ECLI:NL:RBNHO:2022:6193

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
9434661 \ CV FORM 21-6181
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht en vertegenwoordiging in luchtvaartgeschil

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is de passagier, vertegenwoordigd door DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., in een geschil verwikkeld met de buitenlandse vervoerder Deutsche Lufthansa AG. De zaak betreft een verzoek tot terugbetaling van een reissom na een eerdere tussenbeschikking waarin de passagier de gelegenheid kreeg om te reageren. De passagier heeft echter niet gereageerd op de tussenbeschikking van 4 mei 2022, waardoor de kantonrechter de zaak voor beschikking heeft gezet.

De kantonrechter heeft allereerst de internationale rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld, gezien de vervoerder gevestigd is in Keulen, Duitsland. De rechter concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn die de bevoegdheid van de Nederlandse rechter uitsluiten, en dat de vervoerder de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet heeft betwist. Dit leidt tot de conclusie dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen op basis van artikel 26 van de Brussel I bis-Verordening.

Vervolgens heeft de kantonrechter het verweer van de vervoerder over het ontbreken van een volmacht van de gemachtigde van de passagier beoordeeld. De rechter oordeelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de bevoegdheid van DAS om de passagier te vertegenwoordigen, vooral gezien het feit dat de vervoerder heeft aangegeven dat de reissom al aan DAS is voldaan. Aangezien de passagier niet heeft gereageerd op de stellingen van de vervoerder, neemt de kantonrechter aan dat de reissom van € 1.252,28 reeds is terugbetaald.

De kantonrechter wijst het verzoek van de passagier af en legt de proceskosten op aan de passagier, die ongelijk heeft gekregen. De kosten worden begroot op € 124,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 62,00 aan nakosten, met wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na betekening van de beschikking. De beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper en is uitvoerbaar bij voorraad, waarbij tegen deze beschikking geen hoger beroep openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9434661 \ CV FORM 21-6181
Uitspraakdatum: 29 juni 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa AG
gevestigd te Keulen (Duitsland)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het verloop tot 4 mei 2022 wordt verwezen naar de tussenbeschikking van die datum. In voormelde tussenbeschikking is de passagier in de gelegenheid gesteld om te reageren op hetgeen in die beschikking is overwogen, waarna de vervoerder een termijn zou worden gegund om op de reactie van de passagier te reageren.
1.2.
De passagier heeft niet gereageerd. Vervolgens is de zaak voor beschikking gezet.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Nu de vervoerder gevestigd is in Keulen (Duitsland) heeft het onderhavige geschil een internationaal karakter. Daarom dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van het verzoek kennis te nemen. In de stukken zijn geen aanknopingspunten te vinden op grond waarvan de kantonrechter kan beoordelen of zijn bevoegdheid voortvloeit uit andere bepalingen van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I bis-Verordening). Nu er geen gerecht is dat krachtens artikel 24 van de Brussel I bis-Verordening bij uitsluiting bevoegd is, dient vervolgens getoetst te worden aan artikel 26 van de Brussel I bis-Verordening. De vervoerder is verschenen en hij heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet betwist. Dat betekent dat op grond van artikel 26 van de Brussel I bis-Verordening de Nederlandse rechter bevoegd is om van het voorliggende geschil kennis te nemen.
2.2.
Ten aanzien van het verweer van de vervoerder over het ontbreken van een volmacht, wordt als volgt overwogen. Op grond van artikel 80 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de kantonrechter verlangen dat de gemachtigde een schriftelijke volmacht overlegt waaruit blijkt dat de gemachtigde inderdaad bevoegd is om de passagier te vertegenwoordigen. De kantonrechter ziet echter geen enkele reden om te twijfelen aan de bevoegdheid van DAS om de passagier te vertegenwoordigen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de vervoerder (meer) subsidiair aanvoert de reissom reeds te hebben voldaan aan DAS. Indien de vervoerder meent dat DAS niet gemachtigd is op te treden namens de passagier, valt niet in te zien waarom de vervoerder aan DAS zou hebben betaald. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan dit verweer.
2.3.
De passagier heeft niet gereageerd, waartoe hij in de tussenbeschikking van 4 mei 2022 in de gelegenheid is gesteld. Er is dan ook geen aanleiding om van het voornemen tot ambtshalve aanvulling van de rechtsgronden uit te gaan, nu ook de vervoerder in zijn verweerschrift deze (aangevulde) rechtsgrond van het verzoek tot uitgangspunt heeft genomen. Ten aanzien van de vordering tot terugbetaling van de betaalde reissom, heeft de vervoerder als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat de vervoerder reissom reeds aan DAS heeft gerestitueerd van € 1.252,28. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder een betaalbewijs overgelegd. Nu de passagier hier niet meer op heeft gereageerd, neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat voormeld bedrag reeds is terugbetaald. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
2.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De verzochte rente over de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst het verzochte af;
3.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van deze beschikking tot aan de dag van gehele betaling;
3.3.
verklaart deze beschikking, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open