiser] de opgedragen werkzaamheden aan het balkon niet voltooid, [gedaagde] hiervan op de hoogte gebracht en een bedrag van € 250,00 exclusief btw op de aanneemsom in mindering gebracht. Dit bedrag is redelijk. De werkzaamheden die [eiser] niet heeft uitgevoerd betreffen het schuren en tweemaal overschilderen à 4 uur werk tegen een uurtarief van € 50,00 en € 50,00 aan materiaal, dit alles aldus [eiser] .
5.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor zover [gedaagde] nog steeds aanspraak heeft op voltooiing van de werkzaamheden aan het betreffende balkon, hetgeen in geschil is en in het middel wordt gelaten, komt aan [gedaagde] een recht op opschorting toe. Dit recht is echter niet onbeperkt en de uitoefening daarvan moet voldoen aan de eisen van de redelijkheid en billijkheid. Concreet betekent dit laatste dat het bedrag waarvan [gedaagde] de betaling opschort in verhouding moet staan met de (omvang van de) wanprestatie van de wederpartij. [eiser] heeft gemotiveerd gesteld dat aan de door hem niet verrichte prestatie een (factuur)bedrag van € 250,00 (de kantonrechter begrijpt: exclusief btw) is verbonden. Omdat [gedaagde] hierop niet inhoudelijk heeft gereageerd en niets heeft aangevoerd op grond waarvan aan de redelijkheid van dit bedrag zou moeten worden getwijfeld, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van dit bedrag. Dit brengt mee dat het op te schorten bedrag in dit geval maximaal € 250,00 exclusief btw bedraagt. Dit bedrag komt overeen met de korting die [eiser] heeft doorberekend op de voor het buitenwerk opgestelde factuur. Het (eventueel) op te schorten bedrag zit al verdisconteerd in het in rekening gebrachte bedrag van € 1.183,85. [gedaagde] is betaling van dit bedrag dan ook verschuldigd.
binnenwerk/ kleur van de kozijnen
5.6.
De klacht van [gedaagde] komt er concreet op neer dat er kleurverschil is tussen de door [eiser] geschilderde kozijnen en ramen en de niet door [eiser] geschilderde interieurdelen. Partijen hebben echter afgesproken dat aangesloten zou worden bij de bestaande kleurstelling. [eiser] heeft, gelet op het kleurverschil, hieraan niet voldaan, aldus [gedaagde] . [eiser] betwist te zijn tekortgeschoten.
5.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Gebleken is dat [gedaagde] niet het gehele binnenwerk door [eiser] heeft laten schilderen, maar slechts een deel daarvan. Voorts is gebleken dat het oude verfwerk er al jarenlang op zit en dat dit oude verfwerk in de loop der tijd enigszins is vergeeld, zij het niet overal in gelijke mate. Dit laatste is ter zitting door [eiser] gemotiveerd naar voren gebracht en door [gedaagde] niet weersproken.
Gelet op deze omstandigheden heeft [gedaagde] het volledig ontbreken van (enig) kleurverschil redelijkerwijs niet mogen verwachten. Van een volledig identieke kleur hoefde dus geen sprake te zijn. De enkele aanwezigheid van kleurverschil leidt daarom niet per se tot de vaststelling van een tekortkoming. Van een tekortkoming is slechts sprake bij aanwezigheid van een onaanvaardbaar groot kleurverschil.
5.8.
Het is aan [gedaagde] om te stellen en deugdelijk te onderbouwen dat hiervan sprake is. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] dit niet gedaan.
Het fotomateriaal dat [gedaagde] ter onderbouwing van de gestelde tekortkoming heeft overgelegd, is niet representatief voor de huidige situatie. Ter zitting is namelijk onweersproken door [eiser] aangevoerd dat [eiser] nadat de betreffende foto’s zijn genomen het werk heeft overgedaan op verlangen van [gedaagde] . Dit alles blijkt niet uit de inhoud van de conclusie van antwoord (het schriftelijk verweer) waarin [gedaagde] expliciet naar deze foto’s verwijst. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] hierdoor bewust of onbewust een verkeerde voorstelling van zaken heeft geschetst. Fotomateriaal van recentere datum is niet overgelegd. Enig ander (objectief) bewijsmateriaal - bijvoorbeeld een deskundigenrapportage - waaruit de onaanvaardbaarheid van het kleurverschil zou kunnen worden afgeleid, is evenmin overgelegd. [gedaagde] heeft weliswaar bij [eiser] aangedrongen op inschakeling van een deskundige, maar gelet op de weigering daartoe van [eiser] , lag het op de weg van [gedaagde] om in die situatie zelf een deskundige in te schakelen om haar stellingen te onderbouwen. Dat zij dat niet heeft gedaan, komt voor haar rekening en risico. De kantonrechter ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
5.9.
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat [eiser] op dit onderdeel tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst. In zoverre is het door [gedaagde] gevoerde beroep op opschorting ongegrond.
afbladderende verf bij de dakramen
5.10.
Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat zij medio april 2021 heeft geconstateerd dat de verf bij de dakramen afbladderde, maar dat zij dit niet eerder dan in februari 2022 bij [eiser] heeft gemeld. Met [eiser] is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om een tekortkoming binnen een redelijke termijn te melden [1] . Hierdoor is aan [eiser] de mogelijkheid ontnomen om onderzoek naar de oorzaak te doen. Dit onderzoek is geboden, omdat, zoals [eiser] ter zitting onweersproken heeft gesteld, de door [gedaagde] geconstateerde problemen het gevolg kunnen zijn van schimmelvorming die is veroorzaakt door onvoldoende ventilatie. Aldus is [eiser] door de verlate klacht van [gedaagde] in zijn belangen geschaad. Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] zich niet met succes kan beroepen op deze gestelde tekortkoming. Dat [gedaagde] haar klacht aanvankelijk achterwege heeft gelaten, omdat partijen al in discussie waren over het verrichte werk en de betaling van de facturen, doet aan het voorgaande niet af en leidt niet tot een ander oordeel.
de klosjes
5.11.
Gebleken is dat [eiser] de klosjes ten onrechte niet heeft meegeschilderd. Dit moet alsnog gebeuren en zolang [eiser] hiervoor niet zorgt, komt [gedaagde] een recht op opschorting toe.
de raamsteunen
5.12.
Niet in geschil is dat [eiser] gehouden is de raamsteunen deugdelijk terug te plaatsen. [eiser] brengt hier tegenin dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om dit te herstellen. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. [eiser] heeft niet concreet gesteld dat hij zich jegens [gedaagde] bereid heeft verklaard om de raamsteunen terug te plaatsen en dat [gedaagde] dit vervolgens heeft belet. De raamsteunen moeten alsnog worden teruggeplaatst en zolang [eiser] hiervoor niet zorgt, komt [gedaagde] een recht op opschorting toe.
5.13.
Overige punten zoals genoemd in het verweer en blijkende uit de foto’s, zijn zoals ter zitting gebleken al hersteld. Hierin bestaat geen reden tot opschorting.
conclusie
5.14.
[gedaagde] komt enkel ter zake de klosjes en de raamsteunen een recht op opschorting toe. Hiervoor [2] is al overwogen dat het bedrag waarvan [gedaagde] de betaling opschort in verhouding moet staan met de (omvang van de) wanprestatie van de wederpartij. De hoogte van het thans door [gedaagde] opgeschorte bedrag acht de kantonrechter disproportioneel. Gelet op de omvang van de tekortkoming is de kantonrechter van oordeel dat aan [eiser] een recht toekomt om in totaal een bedrag van € 300,00 van de factuur voor het binnenwerk op te schorten. Voor het overige is het gevoerde opschortingsverweer ongegrond.
5.15.
Met laatstgenoemd bedrag dient het gevorderde factuurbedrag van € 4.483,85 te worden verminderd. Na deze vermindering resteert een toewijsbaar factuurbedrag van
€ 4.183,85. Dit bedrag ligt voor toewijzing gereed.
5.16.
[eiser] maakt aanspraak op betaling van wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de verzuimdatum. [eiser] heeft echter geen concrete verzuimdatum gesteld. De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen vanaf de dag der dagvaarding.
5.17.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe de gedaagde partij zal worden veroordeeld. De buitengerechtelijke kosten zijn daarmee toewijsbaar tot € 543,39.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat [eiser] in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.18.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen als na te melden.
5.19.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde vergoeding van nakosten is toewijsbaar als na te melden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 4.727,24, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 28 maart 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 107,22
griffierecht € 244,00
salaris gemachtigde € 498,00 ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie artikel 6: 89 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Zie r.o. 5.5.