ECLI:NL:RBNHO:2022:605

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
9567391 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het fietsen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het fietsen. De zaak is behandeld in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 14 januari 2022 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, terwijl betrokkene zelf niet verscheen. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende bewijs beschouwd voor de gedraging waarvoor de boete was opgelegd. De verbalisant had verklaard dat hij betrokkene had gezien met een telefoon in zijn rechterhand tijdens het fietsen, en betrokkene had dit bij staandehouding niet ontkend. De kantonrechter oordeelde dat de enkele ontkenning van betrokkene na de staandehouding niet voldoende was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt. De uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9567391 \ WM VERZ 21-691
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 14 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden (fiets).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een Huawei met de rechterhand vasthield. Ik zag dat …tijdens het fietsen vasthouden met de rechterhand. Bij staandehouding zag ik dat het een Huawei betrof die ik herkende als het apparaat dat de bestuurder rijdend heeft vastgehouden.(…)”
Betrokkene is staande gehouden en heeft verklaard:
“Ik deed een ander muziekje op en ik keek een filmpje op mijn telefoon. Ik weet dat het verboden is.”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De verbalisant heeft verklaard dat hij zag dat betrokkene tijden het fietsen een telefoon in zijn rechterhand vasthield. Bij staandehouding heeft betrokkene dit ook niet ontkend. De enkele ontkenning nadien is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: