ECLI:NL:RBNHO:2022:6188

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
9455033 \ CV FORM 21-6396
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door onvoldoende bewijs van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met Transavia Airlines C.V., een verzoek ingediend tot compensatie van € 1.200,00 wegens een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Amsterdam naar Sofia op 22 september 2019. De passagiers hebben ClaimCompass Ltd. gemachtigd om hen te vertegenwoordigen in deze procedure. De vervoerder, Transavia, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een wilde staking van de grondafhandelaar op de luchthaven te Verona, die de voorgaande vlucht had vertraagd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De vervoerder voerde aan dat de passagiers niet-ontvankelijk waren in hun vordering omdat zij geen machtiging hadden overgelegd. De kantonrechter oordeelde echter dat de passagiers zich door ClaimCompass Ltd. hadden laten vertegenwoordigen en dat het verweer van de vervoerder niet slaagde.

Vervolgens beoordeelde de kantonrechter de vraag of de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder had onvoldoende bewijs geleverd dat de vertraging uitsluitend het gevolg was van de staking en dat er geen andere oorzaken waren. De kantonrechter verwierp het beroep op buitengewone omstandigheden en oordeelde dat de vervoerder gehouden was tot betaling van de gevraagde compensatie. De proceskosten werden eveneens aan de vervoerder opgelegd. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.200,00 aan de passagiers en de proceskosten, die in totaal op € 364,00 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9455033 \ CV FORM 21-6396
Uitspraakdatum: 6 juli 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]
beiden wonende [plaats] (Bulgarije)
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: ClaimCompass Ltd.
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 21 september 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 13 januari 2022.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Lima (Peru) naar Panama City (Panama), van Panama City naar Amsterdam en van Amsterdam naar Sofia op 22 september 2019 en 23 september 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Sofia (vluchtnummer HV5739, hierna de vlucht) heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van € 1.200,00 en de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte. Daartoe heeft de vervoerder primair aangevoerd dat de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat zij geen machtiging hebben overgelegd waaruit blijkt dat ClaimCompass Ltd. gemachtigd is namens de passagiers de vordering in te stellen. Subsidiair doet de vervoerder een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het antwoordformulier heeft de vervoerder aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
De vervoerder voert primair aan dat de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat zij geen machtiging hebben overgelegd waaruit blijkt dat ClaimCompass Ltd. gemachtigd is namens de passagiers de vordering in te stellen. De kantonrechter overweegt als volgt. Het vorderingsformulier is door ClaimCompass Ltd. ingediend. Bij de gegevens van de passagiers hebben de passagiers aangegeven dat ClaimCompass Ltd. hen vertegenwoordigt. Het A-formulier is ondertekend door T. Mitkova, CEO van Claimcompass Ltd. en daarnaast door de passagiers zelf. Hiermee is naar het oordeel van de kantonrechter vast komen te staan dat de passagiers zich door ClaimCompass Ltd. willen laten vertegenwoordigen in onderhavige procedure. Het verweer ten aanzien van de nietontvankelijkheid van de passagiers slaagt daarom niet, zodat het verzoek hierna inhoudelijk zal worden beoordeeld.
4.4.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van méér dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Sofia. Op grond van de Verordening is de vervoerder in beginsel gehouden de passagiers hiervoor te compenseren, tenzij de vervoerder ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. Op grond van punt 14 van de Considerans van de Verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich onder meer voordoen in geval van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
4.5.
De vervoerder voert aan dat sprake is van een buitengewone omstandigheid als hiervoor bedoeld, te weten een wilde staking van de grondafhandelaar op de luchthaven te Verona, waardoor de voorgaande vlucht, vlucht HV5462 (Verona-Amsterdam) vertraagd is uitgevoerd. Volgens de vervoerder duurde de staking in totaal 24 uur en mocht er enkel tussen 16:00 uur UTC en 19:00 uur UTC niet gestaakt worden. Volgens de vervoerder heeft de vertraging van vlucht HV5462 doorgewerkt op onderhavige vlucht. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder een ‘OCC Management Report’ overgelegd. Hieruit blijkt volgens de vervoerder dat de staking van de grondafhandelaar plaatsvond bij de aankomst van vlucht HV5461 te Verona (voorafgaand aan vlucht HV5462). In verband met de staking zijn er restricties afgegeven door de luchtverkeersleiding, aldus de vervoerder. Vlucht HV5462 stond om 15:15 uur (lokale tijd) gepland te vertrekken. De luchtverkeersleiding heeft om 13:15 uur (lokale tijd) een nieuw slot van 15:59 uur (lokale tijd) aan het toestel toegekend. Hierna heeft de luchtverkeersleiding de slot meerdere malen gewijzigd met als laatste slottijd 19:53 uur (lokale tijd). De vlucht is uiteindelijk om 19:38 uur (lokale tijd) vertrokken, aldus nog steeds de vervoerder. De vertragingscodes die bij de slotberichten worden vermeld zijn SE 82 en CE 81. Code SE 82 staat voor: “ATC Staffing; Unplanned staff shortage reducing expected capacity; ATFM due to ATC STAFF/ EQUIPMENT ENROUTE.” Code CE 81 staat voor: ‘ATC Capacity; En Route; Demand exceeds or complexity reduces declared or expected ATC capacity. Airport: Demand exceeds declared or expected ATC capacity.” De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat de slotberichten horen bij vlucht HV5462, hetgeen blijkt uit de code TRA26Y. Vlucht HV5462 is om 21:23 uur (lokale tijd) te Amsterdam geland.
4.6.
Middels de slotberichten heeft de vervoerder voldoende aangetoond dat vlucht HV5462 onderworpen was aan restricties. De door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties vormen in beginsel een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft geen vluchtrapport overgelegd van vlucht HV5462, maar uit productie 1 bij het verweerschrift blijkt voldoende wanneer de voorgaande vlucht uiteindelijk is vertrokken en wanneer deze in Amsterdam is aangekomen. Van de vlucht in kwestie is echter evenmin een vluchtrapport overgelegd. Hierdoor valt niet na te gaan of de vertraging van deze vlucht is veroorzaakt door de vertraging van de voorgaande vlucht, of dat er wellicht (mede) een andere oorzaak aan deze vertraging ten grondslag lag. Gelet op de omkeertijd te Amsterdam van 53 minuten (van 21:23 uur lokale tijd tot 22:16 uur lokale tijd) valt dit niet uit te sluiten. Daarbij komt dat volgens de vervoerder in het ‘OCC Management Report’ met betrekking tot de onderhavige vlucht is vermeld “Due late arrival flight HV5462, and no spare capacity”, maar dat dit niet in het overgelegde OCC Management Report is terug te lezen. Het is aan de vervoerder om voldoende gegevens te verstrekken, opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen, hetgeen de vervoerder heeft nagelaten. Het beroep van de vervoerder op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden wordt dan ook verworpen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
4.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal het verzoek tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De vervoerder heeft tot slot nog aangevoerd dat hij niet binnen een zeer korte termijn de betaling kan verrichten. De vervoerder wenst dat aan hem een termijn van drie weken wordt gegund te rekenen vanaf de dag van betekening van het vonnis. De kantonrechter stelt geen termijn voor betaling, zodat hieraan voorbij wordt gegaan.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt.
4.9.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.200,00;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 240,00 aan griffierecht en € 124,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open