ECLI:NL:RBNHO:2022:6008

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
9266524
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Transavia Airlines C.V., wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Dubai naar Amsterdam op 8 januari 2020. De passagiers vorderden een bedrag van € 250,00, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een raketaanval vanuit Iran op een Amerikaanse basis in Irak, die leidde tot een no-fly zone over delen van het luchtruim.

De kantonrechter oordeelde dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming waren aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen, zoals politieke onstabiliteit en veiligheidsproblemen in het Midden-Oosten. De rechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken en dat de passagiers niet hadden aangetoond dat er snellere alternatieve vluchten beschikbaar waren.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 8 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9266524 \ CV EXPL 21-3821
Uitspraakdatum: 8 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1] , wonende te [plaats 1]

2.
[eiser 2] ,wonende te [plaats 2]
3.
[eiser 3] ,wonende te [plaats 3] ,
4.
[eiser 4] ,
5.
[eiser 5] ,beiden wonende te [plaats 4]
6.
[eiser 6] ,wonende te [plaats 5]
7.
[eiser 7] ,
8.
[eiser 8] ,beiden wonende te [plaats 6]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
procesgemachtigde: Verdex B.V.
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 25 mei 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Dubai International Airport (Verenigde Arabische Emiraten) naar Amsterdam Schiphol Airport op (de kantonrechter begrijpt) 8 januari 2020, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per persoon. Zij vorderen echter slechts een totaalbedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. De vlucht in kwestie zou een route vliegen over Saudi-Arabië met een tussenlanding op Boergas (Bulgarije). Door de gedeeltelijke sluiting van het luchtruim was het toestel echter genoodzaakt om een alternatieve, langere vliegroute te volgen. De vertraging is derhalve het gevolg van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In overweging 14 van de considerans bij de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht in kwestie (HV6902 van Dubai naar Amsterdam) onderdeel uitmaakt van de rotatie Amsterdam – Dubai – Amsterdam. Zowel de direct voorafgaande vlucht (HV6901) als de vlucht in kwestie hebben vertraging opgelopen wegens vliegveiligheidsproblemen op de route, aldus de vervoerder.
5.3.
Als onbetwist staat vast dat op 7 januari 2020 tussen 22:30 en 23:48 uur UTC raketten zijn afgevuurd vanuit Iran met als doelwit een Amerikaanse basis in Irak. Naar aanleiding van een risicoanalyse door KLM is vervolgens de beslissing genomen om vanwege veiligheidsredenen niet te vliegen over delen van het luchtruim. Vlucht HV6901 en HV6902 waren hierdoor genoodzaakt om hun vliegroute te wijzigen. Nu niet is betwist dat het vliegen van de oorspronkelijke vliegroute wegens de situatie in het Midden-Oosten niet veilig was, kan de conclusie naar het oordeel van de kantonrechter niet anders luiden dan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van de Verordening.
5.4.
De no-fly zone heeft gevolgen gehad voor zowel vlucht HV6901 als vlucht HV6902. Beide vluchten hebben hun route moeten wijzigen. De vertraagde aankomst van vlucht HV6901 wegens voornoemde buitengewone omstandigheden werkt door op het tweede deel van de rotatie, vlucht HV6902.
5.5.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers stellen dat de vervoerder al op 7 januari 2020 op de hoogte was van de situatie in het Midden-Oosten. Volgens de passagiers had de vervoerder dan ook genoeg tijd om te anticiperen op de mogelijke vertraging van vluchten. De kantonrechter overweegt dat de vluchtrotatie HV6901/2 zou aanvangen op 8 januari 2020 vanaf 05:30 uur UTC. Het incident in het luchtruim deed zich voor op 7 januari 2020 tussen 22:30 en 23:48 uur UTC. De kantonrechter volgt de vervoerder in zijn standpunt dat het gezien het korte tijdsbestek meer dan logisch is dat de vervoerder niet eerder dan 08:00 uur UTC (vlak na het ontvangen van het ‘
security advice’ om 07:30 uur UTC) heeft kunnen besluiten om een andere route te vliegen. De vervoerder heeft vervolgens de beslissing genomen om over Athene (Griekenland) te vliegen. Gesteld noch gebleken is dat er een snellere vliegroute beschikbaar was. De passagiers stellen dat de vervoerder de passagiers had kunnen omboeken naar een alternatieve vlucht, in plaats van de vlucht in kwestie vertraagd uit te voeren. De passagiers hebben echter nagelaten om aan te tonen dat er een snellere beschikbare vlucht met plaats beschikbaar was, zodat niet is komen vast te staan dat de passagiers sneller naar hun eindbestemming vervoerd hadden kunnen worden. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld. De vordering van de passagiers tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal worden afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.
5.7.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter