Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[de minderjarige] .
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 12 juli 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van een zorgregeling tussen de ouders van een minderjarige. De moeder had verzocht om de zorgregeling te beëindigen, stellende dat deze in strijd was met het belang van het kind. De Raad voor de Kinderbescherming steunde deze stelling en oordeelde dat een zorgregeling met de vader op dat moment niet in het belang van het kind was. De rechtbank volgde het advies van de Raad en de moeder, en wees het verzoek van de vader om de zorgregeling te handhaven af.
De procedure begon met een eerdere beschikking van 8 december 2021, waarin de zorgregeling was geschorst om de minderjarige de tijd te geven om het contact met de vader op te bouwen. Echter, na enkele bezoeken in januari 2022, kwam het contact weer onder druk te staan, wat leidde tot de huidige situatie waarin de minderjarige geen contact meer had met de vader. De rechtbank concludeerde dat de emotionele gesteldheid van de minderjarige niet in het belang was van een verplichte omgang met de vader.
De rechtbank benadrukte dat de beëindiging van de zorgregeling niet gelijk staat aan ontzegging van het recht op omgang, en dat de vader in de toekomst opnieuw een verzoek kan indienen als de omstandigheden wijzigen. De ouders werden aangespoord om samen te werken aan een oplossing die in het belang van de minderjarige is, en de rechtbank besloot dat elke partij zijn eigen kosten draagt.